De werken. Deel 22. Brieven aan Cd. Busken Huet 1869
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendXIII
| |
[pagina 110]
| |
echtgenoot, de Professor, Mevrouw Asser en dito, Professor Hoekstra, zonder echtgenoot en de Heer Egeler, een man van de Gasfabriek, een man van gezond verstand, de drie bovengenoemde Professoren waard, en nog een vierde gast met dien titel erbij, de Hoog Geleerde Heer Boot, die geen scherts over zijn latiniteit verstaat, en maar niet begrijpen kon, dat men den bewonderaar van Simplicius à faire neemt, om van Zuylen en Heemskerk te negeren, zie de Spectator in voce. Er werd kunst beschouwd, door de dames de kast van De Ruyter, door de Heeren eene portefeuille met teekeningen, er werd over de onderwerpen van den dag gepraat, de tentoonstelling van wapenen, het bezoek des Konings, de Indische Spoorweg-Leening, er werd gesoupeerd en gedronken, beide keurig, hoop ik, ik was in een luim van abstinentie - eindelijk sloeg l'heure de la délivrance en wij reden huiswaarts. Ongetwijfeld had de gastheer het goed gemeend, maar of hij bewijs van tact gaf, zoo velerlei vreemdsoortigs bij een te brengen? J'en doute. Wij waren den ochtend van dien dag met de Bosbooms naar Haarlem geweest - een mooije toer, den Hout door over Elswoud naar Velzerend - op Sorghvliet was nog geen teeken van bewoners te zien. Tant mieux. - Verleden jaar ben ik er aan ontsnapt, K. er te moeten groeten, van 't jaar hoop ik even gelukkig te zijn. De Nachtegaal schijnt verhuurd, ik weet echter niet aan wien. Velzerend wint bij de opgravingen van de grondslagen van het slot, - de ruïne, slechts geschoord waar de afbrokkeling het eischte, maakt een treffenden indruk. Bloemendaal was intusschen als landschap la fleur du trio, want het eikenhout van den Aarderweg zag nog graauw en om Velzen is het zelfs in den zomer koud. De overige dagen met de Bosbooms waren zeer aangenaam, om den anderen dag zetten een paar vrienden den disch wat leven bij. Maandag waren het de jonge Doctor W. Rive | |
[pagina 111]
| |
en Mr. J.C. de Vries. Woensdag Uw broeder en zuster en Doctor H.F.R. Hubrecht van de Handelsschool, een enthousiast liberaal. In zulk petit Comité zijn de Bosbooms het aardigst, zij beweegt zich vrij en viert haar geest bot, hij is onbetaalbaar, als hij de romances der nieuwere opera's parodieert. Maandagavond hadden wij een intermezzo, het alleronverwachtste van allen. Er werd een heer aangediend, - Mevr. Bosboom was een half uurtje naar boven gegaan, - ik zou anders belet hebben gegeven, maar zag er nu geen reden toe. Bosboom zei niets en de Vries evenmin. Wel keken zij zwart - mais la parole est donnée à l'homme pour dire sa pensée. Vrij waren slechts Sophie, Willem Rive en mijn persoon. ‘Laat Mijnheer van Vloten boven komen, Betje!’ Een oogenblik later eclipseerde Bosboom om Mevrouw te waarschuwen, nog een beetje boven te blijven, eerst toen de booze duivel weg was, dorst hij te zeggen: ‘ We hebben hem gezien, hij had klaauwen en een staart!’ ‘Omstreeks de Zeeuwsche stad, men noemt haar Brouwershaven’, dobbert op de reede de Kosmopoliet No. II met 130 man troepen aan boord onder ik weet niet welken kapitein, maar ook onder ik weet wel welken Luitenant, Willem N., de neef van onze vriendjes. Hij. heeft van Mevrouw aan Mevrouw een langen brief mede. Ik weet niet wat daarin staat, ik geloof heel veel goeds van den jongen man, maar wat hem bij Mevr. Huet het meest zou aanbevelen, de historie zijner eerste liefde, daarvan rept zeker de epistel geen woord. Ik heb ook geen verlof, er iets van te melden, maar de jongen zal erbij winnen daarmee te worden geïntroduceerd, en dus fi de la discrétion. Gedurende dezen winter was Jufvrouw X la beauté de la saison te 's Hage, de dochter van een resident ten Uwent, waar? ja, in die onmetelijkheid hebben de plaatsen zulke | |
[pagina 112]
| |
