De werken. Deel 22. Brieven aan Cd. Busken Huet 1869
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 25]
| |
V
| |
[pagina 26]
| |
artificial is! De ‘Koloniale Aangelegenheden, particuliere correspondentie’, Ge gaat vooruit in het verbergen van Uw stijl. VI is beter dan een der vorigen, maar vergeet niet, dat zoo er in de Binnenlanden van Java een korrespondent leeft, die den Hemel dankt, dat er eindelijk een konservatief orgaan is gekomen, deze niet zoo koeltjes, zoo kalm redeneeren zou, er zou passie in zoo'n persoontje zijn, amice! | |
Den 9 den voortgezet.De achterlijke mail is ook aan, maar brengt geen brief van U voor ons. C'est raide. Robert Schumann heeft er zich, als Ge weet, aan gewaagd uit de beide deelen van Faust eenige tooneelen door de muzijk, wat zal ik zeggen, te doen weergeven, vertolken, uitbreiden? Verreweg het grootste gedeelte van deze zijn uit het tweede deel gekozen... Geen wonder, dunkt mij, het eerste is als gedicht zoo volkomen, dat geene zusterkunst er iets aan toevoegen kan. Immers, zelfs bij Scheffers voorstellingen winnen wij niet, hij geeft een geidealiseerden Faust, een gesublimeerd Gretchen. Men moest tevreden zijn met de schepping van een zoo vol gevoel, een zoo helder hoofd, als dat van den jongen Goethe, met seine Excellenz und dero Producte erlaube man sich jede Freiheit! Schumann heeft er het bewijs van geleverd tot voor een zoo weinig muzijkaal schepsel als uw dienstwillige dienaar. De scène im Garten, het spelen met die Sternblume - hoe heet die in het hollandsch - het allerliefste afbladeren besloten met het juichend Er liebt mich!
heeft geen behoefte aan instrumentatie, het verliest zelfs door het geblaas, gestrijk, en gefluit - Gretchen vor dem Bilde der Mater Dolorosa, zeker is het eenzijdig van mij, maar dat half gestameld gebed, waarom het aangevuld? | |
[pagina 27]
| |
Ich bin, ach! kaum alleine,
Ich wein', ich wein', ich weine,
Das Herz zerbricht in mir.
Ik wensch het met hartbrekende stem te hooren snikken, zingen moest men zooiets niet! Die scene im Dom, dat is wat anders: tusschen dat middeleeuwsche lied Dies irae dies illa, het gefluister van Mephisto, het geweeklaag van Gretchen, het is voor de muzijk gedacht en de uitvoering ging alle lezing, ging alle voorstelling welke men er zich bij deze van vormt, te boven. Mendelssohn heeft een gelukkigen greep gedaan in de Erste Walpurgisnacht, die druïden tegenover de priesters, ik zou ze morgen nog weer willen hooren, welk een genie was toch die jonge Goethe om dat oude heidendom gedachten in te geven die eeuwen later nog zin hebben, nog zielen boeien. Die Flamme reinigt sich vom Rauch,
So reinig' unsern Glauben!
Und raubt man uns den alten Brauch,
Dein Licht, wer kann es rauben!
De schemering, in welke ons het tweede deel verplaatst, is dit in meer dan eenen zin, - de dichter blijft Graeco-Germaan, de Horen verschijnen, de Elfen zweven, hem heugen de latijnsche vigiliën en dat hij Shakespeare gelezen heeft bewijst de opvoering van Ariel. Het spreekt van zelf dat de muzijk dit alles op het gelukkigst weergeeft, het schemert immers in haar bij uitnemendheid. Scherts ter zijde, maar de vier coupletten die het insluimeren, het statelijke van den sterrenhemel, het liefelijke van den dageraad en het ontwaken schetsen, deden een verrassende uitwerking. Er zijn regelen in voor muzijk geschreven. Und in schwanken Silberwellen
Wogt die Saat der Ernte zu -
al geeft zij natuurlijk meer het bewegelijk schouwspel in den | |
[pagina 28]
| |
eersten geschilderd, dan het wijsgeerige in den laatsten gedacht, weder, - maar aan het slot van het vierde Couplet werd er van vedels en fluiten het onmogelijke gevergd, telkens in toonen: Alles kann der Edle leisten
Der versteht und rasch ergreift.
