De werken. Deel 22. Brieven aan Cd. Busken Huet 1869
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendIII
| |
[pagina 18]
| |
band, wilt Gij het uit mijnen naam Uwen vriend Harthoorn aanbieden? Ik heb sympathie voor zijn streven, ik zou er de groete van Quack willen bijvoegen, die zich het uur zijner kennismaking met dezen met genoegen herinnert. Quack was gister hier. Het ging hun beidjes in Utrecht goed in een heel klein kringetje; van zijn collegas vond hij Oosterzee en Doedes nog de dragelijkste. Hoe beklaag ik hem! dat is toch ook op den duur zijn wereld niet. Opzoomer was hem bitter tegengevallen; hij had er een intellectueelen parvenu in leeren kennen. Natuurlijk liep het gesprek ook over U. Uw artikel Konservatieve Politiek had hem leed gedaan. Voor zulke aardigheden staat Gij te hoog. ‘Dat Huet op zijn standpunt die ellendige benamingen konservatief en liberaal over boord wierp, kan ik mij begrijpen - maar dat hij gemeene zaak maakt met dien troep! Ik heb een hunner eerste mannen, Dr. A. Vrolik, aan het werk gezien, - wat was het dan negatie aller beginselen?’ Overlooper als ge zijt, toch laten wij U niet los. Wilt Ge een bewijs uit het Deventer WeekbladGa naar voetnoot1 van 13 dezer? Het geldt de Nederl. Indische spoorwegen, waarover de Tijdspiegel van deze maand een virulent artikel heeft, waarover de discussie in onze Tweede Kamer spoedig zal beginnen. Er is sprake geweest van Stieltjes' waarschuwende stem van vroeger en de weinige acht daarop geslagen en de miskenning, den smaad, waaraan hij ten doel stond. Uit een en ander kon ik toen reeds afleiden, hoe het met de eigenlijke liberaliteit der Nederlandsche liberalen stond; en ik behoef wel niet te zeggen, dat ik den jammerlijken indruk toen daarvan verkregen, sedert door de liberale schreeuwers en Champagne-leugens van Nieuw Abdera en zijn beginselloozen gemeenteraad slechts op nieuw versterkt werd. Indien er daarom ook ééne geldige reden ter verklaring van Huets deerniswaardigen misstap te bedenken valt, het is wel | |
[pagina 19]
| |
die, dat hij, in arrenmoede, eindelijk den brui gaf van een dergelijk liberalisme, van welk ook hij al de wrange vruchten gesmaakt had. Dat die misstap daardoor nog niet verschoonbaar wordt, staat vast. Men mag zelf zijn beginselen niet verzaken al ziet men dat door vermeende medestanders doen. En zoo zal men mij daarom ook nog nimmer anders dan in het kamp der liberalen vinden, welk een Jan Salie- en oude wijvenbende daarin voor 't oogenblik, in Staat en Kerk en wetenschap, niet alleen te Deventer, maar over 't algemeen den toon geve. Is het beleefd, iemand zoo hem zelven op te disschen, voor te snijden, te laten... savoureeren? Maar het is nu eenmaal in de lucht, - men kan u niet met vrede laten. Zondag - wees gerust, er komt geen derde plat-Huet - Zondag hebben wij bij R. gegeten met de Schneevoogts, de Beckers enz.; ik heb mij met den Heer Becker, een verzamelaar van allerlei kunst, een hartstogtelijk liefhebber bijzonder geamuseerd, en zoo iets piquants bij veel interessants niet mag worden gemist, er was immers ook Prof. Kühne, de jonge physioloog, de geincarneerde dispuut-lust, de Berliner van top tot teen - hoe breedgeschouderd, hoe kolossaal dik de levenslustige kwant zijn moge! Dat ware iets voor U geweest, de Nibelungen, Gervinus, Händel, de Aesthetiek, alles vloog in de kaars, de wereld had kunst genoeg zoo slechts Beethovens symphoniën, natuurlijk bovenal de negende, haar overbleven! Onloochenbaar is hij geschikt wat gist in ons duf beslag te brengen - slechts wenschte ik, dat hij meer degelijke mannen tegen zich over had. Als eerste, als schier eenige, vrees ik voor de gevolgen zijner eenzijdigheid. Alle candidaten, ter vulling van den leerstoel door Martinus v.d. Hoeven opengelaten, zijn successievelijk geëcarteerd, noch Hingst noch Feith noch Mom Visch, noch Coninck Liefsting heeft meer kans; de eenige door de Juristen aanbevolen candidaat is van Tienhoven, de schoonzoon van Hacke van Mijnden. | |
[pagina 20]
| |
‘Gezag en vrijheid!’ luidt de troonrede van Napoleon III, ik ken iemand, die zoo hij op dit oogenblik niet konservatief was, de woorden zou varieeren: ‘het gezag voor mij, de Sphinx, alleen; gij overigen gaat zien wat er van de vrijheid overblijft!’ Wij zien verlangend naar Zondag uit - Then the mail is due. Het is aardig dat wij toevallig juist op dien stillen dag van U hooren. Weest hartelijk van Sophie en mij gegroet. Uwe lieve zuster heeft haast hare twee deelen af, en zal zeker meer schrijven. Gideon! heden is weder een paard aangeboden. Het was een sleepersknol. Vort, beestje. De Uwe. Evenmin als a race horse is Van Haren nog te vinden geweest. Pak die zaak der spoorwegen in de Java-Bode eens aan, dat zal practisch zijn. |
|