De werken. Deel 22. Brieven aan Cd. Busken Huet 1869
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendXIX
| |
[pagina 162]
| |
kan zien? Gij wenscht goelijke gedweëe luidjes, een beetje lamzalig door tevredenheid, tout est pour le mieux etc, en Gij vermeidt er U in, ieder onderwerp à facettes te slijpen als of dat rust gaf! Gebrek aan fantasie, ik beken, de mijne wordt wat laauw, wat schemerziek, want heden ochtend was Quack hier en hij voorzag Uw wederkeer tot vroeger idealen. Het is mij uit het Kruis en de Halve MaanGa naar voetnoot1 niet mogen blijken, al ben ik het met Quack eens, dat een geest, die après tout meer vrede heeft met Dozy dan met Thijm, op den duur niet aan het woord Liberaal den willekeurig gegeven zin zal blijven hechten. Op ons standpunt, liever van ons standpunt, hebben wij in den laatsten tijd een paar groote schreden voorwaarts gedaan, en in den schoolstrijd werd eerst het onhoudbare van het Christendom boven geloofsverdeeldheid opgegeven. Toen ging men zich te goed doen op de neutraliteit, thans vloog ook deze in de kaars en we komen er voor uit, dat wij ten behoeve der toekomst de jeugd aan de wetenschap willen toevertrouwen. ‘Aufrichtig zu seyn kann ich versprechen,’ zegt Goethe, ‘Unparteiisch zu seyn aber nicht.’ | |
30 Junij.Doorenbos kwam gisteravond praten, de goede man, die steeds onder zorgen gebukt gaat, - maar door zijne studie voor het gemis van velerlei ander genot wordt getroost. Hij was in lang niet bij ons geweest, - hij had nu haast vacantie. Als ik hem gelooven mag, dan hebt Ge ongelijk in Uwe klagt over de zeldzaamheid van bewonderaars, ik had bewondera- | |
[pagina 163]
| |
ressen moeten zeggen, van Vondel. Hij kent er onder zijne leerlingen, onder oudere dames zelfs, die met Vondel begonnen, aan Hooft gingen, die nu zelfs Breêro's Spaansche Brabander aan de hand van Eelcoo Verwijs genieten. He? wat zal Holland er anders uitzien, als Gij weerkeert, niet alleen door spoorweg-verbindingen te Rotterdam en te Amsterdam - eindelijk aangenomen wetten - ook door eene maatschappij, die het onderwijs herschiep. Talenten als die der Parlementaire Portretten zullen overvloeijen; van warhoofden als Vreede geen sprake meer zijn. Het zal veel zijn, als men U aan den staart der beschaving nog een plaatsje zal gunnen, pour moi, je serai oublié, une perruque. We zijn Zondag in het Haagje geweest: ik verlangde Vosmaer over den zeeschilder Bakhuyzen te spreken, maar hij deed iets beters; hij bezocht een zieken zwager. Wat heeft de malice er zich, toen Lion's ongesteldheid een ernstigen keer dreigde te nemen, met U vermaakt, de telegram om U ter hulp te vragen voor het Dagblad was, beweerde men, reeds gesteld. Ge zoudt niet gekomen zijn, houd ik er voor, ook al was Lion's inkomen lucrativer geweest. Eerst beliep het maar f 5000, zegt Quack, later is het om de bijzondere verdiensten f 7000 geworden. Zegent Gij nog wel eens Uw gelukkig gestarnte, dat U behoedde Uw opstel contra Lion in der tijd het licht te doen zien? Nijhoff had den wil van de reis niet, het Vaderland kwam ter sprake. En heb ik inderdaad Van der Kulk geprezen? Och, dat ik leesbaarder schreef, en deze mogt overschrijven eer zij ter post gaan. Maar neen, de stijl zou er bij winnen, een model van calligraphie is buiten mijne magt. Intusschen, wat ik goeds van Van der Kulk gezegd heb, ten gevolge van een gesprek met mijn jongen vriend V., moet zich tot zijn karakter hebben bepaald, zijn talent ne brille jusqu'ici que par son | |