Er is geen ander verband tusschen de fragmenten door Schumann gekozen dan de eenheid van onderwerp, - maar op het gebied van Muzijk is dit geen kleinigheid; om eenheid van handeling, om geregelden voortgang van deze, pleegt hij zich nimmer te bekommeren. Heugt het u nog, Lieve Vriend, hoe wij, het zal weldra als wij voor dit barre weer door zoeten zonneschijn schadeloos zullen worden gesteld, het zal weldra vier jaren geleden zijn, hoe wij zamen in een der zalen van het paleis Pitti stilstonden, lang stilstonden voor eene niet groote schilderij, noch aanlokkende door haar onderwerp, noch den blik boeijende door hare kleur - en hoe wij eindelijk van haar weggegaan, nog eens tot haar weerkeerden en zagen en zwegen, door die strenge lijnen ernstig gestemd? Malgré sa petite dimension et l'autorité de son auteur zegt Armengaud er van, il trouverait difficilement place dans un boudoir. C'est une oeuvre que le poète admire, que le philosophe médite, que l'artiste consulte, mais que repousse le simple curieux. Voorzeker, wij hadden niets van den laatste, toen wij de Parcen van Michel Angelo aanstaarden. Die dunne draad bedreigd door de geopende schaar, die Atropos, Lachesis vragende aanziende: is het tijd! neen, het waren niet de sombere Bevalligheden, van welke de Grieken droomden, het waren weird sisters, zooals het Noorden er schiep, zooals het leven er Buonarotti had leeren kennen: ‘Weinig en kwaad zijn de dagen des menschen’, de Hebreeuwen wisten ook iets van de gave des aanzijns! | |
[pagina 29]
| |
Aan die gestalten gedacht ik, toen een ander fragment vier vrouwen opvoerde, vier oude vrouwen in graauw gewaad, - Goethe was nooit in Florence, geloof ik, maar hij kon door de gravure Michel Angelo's Parcen hebben aanschouwd, - bij de kleur verloor hij weinig.
erste
Ich heisze der Mangel
zweite
Ich heisze die Schuld.
dritte
Ich heisze die Sorge.
vierte
Ich heisze die Noth.
Arme, oude Dichter, was er dan geen andere greep binnen Uw bereik dan de jammeren die ons teisteren, zich zelven te laten aankondigen? Zu drei
Die Thür ist verschloszen, wir können nicht ein;
Drin wohnet ein Reicher, wir mögen nicht 'nein.
Er is geest in de redenen door het drietal aangegeven, bij den rijke wordt die Mangel - zum Schatten; die Schuld bitter, maar flink: da werd ich zu nicht; die Noth herhalend, om dat Mangel en Noth eigenlijk niet karakteristiek genoeg verscheiden zijn: Man wendet von mir das verwöhnte Gesicht
Aardig heeft zeker moeten heeten, als het meer in keeping was with the serious business, aardig vindt men ten minste Die Sorge
Ihr Schwestern, ihr könnt nicht und dürft nicht hinein,
Die Sorge, sie sohleicht sioh durchs Schlüsselloch ein,
maar hoe verre verkies ik boven die verzen de jammerklagt des alten Harfners, de jeugd. die de grijsheid voorgevoelde en verwenschte: | |
[pagina 30]
| |
Wer nie sein Brot mit Thränen ass
Der kennt euch nicht, Ihr himmlischen Mächte!
Die welsprekend ware klagt: Ihr führt ins Leben uns hinein,
Ihr laszt den Armen schuldig werden,
Dann überlaszt Ihr ihn der Pein:
Denn alle Schuld rächt sich auf Erden.
En echter de muzijk had partij weten te trekken van die snijdende aankondigingen, van de sombere gewaarwordingen welke gebrek en schuld en bekommering opwekten en vergezellen. Het lied des ouden harpspelers heeft geen behoefte aan welluidende toevoegselen; deze graue Weiber wonnen er bij in waardigheid. Stockhausen, de beroemde Hamburger bariton, had zich gespaard voor het laatste gedeelte en waarlijk er sprak een man uit den Faust die wenscht dat hij nooit aan de Magie had gedaan. Stünd ich, Natur, vor dir ein Mann allein,
Da wär's der Mühe werth ein Mensch zu sein!
Heerlijk gedacht al werd het om den wille van het rijm wat gewrongen uitgedrukt. Een oogenblik weet de oude Meester weer van heksen. Ist Jemand hier? vraagt Faust. en ieder zou de Sorge kunnen laten antwoorden: Die Frage fordert ja! al is het eigenlijk de waarheid, die eischt, maar er valt geene verhevenheid te ontzeggen aan haar tweede woord.
Faust.
