De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1(1896)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] XXIII Aan mijne in Belgie gevallen landgenooten. Rust, sluimert zacht, o jongelingen, Die, toen het Zuiden zich verhief Om Holland roem en naam te ontwringen, Bezweekt voor 't staal der muitelingen: Wat goed en braaf is, heeft u lief! Rust, sluimert zacht, o landgenooten, Die op de stem van 't Vaderland Het krijgsgewaad hebt aangeschoten En ginds moorddadig werd doorstooten! Rust vreedzaam in het vreemde zand! Rust, sluimert zacht, ontslapen braven, Die d'eed, aan uwen Vorst gedaan, Niet schroomdet met uw bloed te staven, Al mag geen lauwer op uw graven, Geen lofdicht op uw zerken staan. [pagina 82] [p. 82] Rust, sluimert zacht, geliefde helden! Al doet de loftrompet der faam Uw roem niet klinken langs de velden, Het Vaderland zal dien vermelden, Het zegent en vereert uw naam! Rust zacht, Oud-Holland's brave zonen! Eens wreken wij uw heilige asch; Oud-Holland zal uw trouw beloonen Door zich zoo groot en vrij te toonen, Als het met d'eersten Willem was! Februarij, 1831. Vorige Volgende