De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1(1896)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] XXVIII Ada's bruiloftsfeest. (1284.) De stormwind gierde met dof gedruisch; Ik dwaalde treurig om Ada's huis; Daar binnen blonk met rooden schijn De bruiloftstoorts op 't blank satijn, Daar binnen klonk zoo rein en schoon De zilv'ren snaar met zoeten toon. De stormwind gierde met dof gedruisch; Ik dwaalde grimmig om Ada's huis, Daar binnen stond, die 't woord mij gaf Van liefde en trouwe tot aan 't graf; Daar binnen stond ze in 't bruiloftskleed En gaf Costijn haar huwlijkseed. [pagina 96] [p. 96] De stormwind gierde met dof gedruisch; Ik rende razend in Ada's huis. Daar binnen stond ze en werd zoo bleek, Dat ze aan de sneeuw in kleur geleek; Daar stond Costijn en zag naar mij En staakte fluks zijn kozerij. De stormwind gierde met dof gedruisch; 'k Doorstak den bruigom in Ada's huis; Daar binnen stond ze, en 's bruigoms bloed Stroomde op 't satijn met purp'ren gloed; Daar zonk ze neêr, nu bleek, straks rood... Toen 'k haar omhelsde was ze dood. De stormwind giert nog met dof gedruisch, En 'k dwaal weêr treurig om Ada's huis. Daar stond ze eens in haar volle praal, Zoo schoon als de ochtendzonnestraal... Ze is bleeker thans; hoor 't klokgebrom! Ach, Ada roept me... Ik kom! ik kom!... 1833. Vorige Volgende