[pagina 164]
| |
absence. V. had hem door Jufv. B., toen zijn meisje, nu zijne lieve, bevallige vrouw aan den Helder leeren kennen. Maar waarom hier verder over uitgeweid? Mijne volgende brieven deden U mijne opinie over 't Vaderland kennen en al wederlegt het heden op het voetspoor van Keuchenius Uw opstel over Verkoop van Grond, bewonderen doe ik het niet. ‘Toch wint het abonnés’ zei Nijhoff. ‘Door zijn fatsoen’ schertste ik. ‘Och dat. Geel nog leefde’, kreeg Nijhoff erbij, ‘hij zou U zijn compliment maken over den weergaloozen troep leuteraars, dien Gij voor Uwe correspondenten hebt bijeengescharreld! de vervelende stijl is er een nieuwe nuance rijker door geworden. De menschen kunnen niet zeggen: In Holland beoordeelt men Friesland scheef’, maar dan wordt het: ‘Wanneer men in de meer zuidelijk of westelijk gelegen gedeelten van ons Vaderland zich bezighoudt, het zij in het gezellig gesprek het zij in openbare geschrifte, met de noordelijke en oostelijke provinciën van het rijk der Nederlanden, dan....’ Maar wie zou zulk een zin willen voltooijen? Zeur, zeur alleen! Sedert voor eenige dagen de regen heeft opgehouden, hebben wij een zachten winter, de noordenwind geeft een blaauw uitspansel, waaraan het zonlicht meer kwijnt, dan prijkt. Het was Zondag koud in het bosch, Mevrouw Bosboom had gewandeld maar betreurde het, hare douairière-kleeding niet te hebben aangetrokken. In het Badhuis was de tafel - een honderdvijftigtal gasten - vrij geanimeerd, maar na den eten lokte het strand niet tot wandelen uit en het zitten op het terras had niets prettigs. Ik geloof, dat we dezen zomer zooveel minder warmte krijgen, als wij in den verleden te veel ontvingen, il y a compensation. Zondagavond op de platform, perron, waarom mag ik niet zeggen stoep, van den Holl. Spoorweg te 's Hage, ont- | |
[pagina 165]
| |
moette ik Prof. Kühne. Hij had de Tentoonstelling van Schilderijen niet bezocht - de clou der verzameling, de stukken van Jaroslav Czermak te Parijs, had hij reeds elders gezien. ‘Ik had die clou wel willen missen’, was mijn antwoord. Hij gaf me toe, dat Oorlogsbuit, Jonge Christinnen door Bachi-Bouzouks geschaakt om haar ter markt te brengen, (zonderlinge catalogenstijl, schaken is geen synonym van rooven, ook schaakt men niet om te verkoopen!) - zich door weinig piquants onderscheidde. Een rotsige streek geeft gelegenheid hier liggende en staande vijf modellen van vrouwen aan te brengen, die geteisterd en geschaakt heeten, wat haar bezwaarlijk valt aan te zien, hier aan den voet des bergs ligt een Baschi-Bouzouk zijn sigaar te rooken, aan de andere zijde een monster van een vent, dat Jaroslav zelf moet zijn, rookt uit een turksche pijp. En de Razzia? is dezelfde Jaroslav, breed geschouderd, ruig behaard, die eene naakte vrouw meêneemt, - waar a staat ligt haar verslagen man, b is een dood kind, er is rook op het schilderij, bij alle razzia's heb je brand.Ga naar voetnoot1 ‘Er hat sich selbst mahlen wollen’. ‘Und eine nackte Frau,’ de commissie kende hem eene medaille toe - de stukken zijn eigendom van het Belgische Gouvernement. Maar te veel over schilderijen, bij welker beschrijving ik uit weerwraak nog al zoo iets van Uwe fantasie heb geeischt. ‘Wat hebt Gij dan heden in den Haag gezien?’ mogt ik Kühne vragen, die een Parijzer celebriteit (in microscopie) te gast had en dezen de honneurs de la Haye deed. Wasz wir gesehen haben? Das einzige, wasz aber auch allein die Mühe einer Reise nach Holland lohnet - wasz | |