Und du, wer bist denn du?
Sorge.
Bin einmal da.
Aan hoe vele dingen rigten wij dergelijke vraag en moeten met hetzelfde bescheid voorlief nemen. Schiller heeft het van Goethe gewonnen in het gebruiken eener plaats uit Horatius. | |
[pagina 31]
| |
Um das Rosz des Reiters schweben
Um das Schiff die Sorgen her
vind ik fraaijer dan de karakteristiek van de Sorge in den Faust geleverd Auf den Pfaden, auf der Welle,
Ewig ängstlicher Geselle,
Stets gefunden. nie gesucht,
So geschmeichelt, wie geflucht
en of het eigenlijk ooit door den beugel kan, dat die Sorge, gekrenkt door de betuiging van Faust, dat hij nooit de sluipende bekommering der verlammende vrees zal toegeven, hem straft, door hem blind te maken?
sorge
Erfahre sie, wie ich geschwind
Mich mit Verwünschung von dir wende!
Die Mensohen sind im ganzen Leben blind,
Nun, Fauste, werde du's am Ende.
Ik zat te twijfelen als een scepticus, maar waar ik het geen oogenblik aan deed was, dat de muzijk niet goed maakte, wat de Monoloog van den blind geworden Faust in de poezy te wenschen overliet. Het is uitstekend dat hij niet jammert, dat hij, verstandsschepsel als hij geworden is, zich dadelijk troost met het besef dat het licht des geestes hem overbleef, maar de dubbelzinnige overgang, die dit in beeld brengt: Des Herren Wort es giebt allein Gewicht
werd door de toonen niet duidelijker. Het alledaagsche middel de werkzaamheden na te bootsen, af te beelden, lag voor de hand - de spade wordt gestoken, de grond dreunt, aber das Ein Geist genügt fur tausend Hände
hoe geeft men dat in klanken weer? En wat mysterie is de dood!
zong onze Genestet - ik dacht aan het ware woord, als | |
[pagina 32]
| |
zelfs Goethe met dien van Faust geen weg weet en Schumann op zijn voorbeeld in Mephisto en de Lemuren een vorm te hulp roept, die dubbel pijnlijk aandoet bij den droom eener kleine wereldschepping waarin de wegzinkende Faust zich verlustigt. De pauze. Welnu, maar ik zal het U volstrekt niet euvel duiden, zoo Gij die U zelven reeds vroeger hebt gegund. Ons zelven zou zij welkom zijn geweest! Al had de Maatschappij Toonkunst den toegangsprijs verhoogd, zij is thans in de mode, het had niet gebaat, er waren nog meer kaarten dan anders genomen. Verbeeld U, men had niet eens voor een behoorlijke plaats voor het Handelsblad gezorgd! Vandaar dan ook in de Zondagseditie de klagt, dat zij, die trouwe prijszieke verslaggeefster, eigenlijk noch zien noch hooren kon. Toch was Aug. van Duyl onder de vooraanzittenden. Op mijne rondwandeling kreeg ik zelfs een ‘goede avond Mr. P.’ maar ik had geen lust voor een praatje, het artikel over Koorders heeft mij te zeer geërgerd, het was een dubbel geladen schot. Vooraan in de zaal zweefde Schneevoogt in het rijk der toonen, - almagtige toonen, zegt ge, die zoo'n dikkert doen zweven. Bij hem was Donders met zijne dochter Marie en haar verloofde Engelmann uit Leipzig. Hacke ken ik in zulke voltes niet - hij is epicurist in de muzijk. Italie heeft hem voor Holland in dat opzigt bedorven. ‘Men moet, om genoegelijk te luisteren,’ beweert hij, ‘gemakkelijk kunnen zitten en om aan de fraaiste passages zijn hart regt op te halen, gedurende de overgangen gelegenheid hebben prettig te praten.’ Il n'a pas tort, vooral wanneer men niet wetenschappelijk musicus is, wanneer men gelooft, dat melodie de hoofdzaak is. ‘Ouf, cette mousique savante’ zuchtte Biancardi gisteravondGa naar voetnoot1 ‘ci Fidelio di Beethoof quelle tortoure!’ En het sprekende gelaat misvormde zich enkel bij de voorstelling zooiets eenige uren lang | |
[pagina 33]
| |