onmogelijk te bewaren namen. Willem moet haar onderscheiden hebben, Willem moet zich toegang ten harent hebben verschaft, - Mevr. X is met hare dochter te 's Hage. Une fille est au mieux sous l'aile de sa mère
en Willem heeft met haar gedanst et ce qui plus est, met haar gewandeld, maar is wijs genoeg geweest, zich voor eene verklaring te wachten tot: Hij der dames aankondigde, dat de dag van zijn vertrek was bepaald. Toen ging la beauté de la saison de kamer uit en kwam een oogenblik later weer binnen met een vergeet mij nietje in haar ceintuur. ‘Willem’ vertelde Mevr. B., ‘Willem begreep, dat hij zulk een meisje niet voor kon slaan, tien jaren op hem te wachten.’ En Mevr. X. begreep het ook, zij deelde hem een poosje later het engagement harer dochter mede met den zoon eens bankiers, zelf al deelgenoot in het huis. ‘Une fille est un oiseau,’ neuriede ik, en toen Mevrouw B. mij bestrafte, beweerde ik, dat zij een roman uit onze dagen schrijven moest. ‘En Willem,’ besloot zij, ‘heeft er nog een paar bezoeken afgelegd en geen woord over zijn geheim gesproken.’ Mevr. Huet zal het hem evenmin doen, maar toch met belangstelling dien jongen man van karakter met den Kosmopoliet II zien opdagen. Heden een jaar waren wij saam op de Leidsche Gracht - moge het nu ingetreden tijdperk een rustiger, een gelukkiger zijn dan het voorbijgegane. Uit Uw brief van 22 Mrt. gister avond ontvangen, zie ik, dat Gij met genoegen werkt en satisfactie hebt van Uwen strijd, - que veux-je de plus? Ik wil niet zeggen, een doel Uwer meer waardig, want het zonnigste land ter wereld blijft het schemerigst als de vraag zijn bestuur geldt - maar een kampioen wat degelijker dan | |
[pagina 113]
| |
Keuchenius blijkt te zijn. Hij blijft in zijne artikelen ver beneden de verwachting, die ik van hem koesterde, hij wordt hoe langer hoe meer de man in de mist. Maar het is misschien ‘mijn particuliere smake’ die slechts vrede hebben kan met de délices van het journalisme, van tijd tot tijd een fraai geschreven artikel over eene belangrijke kwestie - die zich met weerzin afwendt van the dregs of daily office. Mais savez-vous qu'elle est délicieuse, non ça ne suffit pas, qu'elle est colossale, votre prétention que vous n'abusez pas de la réplique à mes lettres? Als er iets is, waarover ik mij beklaag, dan is het, dat Gij noodeloos den afstand tusschen ons vergroot, door zelden te antwoorden op wat ik U schreef, als of wij in Java en Nederland ons niet, zij het ook met oneffen keel, konden beroepen. Ik ga U een bewijs geven, dat ik die dingen anders beschouw. Als Gij dezen ontvangt zal de Nederlandsch-Indische SpectatorGa naar voetnoot1. wel reeds in het licht verschenen, wel al in vollen gang zijn. En toch verheel ik het U niet, dat mij dit plannetje, het ploertendom door satire te verbeteren, ongerust maakt. ‘Ouden dag’ zegt Ge, lieve Vriend! Zie niet voorbij, dat Ge zelf de gulden twintig achter den rug hebt, dat Ge reeds zoo lang en zoo vruchteloos hebt gevochten. En dit nieuwe veld is voor een vernuft als het Uwe het gevaarlijkste, want anderen afmetende naar U zelven, zult Gij gelooven, dat men veel zal ten goede houden, dewijl Gij dat zoudt doen. De dolle Jean Paul zegt: ‘Men vergeeft alle satire, behalve de slechte, als men er zelf geschreven heeft!’ Maar de mijnheeren en mevrouwen, welke Gij in 't ootje zult nemen, hebben op zijn best iets gedaan aan de médisance. Gare à vous donc! Uwe Indisch-Europeesche maatschappij is verbazend met | |
[pagina 114]
| |
zich zelve ingenomen, maar trekken als die welke Gij van den ouden S. vermeldt en voor welker verhevenheid Gij zelf zin hebt, en die ik met nog andren zou vermeeren, als Gij niet op de plaats zelve waart, hebben ook hare waarde. Les défauts et les qualités se tiennent, al zijn ze dan ook niet zoo leelijk als Bilderdijk geluk en ongeluk schildert, staart aan staart gebonden. A propos van Bilderdijk - dezer dagen, ten behoeve van Bakhuizen van den Brink in den Spectator snuffelend, herlas ik Uwe opstellen onder dien titel: à quand donc la suite? Ik ben benieuwd of Gij Uw systeem van niet repliceeren tot nog toe ten opzigte over de noten bij Florence zoo hardnekkig volgehouden, ook op de Studien en Schetsen zult toepassen; fraai zou het U niet staan! En des ondanks, het is tien ure, buona notte, Pace e gioco sta con te. | |