[pagina 166]
| |
ich, wenn ich bald wieder in Berlin bin, nie vergessen werde, wir haben Rembrandt gesehen!’ Het was de Simeon in den Tempel, die hem dus in verrukking zette, excentrisch als hij in alles is, heeft hij in de Hollandsche school, als in alle dingen, geloof ik, slechts oog voor het hoogste, maar dat dan ook tot neerknielens toe. Het gesprek kwam van zelf op zijne tegenwoordige positie alhier, die niet van de aangenaamste is. Er zijn voor zijn laboratorium 20 mille meer uitgegeven dan het bestek toeliet, en nog eischte hij 20 mille ter completeering - ziedaar de bron zijner moeijelijkheden met den Raad. - Ich docire die Wissenschaft und frage nicht ob die Jungen lehren, ziedaar waarmede zijne collegas de Curatoren tegen hem in het harnas jagen. Het eerste geeft hij toe, maar beweert hier gekomen te zijn onder belofte en met vrijheid, alles naar zijn wensch te zien ingerigt en te mogen inrigten. Het tweede loochent hij te hebben gezegd, maar erkent het meerendeel der studenten zoo achterlijk te hebben gevonden, dat hij niet tot die idées d'intelligence af kon dalen. De aanhef van een Uwer laatste opstellenGa naar voetnoot1 kwam mij voor den geest; het beeld was zoo goed geteekend. ‘Och,’ zeide ik, ‘men heeft hier een ploegpaard noodig, and you are a race horse! maar spijten zou het mij voor mijn land, als Gij naar Berlijn terugkeerend, ons als de Chineezen van Europa schetstet!’ | |
[pagina 167]
| |
Hij was beleefd genoeg om te zeggen, dat hij te veel hupsche menschen in Amsterdam had aangetroffen, enz., enz., - maar wij weten les exceptions prouvent etc. Fock had de trage raadsleden een oogenblik door het uitzigt op eene Amst. Universiteit gebiologiseerd - maar de 12 mille door Donders geëischt kon hij er niet doorhalen, en Kühne vindt zich, nu hij verdwenen is, in zijne gegronde verwachtingen teleurgesteld. Voeg daarbij den nijd, den schrik, de koddige ontsteltenis zijner ambtgenooten, grootendeels eerzame hoenders, die verbaasd aanzien, dat het eendje te water gaat en niet verdrinkt! Pruiken in Utrecht, pruiken in Leiden - ons drietal doctrinairtjes, - Groningen onbeduidend, lieve Hemel, welk een boel, waaruit men zich niet eens mag vleijen, dat één man ons zal of kan verlossen. Jorissen bilieus, irascibel, taquin zelfs wordende tegenover den eerzamen besten Fruin! Het deed mij dubbel plezier van Quack te hooren, dat hij schik in zijne betrekking heeft, dewijl de studenten zoo trouw bij hem opkomen. Hij was thans volmaakt tevreden. Hij hoopt een goed gedeelte der vacantie te besteden aan eene studie over Martinus van der Hoeven. Al houdt Gij U zelven vast voor een volleerd klimaatschieter, Ge loopt er nog geen gevaar voor, zoolang Gij geduld blijft hebben, mijne brieven niet slechts te ontcijferen, maar ook met de sprongen, die ik er in maak, voor lief te nemen. Houd het ten goede, als ik schiften, ordenen en rangschikken moest, kwamen zij niet op de post. En daarom nog een woordje over de Tentoonstelling. Bilders en Bosboom hebben hun naam waardiglijk opgehouden. J.M. Schmidt Crans gaf gedachten in zijne Antwerpsche Uitgewekenen na de komst van Alva, schoon die stof beter voor de pen dan voor het penseel geschikt is. Die togt door | |