te moeten slikken. Daar was Dr. Huet en zijne vrouw Dina in een bordeaux-kleurig gewaad, ‘hij had nooit bij den Faust behoefte gevoeld aan muzijk.’ Maar waar was Mevrouw B? Zij had de griep en dat op een avond dat Toonkunst uitvoerde; noodlot! hoe grimmig zijn Uw slagen! ‘Die arme Behüterin der Musik,’ zei de spotzieke Sabina R., die met haar kapsel van la Princesse de Lamballe mede de opmerkzaamheid aller jongelui trok - ‘die arme Behüterin! Pa sagte, sie sei sehr krank!’ - ‘Und damit scherzen Sie,’ sprak haar vriendinnetje M. even ondeugend als zij en die wel wist hoe goed zij, piquante brunette, naast die blondine uitkwam! ‘Wo sassen Sie denn doch, wir haben Sie überall gesucht?’ ‘Wie eine Curiosität,’ was mijn antwoord. ‘Wie können Sie so etwas sagen...’ ‘Denken, möchte ich fragen.’ ‘Aber wo sassen Sie?’ ‘Unweit von Professor Kühne.’ ‘Ist der auch hier? wir haben ihn gar nicht bemerkt!’ ‘Als of ik die spotvogels niet herhaalde malen naar de andere zijde der zaal had zien blikken, wo sich der Hercules-torso erhob. Dat was iets anders voor hem geweest dan de Nibelungen, en laat mij billijk zijn, in heldhaftigheid mogt de Faust onderdoen, in menschelijkheid had hij het gewonnen. Ik wandelde voort, wie zaten daar op krukjes, achter in de zaal, vlak bij de deur? de rector Kappeyne en zijne vrouw, de dochter Bakes. Beter weet ik haar niet te karakteriseeren, helleensch is ze niet, maar latijnsch, eene romeinsche uit de dagen van Cicero, ce serait à s'y méprendre. Gewikkeld in een shawl, gedrapeerd had ik moeten zeggen, trotste zij den togt bij die deur als de moeder der Gracchen. Zal het mij gelukken dat belegerde buffet langs te komen? Bedreigd door smeltend ijs, bedreigd door bruischend bier, gelukt het boven verwachting. Eenige weinige woorden over | |
[pagina 34]
| |
veler hoofden heen met Uwe lieve zuster gewisseld overtuigen mij dat haar genoegen niet onverdeeld is geweest, de romantiek had eigenlijk met Beethoven moeten ophouden. De Schumann à Wagner il n'y a qu'un pas. Och, die grenslinie is in de kunst even willekeurig getrokken als op de kaart. Daar zit een lid van den Raad: ‘Tienhoven zal 't wel aannemen en die zorg is dus van ons hart, maar nu komt het Centraal Station in het open Havenfront, en de vraag is of daardoor onze haven niet zal verzanden.’ - ‘Maar, lieve vriend, nous ne sommes pas ici pour broyer du noir,’ en of Verhulst mij te hulp kwam, riep de fanfare zangers en zangeressen weer op de estrade en mij op mijne plaats. Pour une taille de guêpe comme la mienne ça s'arrange de suite maar mijne arme dikke beentjes die te worstelen hadden, hier met een sleep uit de mode van voor een jaar en daar met de tournures, mode van den dag, waarop alle paniers en falbalas op behoorlijken afstand eener plek blijven who shall be nameless! | |
Den 10den.Het tweede gedeelte van het feest beantwoordde slechts voor enkelen aan de verwachting: Faust's Verklärung verplaatste ons in eene wereld van heiligen en engelen, dezen niet katholiek en genen niet rein genoeg. Ondanks de poging het zonderlinge landschap te verklaren door er als in het stukje vooraf, eene toespeling op de kalkrots bij Montserrat in te zien, blijft het tooneel unheimisch en zitten de heilige in die kapellen alles behalve op hun gemak. De beschrijving van het woud zelf is gekunsteld: Waldung, sie schwankt heran,
Felsen, sie lasten dran,
Wurzeln, sie klammern an,
Stamm dicht an Stamm hinan!
| |
[pagina 35]
| |
Zet onder die regelen een minder naam dan dien van Goethe en geen ziel zal ze mooi vinden. Ik had moeite mij ernstig te houden, toen de eerste indruk der vroeg verscheiden kleinen voorbij was bij de volgende verzen, waarmede de jonge zaligen het onsterfelijke deel van Faust, dat door engelen gedragen heet, begroeten. Al het liefelijke aan het beeld eens vlinders verknocht gaat te loor bij het verpuppen: Freudig empfangen wir
Diesen im Puppenstand:
Also erlangen wir
Englisches Unterpfand
Dolle dubbelzinnigheid, englisches, dat ook bij Vondel voorkomt, ik wil billijk zijn, maar dan nooit zoo zonderling gepaard gaat met Unterpfand (warrant) Löset die Flocken los
Die ihn umgeben,
Schon ist er schön und grosz
Von heiligem Leben.
