De werken. Deel 12. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 2(1896)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 299] [p. 299] Eerlijke armoê. (Naar Robert Burns.) Heet eerlijke armoê al geen schand, Toch beeft en bloost ze om wat niet? Maar wien ze ook sla in slaafschen band, Wij schamen ze ons zie dat niet! Trots elk beklag, trots elk bezwaar Om ons gesloof, verbeeld je: De rang, dat is de stempel maar, De man is 't goud van 't geeltje! Ons maal moog' slecht of sober zijn En kaal ons buis en wat niet? Geef dwazen fulp en dart'len wijn, 't Ontberen schaadt zie dat niet. Spijt al 't verguld, spijt al 't vernis, Waarmeê zij klaat'rend prijken, Wie bij doodarm doodeerlijk is, Schat vorsten maar 's gelijken! [pagina 300] [p. 300] Zie ginds dien dwaas uit oud geslacht, Lid van 't bestuur van wat niet? Zijn naam gelijke een tooverkracht, Zijn brein begrijpt zie dat niet! Schoon ster bij ster verdoolde en viel Op 't borstpand van de botheid, Zoo ge onafhank'lijk zijt van ziel, Gij schatert om de zotheid! Een koning kan tot ridder slaan En aad'len wien en wat niet? Maar eerlijkheid waait niemand aan, Gunst, voorspraak baat zie dat niet! Trots al 't gezag, trots al 't gewigt, Waar ampten meê bekleeden, Een hart vol liefde, een hoofd vol licht Zijn hooger waardigheden! Zoo laat ons bidden om den tijd, Die komen zal, trots wat niet? Waarin zal gelden wijd en zijd Geboorte of goud? zie dat niet! Waarin verdienst, waarin verstand Gevierd worde en geprezen, En alle liên uit alle land Als broeders zullen wezen. 1858. Vorige Volgende