[pagina 168]
| |
de rulle sneeuw is voor menschen uit den hoogeren stand onloochenbaar eene kwelling, - die aanzienlijke vrouw in de huifkar met een voorganger in den geloove in den bijbel lezende, geeft het onderwerp aan, - maar eigenlijk verplaatsen in den tijd - ach, verg toch van deze kunst niet, wat alleen gene vermag. Bles is aardig voor den grooten hoop in zijne Vadermoorders. ‘Het wil al muizen, dat van katten komt.’ De opwassende jeugd van een geestig officier uit de achttiende eeuw vermaakt zich met soldaatje spelen, zijn Benjamin blaast op de horen, zijn Ruben steekt met de lans dat de kamerkroon heen en weer giert - zijne Dinah legt met een snaphaan op hem aan, tot de oude meid toe, moet met pijl en boog deelnemen aan het gevecht. - Ziet Gij de menigte niet, die er voor staat en zich amuseert? De Kinderen der Weduwe. Moeder komt uit de kerk tehuis - en haar kroost heeft de kamer in rep en roer gebragt; een enkele, de oudste jongen moge zitten te schrijven, te peinzen, een ander kind, haar oudste meisje, daar zij het meest aan hebben moest, buigt zich de leden uit het lid om in een spiegel te kijken. Bles had immers dit onderwerp al uitgeput, en het vorige ook, in de Weduwe van den Officier. Daar hebt Gij dien vechtzieken jongen, het meisje, dat niet droef meer is en, mooist van allen, de kapitein, die, over het weeuwtje zittende, haar weergaas aardig vindt! De ledige Plaats. Daer sat ick in den rouw. Als welgevoeghde paren,
Die tot gemeenen troost aan een versegelt waren,
Het scheyden overkomt, dat is een droeve smert,
Ja, gaet tot aen het merg oock van het innig hert.
Die laatste lamme regel moge den twee en tachtigjarigen Cats te vergeven zijn, ik doe het Bles niet, dat hij dezen nog | |
[pagina 169]
| |
bewondert. Het is te ergerlijker omdat het gansche schilderijtje niets met Cats gemeen heeft, dat het speelt in een tijd, toen Cats al lang ter ziele was, - de zoon van den weduwnaar geworden Majoor, ‘Sophie, is 't een Majoor? ik ben in de graden niet thuis.’ ‘Och van die uniformen weet ik niets!’ nu dan, de jonge man op het schilderij droeg een schorseneeltje in den nek. Maar de man zelf, die naast den aangeschoven stoel zit, waarop nog een kussen ligt, maar de man, die geen lust heeft om het bord soep, dat voor hem staat, te proeven, maar de man, die U aanstaart en toch niet ziet, hij is treffend. Gij gevoelt zijn jammer meê! Bles heeft een stouten greep gewaagd, die hem gelukte, de jonge officier, blijkbaar de zoon, buigt zich snikkend over het tafellaken - maar de smart, die Gij ziet, is grooter dan de smart, die zich verbergt. Een laatste trek: des Majoors allerliefste dochter staat achter hem en spreekt hem toe, of zij hem opbeuren mogt, zoomin als hij U ziet, hoort hij haar. Israels is alledaagsch, Antje van Duin, een visschermeisjes portret en Een huisgezin, een vischventster, die door de ruiten naar haar oudste meisje kijkt, bij een wieg de wacht houdende. Hij zou uit te staan zijn, als het niet van navolgingen wemelde, thans wenscht men het genre op den bodem der zee, om er in geen honderd jaren van te hooren. Of herboren te worden, zooals het bij Elchanon Verveer gelukte: De Invaliden der Zee. Vier oude visschers op een bank aan het strand der zee. Rochussen overdreef zijne liefhebberij om ons te laten raden door zijn Jacoba van Beijeren bij het lijk van Jan van Arkel. En toch, wat is eene liefde tot studie, eene mate van kennis als de zijne, schaarsch onder onze artisten. De eenige, die in | |
