De werken. Deel 12. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 2(1896)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 297] [p. 297] De huisjesslak. (Naar Arnault.) Noch vriend, noch maag ten steun te strekken, Of hij op aarde een vreemd'ling waar', Zich in zijn schelp terug te trekken Bij 't dreigen van het kleinst gevaar; Geen schepsel liefde toe te dragen, 't Zich zelven mateloos te doen: Slechts uit te gaan in 't schoonst saizoen Om al wat hem omringt te plagen; Onreinheid latende op zijn spoor, Vernielend zich verwenscht te weten; 't Gebloemt te schenden in zijn gloor. Zoo door zijn kussen als zijn beten; Gekerkerd onder eigen dak, Zich eind'lijk nurkschheid prijs te geven, Zie daar des egoïsten leven En 't leven van den huisjesslak. 1858. Vorige Volgende