4 Mei.Gister had ik geen tijd, een beetje met U te praten, en toch mag deze mail niet vertrekken, zonder dat ik over het Leesgezelschap heb geschreven. Schort het er aan, dat de beginselen moeijelijk zijn, of ben ik inderdaad de minst geschikte mensch ter wereld, eene keuze voor Uw publiek te doen? Ik vrees het laatste en mijne eigenliefde zou dus volstrekt niet gekrenkt zijn, als Ge mij een brevet van onbevoegdheid geeft! Ik koos ditmaal: Kuyper, de Nutsbeweging - mogelijk onder Uwen hemel door de meeste leden naauwelijks ten einde toe uit te lezen, en toch een der merkwaardigste pamfletten in den laatsten tijd verschenen, zoo als Kuyper zelf een der merkwaardigste onzer jongelui is. Gij herinnert hem U misschien uit den strijd over de kerkvisitatiën te Utrecht, verleden jaar uitgebarsten, en door de bezadigden, ook door den man van Doen | |
[pagina 115]
| |
door Laten, gesmoord. Opmerkelijk is het, dat de generatie, welke op de kleinkinderen van der Palm's volgt, van het ware midden niets weten wil. Kuyper is goede vrienden met Beets en Hasebroek, maar verheelt het beide niet, dat hij hen eigenlijk flaauwerts vindt! U is de gang der redeneering, de karakteristiek der elkander opvolgende Nutsbestuurders, zeker de 45 cent waard, die het boekske kost. Uwe Java-Bode bewijst, dat muzijk te Batavia als hier aan de orde van den dag is. Wagner wint veld tot in Parijs toe en ik geloof dus, dat das Judenthum in der Musik kans heeft met eenige belangstelling te worden gelezen. Intusschen zeg mij eens, of Uwe vrienden de zaak genoeg au sérieux nemen, om hen iets van Otto Jahn, Chrysander, Gervinus en Riehl en fait de musique voor te zetten? Jules Janin over de Lamartine aura le mérite de l'à propos et du style. Maar Comment se forment les Jeunes Gens -? Caarelsen, die de la Chaux als fransch boekverkooper is opgevolgd, zegt mij, dat E. Feydeau hier zeer wordt gegoûteerd! De blaadjes inziend liet het pourquoi zich raden, en wat het voor uw publiek zij, te stemmig of te saai zal het niet wezen: Du reste, si cela effarouche le conservatisme, dan kunnen wij het bij deze proef laten. Een andere vraag is of de weg voor de post niet te duur zal blijken. Voor deze boeken, te zamen f 4.40 kostende, belast ons postkantoor mijn boekje met f 1.90 port. Organiseer, nu het Dagbladzegel hier is afgeschaft ten Uwent een kruistogt tegen het porto van boekwerken. En ontleen de behoefte aan spoedige gemeenschap van gedachten dan aan.....Feydeau! Sophie verzoekt mij, haar verontschuldiger bij Mevrouw te zijn over haar weinig schrijven - ‘ik ben er de oorzaak van’, beweert zij, ‘dewijl ik het zoo vaak doe’. Om dat voorwendsel uit den weg te ruimen heb ik in den laatsten tijd beloofd, | |
[pagina 116]
| |
van eenige onderwerpen niet te zullen reppen, en als U deze gewordt, moet Gij een paar epistels hebben ontvangen. Thans bood ik haar ‘de Bosbooms’ aan, maar ‘dankje’ was haar antwoord, ‘het vlot tusschen die dames toch niet.’ Meer is mij niet meegedeeld, dan het verzoek aan Mevr. Huet den briefwissel niet te staken, dewijl de aanvankelijke beterschap door afdoende blijken zal worden gestaafd. Intusschen zou zij gaarne eens weten, hoe het gegaan is met zekere wonderlijke dingen, zou de Aristo Backer zeggen, ach! hoe zal ik ze noemen, tobbetjes of troggetjes, die à deux fins moeten dienen, in het eene als in het andere geval met water gevuld: Mevrouw herinnert zich zeker hoe wij om de voorstelling hebben gelachen. Die antithese met het fluks behandelde onderwerp - ‘het schandaal’ zal voor de reseda en de violettes de Parme zorgen, - de eene met dezen, de andere met den volgenden brief, om bij mogelijk scheuren der papiertjes het eene niet door het andere te haspelen. - Darwin laat dergelijke keuze der natuur zelve over! | |
