De werken. Deel 12. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 2(1896)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 275] [p. 275] Aan d'uitgang van het Haagsche bosch. I Hoe grootsch 't geboomte in zomerdos Het Huis in 't Bosch Met pracht omvleugel', 't Weleer Verrijst me op 't plein niet weêr, In paadjesstoet en ridd'renheer Een telle leidend bij den teugel: Niet langer slaat Amelia Er fier haar schoone schepping ga, De kunsten off'rende aan de glorie; Noch groet meer uit der wolken ruim De faam in Freed'rik-Hendriks pluim De liev'lingsleidstar der victorie; - Verweesd, miskend treedt uit die poort Hun kranke kleinzoon mijm'rend voort, [pagina 276] [p. 276] Verlaten, - zoo ge hazewinden Vast springende over 't veld Niet telt; En zoekt den lommer van de linden, En weegt de keten die hem knelt! II Oranje zijn en onberoemd!... Zoo vroeg gedoemd Tot vuige ruste, - Al blaakt, In nachten half doorwaakt, De dorst hem die naar daden haakt, Die Maurits koelde op Nieuwpoorts kuste! Oranje... en zonder dat zijn vaan Op 't verste bolwerk uit mag slaan, Hij zelf, de kling ter hand, er onder; Al zwijgt, helaas! de zang der zee, Triumfen ruischend langs de reê, Op 't land voor 's vijands schutgedonder! Oranje... die niet enkel sproot Uit hem, wiens bloed der vrijheid vloot, Die d'eersten Willem waard zou blijken, Zijn erve naar den geest Het meest, Wist Hollands wijsheid slechts van wijken, Waar Hollands trouw geen waan geweest! [pagina 277] [p. 277] III O jonkheid, vreemd aan elk genot, Ge komt van God! Dat hij zich buige, En niet De wolke van 't verdriet, De glans des bliks die opwaart ziet De stemming van zijn hart getuige! Daar snellen door de lindeblaên De slanke hazewinden aan, Om trouw zijn dorre hand te lekken; Daar rijst, in suiz'lend boschgezucht, Een lied van geesten op de lucht, Verwachting als 't geloof mag wekken! ‘Gods wil,’ zoo fluist'ren zij, ‘geschiê, Hij gaf geboorte u en genie, Leer gij verdrukking lout'ring heeten; Verbeid der tijden loop In hoop, En geldt het vrijheid van geweten, Gij redt uw Holland, gij Euroop!’ 1851. Vorige Volgende