De werken. Deel 11. Verspreide en nagelaten poëzy. Deel 1(1896)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] V Tevredenheid. 't Zij, dat de beker van uw leven, Uit 't reinst gelouterd goud gedreven, Gevuld zij met den eêlsten wijn, Dat weelde u dissche, in marmeren zalen, Het keurigst ooft in zilv'ren schalen, 't Genot uw levensdeel moog zijn; Of dat, in lager kring geboren, U de arbeid vroeg naar 't veld moog sporen En 't zwarte brood u biedt zijn kracht, En, als het zweet druipt langs uw tressen, Het bronnat u de dorst moet lesschen, Dat in den nap u tegenlacht; - Vlecht, wat uw lot zij, door de haren Het schoonst gebloemt, dat de aard mag garen, De rozen der Tevredenheid! [pagina 20] [p. 20] Zij schenken 't reinst en 't zachtst genoegen, Zij zijn de bloemkrans, die hun voegen, Die, door Gods hand op 't pad geleid, Hier dart'len, wenschen, hopen, zwoegen, Genieten, juichen, zuchten, ploegen, Maar rijpend voor eene eeuwigheid! Antwerpen, 27 Mei 1828. Vorige Volgende