Mei 5.Voor de toezending der koloniale en politieke brochures zorgt zeker Uw neef J. L'Ange Huet, Tot heden ken ik zijn Vaderland slechts de weinig benijdbare onderscheiding toe, allerlei soort van leekenstijl aan het licht te brengen. Kolossaal vervelend is boven allen een correspondent dier Heeren uit het Deventer in een der eerste nommers dezer week. Beproef eens het te lezen en als Gij er ook onder in slaap valt, zal ik getuigen, dat Gij geen gevaar loopt door het Indische klimaat te worden verzwakt. Als Neef zijn pligt doet, dan ontvangt Gij met dezen Mail stof voor twee artikelen, één contra Mr. Groen en een ander contra Mr. H.A. des Amorie van der Hoeven. In beide bro- | |
[pagina 117]
| |
chures laat Gij een veêr, que diable allait etc? Uit het oogpunt van stijl is v.d.H. hier wat veel afgekoeld, maar Groen handhaaft zijn meesterschap schitterend. De politiek blijft, pour un simple Spectateur, weinig behagelijks aanbieden: conservatieven, die eigenlijk pruiken zijn, - en dus geen raison d'être meer hebben, daar het geen historische pruiken zijn, - liberalen, die in een ander land conservatieven zouden heeten, middelmatigheden zonder tal, Thorbecke en Groen nog altijd de eenigen, die ook in het buitenland iets zouden gelden, - stel in die spelers eens voortdurend belang. De firma A. alhier en B. te Rotterdam hebben, beweerde men van daag ter beurze, wissels van het huis H. & Co. ten Uwent laten protesteeren. Is het maar een waarschuwing dat het blanco crediet zijn grens heeft bereikt, zal het huis te Batavia en de filialen te Samarang of te Soerabaja den schok kunnen doorstaan? Ik wensch het om beide chefs, H. en B., flinke jongelui in der tijd, die een beter lot verdienden dan door M. te worden meêgesleept. De eerste is misschien une bête noire, om zijn aanval aan het hoofd der Handelsvereeniging; maar daarover zal de tijd uwe begrippen wel gewijzigd hebben. Welk een indruk Uw ommekeer toen maakte, ik hoorde het nog heden van den blonden Keltischen Hoogland van Singapore, il n'en revenait pas encore. - ‘All was rotten’ zei hij, ‘bij de liberale partij’ - en wij vroegen elkander: ‘hoe oordeelt hij nu in zijn for interieur, over ‘conservatisme?’ Maar ik moest bekeerd zijn als Van der Hoeven, eer ik voor biechtvader ging fungeeren, zegt Ge - en hebt gelijk! | |
[pagina 118]
| |
worden, eindelijk zomer krijgen? Ik wensch het van harte, de winterjas wordt vervelend en wat erger is, het groen krimpt weg in de drooge voorjaarslucht. Het zijn toestanden van welke Gij U nog een begrip kunt vormen, hoe verwend Gij ook reeds moogt zijn. Van den Uwen kunnen wij ons dat niet zoo helder, - eene schets der eerste indrukken van land en lucht laat zich wachten. Zeg niet, dat dit reeds honderdmaal is beschreven, - wat werd het nog niet. Alles komt aan op het oog dat ziet en de hand, die schetst. ‘Maar ik schrijf leading articles!’ De Revista Contemporanea is van 1o Jan. eener andere Redactie toevertrouwd. G.E. Garelli, die haar vier jaren bestuurde en in het laatst zijn toevlugt nam tot eene vertaling der Philosophische, Critische en Aesthetische schriften van Schiller - bladvulling als Veths ‘klaverbladen’ in de Gids - is vervangen door Angelo di Gubernatis, een professor, ja, maar goddank! geen doctrinair. Hij is een man naar mijn harte, hem heugt, hoe jong hij zij, de eerste tijd der Rivista, vijftien, zestien jaren geleden. ‘Wie zich te binnen brengt met welk ongeduld men in die eerste jaren elke nieuwe aflevering te gemoet zag, hij benijdt, zoo als ik het bijwijle doe, voorzeker die dagen: een nieuw boek, een nieuw drama, een nieuwe wetenschappelijke ontdekking, was toen inderdaad een belangrijke