De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1(1896)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] XXII Aan de Franschgezinde Belgen. Terug uit den voorhof der Vrijheid, o Belgen! De baatzucht is vreemd aan haar edel gemoed. Volharding en fierheid zijn 't merk van haar telgen, Verdwaalden! Gij mist ze - en gij spildet uw bloed! Wat naamt gij heur naam op uw lippen - o slaven! Haar glans zweefde nooit om uw muitende vaan. Haar vaandel, het wappert voor vrijen en braven, En uwe banier is de Gallische Haan! Dat dan voor den staf van den edelsten Koning Het juk van die Franschen uw schouderen kromm'! Gebedelde boeijen zijn baatzuchts belooning; En nooit keert uw Vrijheid en voorspoed weêrom! [pagina 80] [p. 80] Maar wee over hen, die u listig verleidden, Die slaven, verkocht aan de rijzende Zon! Die zich door uw onheil een' zetel bereidden, En schand'lijk voleindden wat schendig begon! Gij droomdet een toekomst van voorspoed en weelde! - Hen treft eens de bijl van de wet of de dolk; Voor 't geen hun heerschzuchtig gemoed zich verbeeldde, De spot van Euroop en de vloek van hun Volk! Vrij naar 't Engelsch. Vorige Volgende