[pagina 170]
| |
dit opzigt, maar op een heel ander gebied, met hem kan wedijveren, is Alma Tadema. Hij heeft voor ditmaal Egypte en Griekenland verlaten, hij is Rome ingegaan, het Rome, dat volgens Niebuhr slechts in de overlevering bestaat. Niet minder heeft hij er een waarlijk trotschen Tarquinius uit medegebragt. ‘Toen de afgezanten van Gabii Tarquinius om raad vroegen aangaande het bestuur hunner stad, antwoordde deze hun niet, maar sloeg, daar zij juist bij een papaverbed stonden, de boven de andere uitstekende slaapbollen af.’ Raad vragen over het bestuur eener stad valt moeijelijk door het penseel te veraanschouwelijken, maar ik mag in geene herhaling vallen. Gij, erger U niet aan de raadsheeren in het wit, met een schotel waarop sleutels liggen, zie alleen naar de bloemen en naar Tarquinius. Dat Tadema zin heeft pour les filles élancées de Flore, dat bewees U het meisje, dat Ge, geloof ik, hier nog gezien hebt, het meisje, dat zich beurt om de geuren te genieten. Hier heeft hij kleur weer te geven, het zilverig witte groen dier bladen, op welke een regendrup niet vervloeit, maar parelt, die slanke stengels, van welke men zeggen zou, dat zij zich schamen uit den grond oorsprong te hebben genomen, die wuivende, schitterende, oog zeerdoende bloemen. Welnu. al de trots wordt overtroffen door het gebaar der hand, dat de hoogste toppen met eene enkele beweging heeft afgeslagen, zie, ze hangen half verwelkt langs dat gouden scheptertje, voor 't welk ik een beter naam zou hebben, als ik den tijd had, een boek over Romeinsche Antiquiteiten na te slaan. Wat zoudt Gij er bij winnen? Niet, wat ik eigenlijk wenschte, dat Gij zaagt, de hooghartige houding, welke Tarquinius, even schoon als slank in zijn paarsch gewaad, niet aanneemt, maar van nature heeft, niet zijn koelen blik, dien ik trots in ruste zou willen noemen, C'est son goût à lui, que le nivellement! | |
[pagina 171]
| |
Den 1 Julij. De Couranten vieren feest, en faisant bonne mine à mauvais jeu. Echt Hollandsch komt, weken nadat de afschaffing van het zegel bepaald was, de werkstaking der drukkers achteraan. Ik misduid den luidjes de poging niet, hun lot te verbeteren, maar ik vind het jammer, dat zij er zoo laat mee komen. Of zou de internationale propaganda niet eer ten onzent zijn doorgedrongen? Zoo men zegt, hebben Handelsblad en Nieuwe Rott. toegegeven, het Vaderland was reeds vooruit en règle. Verleden mail zond ik U Lief en Leed,Ga naar voetnoot1 Gij hebt zeker reeds vóór de ontvangst dezes den naam der schrijfster geraden. Inderdaad we zouden ons zeer bedriegen, als het niet Uwe oude kennis, Jufvrouw M. was. Is deze nu Mevrouw Z.? Zoo ja, dan verbaast mij het practische der ontknooping niet meer. De Gids is gister-avond gekomen. Gij kunt met Du Rieu de Wapententoonstelling genieten - 't is in alle geval niet zulk een zware kluif als de Haven van Ostia - de Maan der KennisGa naar voetnoot2 is een kolfje naar Uwe hand - Gij zult toch spoedig