gebeurtenis: er heerschte tusschen auteurs en publiek eene sympathie wier stroom geen oogenblik vertraagde; de lezers lazen met liefde, dewijl het den schrijvers van harte ging, men schaamde zich nog niet, geestdriftig te kunnen zijn. Het gaf toen nog geen pas om den wille der staatkunde behoedzaam of achterdochtig te zijn - de goede harmonie werd door geen partijschappen gestoord; wanneer men wist, dat een schrijver zijn land lief en er alles voor over had, vroeg men hem noch uitvoeriger geloofsbelijdenis, noch doorslaander blijk van liberaliteit. Die jaren waren vol hoop voor het Vaderland, het stond niet in | |
[pagina 119]
| |
de magt der auteurs het vrij te maken, maar vrij denken, vrij handelen dat zouden zij leeren, aan wie naar hen luisterde.’ Ik heb ook ten onzent die dagen gekend, maar vergeeft Gij het mij, dat ik au courant de la plume slechts vertalende, U eene gebrekkige navolging zend, waar ik het fraaije oorspronkelijke maar had af te schrijven? Gubernatis vaart voort, als hij verklaard heeft waarom hij zijn taak met moed aanvaardde: Io credo che noi altri Italiani, presi in di grosso, non sentiamo abbastanza o non sentiamo punto nostri veri bisogni, o piuttosto sentendoli anche continuiamo a dissimularli per une certa nostra inerte e presuntuosa idealità o moda politica alla quale, perchè il male ha preso un po' tutti, sacrifichiamo, in silenzio, i nostri affetti più sinceri e più profondi. Alleen in Italie? professor.... Di politica volontieri ci confessiamo sazii e, sul punto medesimo della confessione, se alcuno assalga la parte nostra, rinfocoliamo le ire, sia col difenderci sia col provocare. Comme je connais ces deux hommes en moi! Ci stanchiamo noi stessi e stanchiamo chi assiste alle sterili monotone nostre battaglie; (Avis au lecleur!) languore ne' nostri scritti scoloriti, (dat heeft in de Oost nog geen gevaar) languore percio in chi dovrebbe leggerli, non eccitato da alcuna singolare curiosità. O dagbladen, tijdschriften, even ingezien en slechts geeuwend ter zijde gelegd, de Gids incluis, zelfs over het kiesstelsel. Proviamoci, in vece, ad emancipare il nostro pensiero dalle false cure della vita politica quotidiana e noi torneremo poeti e filosofi, artisti e scienzati con un carattere spiccato di originalità, originalità che oggi perde, pur troppo, nelle bat- | |
[pagina 120]
| |
taglie politiche, chi può vantarsi d'averne avuta una, originalità che, nelle odierne battaglie politiche, nessuno più ha il merito di acquistare. Raccogliamoci in noi, e rendiamoci persuasi che la vera, l'unica vita del pensiero è negli studi; communichiamoci i frutti del nostro lavoro; agitiamoci pure nel mondo delle idee e avremo suscitato fra noi quell'entusiasmo intellettuale che ha formato per tanta parte, cio che si chiama la moderna civiltà, alla quale, per nostra vergogna, noi siamo rimasti, più che non vorremmo che si credesse, estranei. Wat dunkt u van de preek waarmede ik ditmaal besluit? Hoe ik er toe gekomen ben? De schuld ligt zeker aan X, die mij gisteravond onder het schrijven voor de Engelsche post kwam storen. Hij kon Pierson's woord de Bourgeoisie zich niet verklaren, hij kon het niet verduwen. Ik deed mijn best het hem begrijpelijk te maken, wij kwamen ongelukkig weder op den tegenwoordigen toestand der Kerk, diakenscholen, moderne leer, aanblijven van Dominés der nieuwe rigting enz. Hij was niet voor zijn plezier hier geweest, al verklaarde hij gaarne eene meening van de zijne verschillend te hooren. Ik hou hem voor inderdaad beklagenswaardig, maar hoe dit zijn moge, hij heeft zich gewroken door mij te besmetten par l'essai de faire un retour salutaire sur nous mêmes! Profitons-en au moins! Ingesloten eenige resedas. Moge die welig opschieten en liefelijk geuren, en U drietjes bij wijlen aan ons doen denken, zooals wij het bij alle palmen, aloës, enz. doen.
Van harte na vele groeten de Uwe. |
|