Vreemd genoeg, de schare gevoelde, hoopte, bad het mee
chor.
Gerettet ist das edle Glied
Der Geisterwelt vom Bösen:
Wer immer strebend sich bemüht
Den können wir erlösen.
A tout prix wil zij in dat opzigt bevredigen, maar wij waren Zaterdagavond niet in het Park gekomen om over hooger aspiratiën te hooren zingen - het volgende Nommer vervulde alles wat wij konden verlangen - lach om zooveel aanmatiging der muzijk als ge wilt, op het onverwachts bewijst zij U dat zij meer vermag: | |
[pagina 36]
| |
doctor marianus.
(In der höchsten reinlichsten Zelle)
Hier ist die Aussicht frei,
Der Geist erhoben.
Dort ziehen Frau'n vorbei,
Schwebend nach oben.
Schumann had in zijn toonen al het verfrisschende al het verruimende weten te leggen dat de regels maar flaauw aanduiden en de muzijk spande de verwachting op het visioen, op de verschijning, in de beschrijving beloofd. Voeg daarbij dat Stockhausen den ganschen avond zijn schoon geluid niet zoo mild had ten beste gegeven als in dit zijn lievelingsair. Het herinnerde hem aan de dagen zijner glorie; kracht en jeugd schenen weergekeerd. Die Herrliche, mitteninn,
Im Sternenkranze,
Die Himmelskönigin,
Ich seh's am Glanze.
Goethe is gelukkig - slecht catholijk maar groot poeet in die Entzückung welke Marianus aangrijpt; de overgang van Ich seh's am Glanze
tot de aanspraak zelve werd door de muzijk gegeven zooals slechts enkele lezers gevoelig genoeg zullen geweest zijn zich voor te stellen. Höchste Herrscherin der Welt!
Lasse mich, im blauen.
Ausgespannten Himmelszelt
Dein Geheimnisz schauen.
Poeet. Billige was des Mannes Brust
Ernst und zart beweget
Und mit heiliger Liebeslust
Dir entgegen träget.
| |
[pagina 37]
| |
Reflecteerend philosooph. Unbezwinglich unser Muth,
Wenn du hehr gebietest.
Plötzlich mildert sich die Gluth,
Wie du uns befriedest.
Ik had liever een kreet gehoord uit een gemoed als dat van Loyola; derzulken Mariadienst is de ware, maar het slot door toon en zang om strijd gedragen en gebeurd, had toch iets treffends dat de ketterij in den laatsten regel over het hoofd deed zien. Jungfrau, rein im schönsten Sinn,
Mutter, Ehren würdig,
Uns erwählte Königin,
Göttern ebenbürtig!
Het was voor mij het glanspunt van den avond, al loopen de kenners het hoogst met het slotchoor.
chorus mysticus
Alles vergängliche
Ist nur ein Gleichnisz;
Das unzulängliche
Hier wird's Ereignisz.
Que voulez-vous? het schort aan Uwen correspondent, die bij het binnengaan van den tempel der Muzijk nog niet geleerd heeft den zesden zin der gedachte haar afscheid te geven. Mysticus! de drommel hale Goethe als hij beweert dat te willen, dat te kunnen zijn; allerlei twist over wat hij eigenlijk meent, uit te lokken, dat gelukt hem boven wensch, - maar door zijne uitdrukking die stille diepe gemoederen te bevredigen, te schokken, te streelen, wier wegduikende oogen een anderen hemel dan den aardschen zien opengaan, - gelooft gij dat het hem gelukt? Das Ewig-Weibliche
Zieht uns hinan.