wel verpligt zijn, de voordeelen van het cultuurstelsel uit het sanskriet te bewijzen - bij den tegenwoordigen stand der Tweede Kamer heeft zelfs de Lentegift kans te slagen. Edgar Quinet - Gij hebt mij eens bizarre gescholden, vindt Gij, dat ik het ook ben als ik J.A. Sillem over alles wat welluidt in de muzijk wil aanhooren, maar als het Quinet geldt, liever tot Quinet zelven ga? Met TieleGa naar voetnoot3 zie ik U al een lans breken - doe het vrolijker, dan toen Gij met hem op het terras van Maywald te Cleef stondt te praten en Mevrouw Huet, Sophie, Gideon en ik in Uw beider schaduw bleven, als vleermuizen, want helder licht ging van U beidjes niet uit. | |
[pagina 172]
| |
Lieve Hemel, welk een aankondiging van Christine Muller! Mevrouw Huets welkome letteren hebben ons over Gideon ontrust, - moge hij bij ontvangst dezes weder volkomen wel zijn. Uwe zuster Charlotte, die het eerst in Doetinchem koud had, zal het nu te Oosterbeek niet warm hebben. Ah, le plaisir de la campagne! De uitkomst bewijst het, ik ben te moeijelijk, om Uw leesgezelschap behoorlijk van boeken te voorzien. De gansche maand is niet verloopen, zonder dat mij degelijke werken ter bezigtiging werden aangeboden, maar als ik mij dan de dames van het gekostumeerd bal voorsteldeGa naar voetnoot1, ontzonk mij de moed. En dan dat tooneel met Dertig jaren van het Leven, enz. met die tronies in den Java-Bode! Och, het is hier niet beter, waar Offenbachs muzijk aan de orde van den dag is, waar Tossali zijn toeloop dank heeft te weten aan de blanke schouders en mooije beenen van Fräulein Latournay, maar voor die luidjes zou ik dan ook geen lectuur kunnen kiezen. Uw feuilleton alleen kan daarin verbetering brengen. Quack heeft mij verteld, dat er weer kwestie is geweest van het ophouden van de Gids; - a propos, zijn Polit. Overzicht neemt Gij immers in Uw dagblad weer over? Blijkbaar leggen de oude luidjes het af, - Muller had het te druk met het Centraal-station en behaalde daarin na zes jaren strijds werkelijk eene zege. Zimmerman leeft slechts als er candidaten te maken zijn. Kingmaker was another thing. Schneevoogt verdient geld met consultative practijk of amuseert zich op Heijenoord, de Leidenaars worden duf, duffer en dufst. Quack heeft mij beloofd voor den volgenden Jaargang ook de Politiek van het Binnenland op zich te nemen, au | |
[pagina 173]
| |
risque van met Buijs te breken, deze heeft eigenlijk maar twee bewonderaars, de couranten, die zijn ‘past op Uw neuzen’, altijd even nieuw en even geestig vinden, en Groen die zijn Profetiën toepast. De vorige maand zou Buijs een stuk hebben geleverd, maar kwam niet klaar - deze maand idem, men ziet voor 't Augustus Nr een uitbreiding tegemoet van den Psalm Ai ziet, hoe zoet, hoe lieflijk is 't als zonen
Van 't zelfde huis enz.
of het geluk, zaken af te doen in plaats van te twisten. Mijn proza legt het niet zonder voorbedachten rade af bij de poëtische aanhaling - want dat stuk zal geschreven worden op Berg en Dal, het hotel door hem en de Vrienden te Beek gesticht, daar men niet genoeg te eten krijgt. Menu: aangelengde soep. Ossenvleesch met spinazie. Rundkalfsvleesch met sla. Podding groot genoeg voor de helft der gasten. Het stukje zal en proportion sober uitvallen. Vele groeten, ook van uw broeder Charles, van ons aan U drietjes. De Uwe. |
|