| |
| |
| |
Charlotte.
Eene herinnering uit de duinen.
1
't Was zomer tot op Hollands duinen;
't Was middag, enkel licht en vreê;
Geen windje voerde van hun kruinen
Het blinkend zand ter vlakte meê;
Geen koeltje rimpelde de zee:
En 'k smaakte er, in gepeins verloren,
Half neêrgevlijd, het schaarsch genucht,
Omhoog, omlaag, uit land en lucht,
De stilte huiv'rende aan te hooren,
En westerkimme gâ te slaan,
Tot mij een lieflijk ruischen streelde,
Tot gij verscheent uit de eikenblaên,
Gij, louter schoonheid, jeugd en weelde!
| |
| |
| |
2
Uw blanke wangen zachtkens bloosden,
Omschaduwd door der lokken pracht,
Toen de allerliefste voetjes poosden,
Die ik bedeeld met wieken dacht,
Wijl 't paar u zwevend boven bragt;
Uw blanker boezem mij deed dolen,
En wenschen 't glanzig huifsatijn,
Neen, 't luchtig zwierend gaas te zijn,
Waarin hij weeld'rig lag verscholen;
Uw hand, de blankste die ik prees,
In 't mollig dons de plek mij wees,
U Koningin des Duins te groeten,
'k Haar toch niet kuste schoon ik rees:
U boeide een wereld aan uw voeten!
| |
3
Ai! mogt de kunst haar voorrang scheuren,
Natuur doen zien in hoogtijdsdos:
Een zee van stralen en van kleuren,
De beemd, - het dal, - de vloed, - het bosch, -
Een blinkend zeil, een vliegend ros!
En naast het frissche groen der dreven,
En bij het spieg'lend blaauw des strooms,
De bloemenkrans des oeverzooms,
De sikkels juichende opgeheven;
En tusschen 't graan, ter wederzij
Van 't wit kasteel, de woudpartij,
En in 't verschiet de torenspitsen,
| |
| |
Die uit de graauwe wolkenrij,
Van d' Oostertrans ons tegenflitsen.
| |
4
Uw blik zich in dien rijkdom baadde;
Wel wreed wie zulk genieten stoort!
Mijn phantasie sloeg de uwe gade,
Neen, streek met haar door 't heerlijk oord
Op d' adem van het windje voort;
Want nergens lustte 't u te wijlen;
Gij scheent van 't hooggetorend dak,
Dat door het zwaar geboomte stak,
Naar 't bruine mos van 't stulpje te ijlen,
En wenddet van zijn duivenpaar
Uw blikken naar den ooijevaar,
En hieldt die straks weêr neêrgeslagen,
Of niets ter wereld fraaijer waar',
Dan 't vierspan voor den ligten wagen.
| |
5
O tooverschoone luchtkasteelen,
Waarin de hoop de jonkheid noodt!
Hoe ik uw wederschijn zag spelen
Om 't blinkend wit, het frissche rood,
Van 't mondje dat zich half ontsloot!
Er woei een aêm van louter zegen,
Er woei een aêm van louter min,
Het landschap uit, het landschap in,
De vlakten langs, de duinen tegen;
Een paradijsdreef loeg de baan
| |
| |
Des levens der beweeg'lijke aan;
Die op driedubb'le gaaf mogt bogen, -
Tot ze omzag naar den oeeaan,
En tranen dreven in hare oogen.
| |
6
't Was niet de melody der waat'ren,
Die 't lot van 't aardsche haar verried;
Geen weeklagt hoorde de oever klaat'ren,
Geen wolkend schuim rolde in 't verschiet
De donders aan voor 't plegtig lied.
Een heir van tintelende lichten
Scheen over 't blaauw tapeet verspreid:
De beeldt'nis der oneindigheid
Deed blos en lach en vreugde zwichten,
Verjoeg hare idealen-rij;
Want anders klinkt de profeetsij
Der zee ons toe dan 't lied der gaarde:
Jeugd, schoonheid, weelde gaan voorbij,
Voorbij de heerlijkheid der aarde!
| |
7
Een huiv'ring door uw leden trilde;
Er sprak slechts eerbied uit dien schroom.
Wie 's levens gaven kwistte of spilde,
U, dart'lende aan bebloemden zoom,
U bleef het spiegelklare stroom!
En daarom vouwdet gij de handen,
Toen de eeuwigheid haar sluijer hief;
Gij hadt alleen onschuldig lief:
| |
| |
Het reukwerk dat de vromen branden!
Al hadt gij straks de bloeijende aard'
Met gretige oogen aangestaard,
Als zou ze u niets dan wellust geven,
Gij waart gereed in vlugge vaart
Naar 's hemels Eng'len op te zweven!
| |
8
Uw lippen plooiden zich ten: ‘Vader!’
Gij hebt Hem onbespied geloofd;
Ik trad u, Heilige! niet nader;
Mijn aardsche drift hadt ge uitgedoofd;
Ik smeekte zegen op uw hoofd!
Maar toen ik vele blijde dagen
En schoone jaren voor u vroeg,
Mijne oogen op een duinroos sloeg,
Waaraan eene wreede worm mogt knagen,
De half geslaakte beê bestierf...
Schoon 't ouderhart u noode dierf,
Wie zou u weêr op aard verlangen,
Wier onschuld zich de kroon verwierf,
Die wij ten prijs van boete ontvangen?
|
|