De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1(1896)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 309] [p. 309] De luit van P.C. Hooft. De luit die Hooft's ving'ren voor Klaare bespeelden, Haar blijgeestigheid leerde uit het boek der natuur; Wier klanken de ontwakende Roozemondt streelden, Even dartel als zij in 't geneugtenvol uur; - De luit, die den halskraag van 't stemmigste zusje, Schoon ze stijf voor zich neêrzag, deed kreuken van lach, Wanneer Galathea, eerst wars van een kusje, Straks haar lief woû doen marren door: 't Is nog geen dag! Stroeve ernst heeft die luit onzen dicht'ren ontnomen, En de Minnegod schreit om den roof van 't kleinood! - Onz' hartstogt slaakt zuchten, hijgt klagten, dweept droomen; Heeft hij vuur? Liefde in verzen is koud als de dood! 1838. Vorige Volgende