De werken. Deel 12. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 2(1896)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 298] [p. 298] Het blad. (Naar Arnault) ‘Arm, verwelkt, verstuivend blad! Wreedlijk van de twijg gereten, Werwaarts gaat ge?’ - Weet ik dat? 't Onweêr heeft den eik gespleten, 't Eenig steunsel dat ik had. Sedert hebben mij de vlagen Van het noord en van het zuid, Heuvels af en bosschen uit, Langs de vlakte voortgedragen, Aller winden aêm ten buit; Mede ga ik, onder 't gieren, Mede, zonder klagt of schrik. Werwaarts alle blaad'ren zwieren, Ook van rozen en laurieren, Waar eens alles gaat, ga ik.’ 1858. Vorige Volgende