| |
[pagina 38]
| |
Den 11den voltooid?Uw broeder Charles, dien ik Uwe brieven ter lectuur geve als Gij hem niet schrijft, reciproceerde dit; de dubbele groeten zijn dus volmaakt besteld. Ofschoon Gij U in geen populariteit verheugen moogt, acht Gij de veiligheid uwer positie gewaarborgd. Ge kunt U voorstellen hoe ons na de velerlei onrust over Uw lot, die betuiging verheugt. Ik verlustig mij reeds in den gunstigen indruk dien deze stemming op Uw arbeid maken zal; beide, Bode en brieven zullen er bij winnen. Het is meer dan begrijpelijk, het is vergefelijk, dat in dien halfjarigen worstelstrijd alles in U door den journalist, door den Conservatief werd beheerscht. Maar nu neme dit dan ook een einde, - de Litterator, de Criticus kome weêr boven, de fantasie doe zich weer gelden. Trêve van tegenstelling als de Encycliek van den Paus en het Manifest van Hugo,Ga naar voetnoot1 vooral van beweringen dat als men tusschen die beide kiezen moet, men geneigd wordt uit te roepen Leve Napoleon, leve Bismarck - wat zoudt Gij zeggen, lieve Vriend, van een man die tusschen den Dageraad en den Heraut zittende, uitriep: leve de Modernen, vive le bon sens. Hoe Gij ook over dit oordeel zuur moogt zien, geef toch der stem van de vriendschap gehoor, put U niet uit in variatiën | |
[pagina 39]
| |
van Uw behoudend thema - Gij kunt voor Uw blad, voor onze letterkunde, voor U zelven iets beters doen, que ces diners réchauffés. Gij hebt allerlei indrukken van de wereld om U heen, van dingen en menschen uit het Oosten ontvangen; geef die in hun frischheid wêer, ge zult er grooter gehoor door verwerven, dan door louter politiek. ‘Het groote geheim van een journalist,’ zeide Alberdingk laatst, ‘schuilt niet in het regt of het onregt der zaak, die hij verkondigt, hij slaagt zekerst, door alle dagen maar weer op hetzelfde aanbeeld te slaan - wie hem dagelijks hoort gelooft hem ten slotte.’ Zoo iets kan Uw geest noch aanlokken noch bezighouden, in elk geval, drie uren daags zijn daartoe meer dan toereikend. Maar U is meer gegeven en wij mogen dus meer van U vergen. Het excuus van Uw broeder Charles, de warmte en nog eens de warmte, wordt door mij niet aangenomen. Genoeg gepreekt, he? Ik heb noch Valès noch Coquerel fils gehoord; de laatste heeft niet over voldaan, hij was trop touché de ses souvenirs. De eerste, een man van dertig jaren, promet de devenir grand orateur. Er is wel wat gist in dat duffe beslag noodig. De Handelsschool hier begint niet schitterend. Hubrecht heeft nog maar dertien jongelui. Het zal hem en zijn tal van hulpleeraren gelegenheid geven zich der eigenaardigheden van ieder van deze te wijden. De jongens zullen het niet gemakkelijk hebben, - zes-en-dertig uren les per week in tien of twaalf vakken. Mevrouw Bosboom is weêr ongesteld; Bosboom schreef het aan Hacke, die naar den Haag het berigt overbriefde van den dood van Vecchi.Ga naar voetnoot1 Het zal haar zeer treffen - al kunt Gij U niet begrijpen, dat men op het eene punt Garibaldist | |
[pagina 40]
| |
kan zijn en op het andere Pauselijk Zouaaf,Ga naar voetnoot1 zij is er het levend voorbeeld van, door hare sympathie met dien geavanceerden democraat libre penseur, meer nog, die in zijn Parerga met allerlei geloof den draak steekt. Eenige aankondigingen in de Java-Bode, eenige toespelingen in Uwe artikelen hebben mij overtuigd, dat Ge ten Uwent op de hoogte zijt der Engelsche en Fransche Litteratuur van den dag. In dat opzigt behoeft het ten minste geen Patmos voor U te zijn. Te onverklaarbaarder is het mij daarom, dat Gij Uwe lezers onthaalt op Koopmans van Boekeren. Zoo is de Castalia dan toch nog ergens goed toe, zeide ik! Wintgens en Mirandolle schijnen te Haarlem te zullen worstelen om den prijs; beide laten mij koel, de liberaliteit van den tweede zal even weinig proefhoudend zijn als de beginselen van den eerste het waren. Enschedé trekt zich discreet terug - van der Hoeven is nimmer ernstig kandidaat geweest - zijn geloof heeft hem doen vallen. En nu, ik heb U lang, te lang bezig gehouden, - weest met U drietjes hartelijk van ons gegroet en schrijft eens spoedig als van ouds aan Uwen E.J.P.
Ds. Coquerel heeft hier gisteravond gelezen over Rembrandt en de individualiteit in de kunst. Hij poogde Taines boutade goed te maken que nos dames sont des châsses et s'asseyent dans leurs fauteuils comme des statues. Het valt zwaar zulke dingen te slikken. |
|