Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 301]
| |
XIXGa naar voetnoot+aant.1.[regelnummer]
Diêr Holland! dat ik liefhebbe om de glorie,Ga naar voetnoot1-18.Ga naar voetnoot1-3.
Uws harten beê, terwijl op veld en vloed
De vrijheidszucht den weg wees ter victorie:
4.[regelnummer]
Gij, met den roem der waap'nen onvoldaan,
Gelauwerd uit de halle der historie,
Het steile pad der kunsten opgegaan; -
7.[regelnummer]
Diêr Holland! dat een lente neêr zaagt zijgen
Wier bloesempracht geen plaatse liet voor blaên,
Daar geur en gloed ontvloeide aan alle twijgen:Ga naar voetnoot9.
10.[regelnummer]
Gij even frisch, hetzij uw doek of dicht
Op nieuwe wijz' de hymne leerde stijgen,Ga naar voetnoot11.Ga naar voetnoot11, 12.
Op eigen trant de groepen riep aan 't licht; -
13.[regelnummer]
Diêr Holland dat, trots overwolkte transen,Ga naar voetnoot13.
't Oorspronklijk schoon een tempel hebt gestichtGa naar voetnoot14.
Dien 's vreemdlings oog benijdend nog ziet glansen,Ga naar voetnoot15.
16.[regelnummer]
Gij acht het geen vergrijp aan uw genie
Zoo 'k heden, bij der dankbre wereld kransen,
Den uwen ook deez' groote schimme biê!Ga naar voetnoot18.
| |
[pagina 302]
| |
19.[regelnummer]
't Paneel dat gij voor 's kenners blik dorst beurenGa naar voetnoot19-36.
Trok zelden aan door vlugt van fantasie;
Het streefde naar verrukken noch verscheuren;
22.[regelnummer]
't Gaf 't lief te huis of schalk of statig weêr;Ga naar voetnoot22.
Slechts weêrgaloos door 't wonder spel van kleuren,
Bespied, gesmaakt in glinstrend vochte sfeer!Ga naar voetnoot24.
25.[regelnummer]
De poëzy, waaraan gij 't hart mogt laven:
Een Sions harp, maar dankbrer dan weleer,Ga naar voetnoot26.Ga naar voetnoot26, 27.
Een Dietsche luit, vol zin voor 's levens gaven,Ga naar voetnoot27.
28.[regelnummer]
Verraste door een woordenweeldrigheid,
Of ook die kunst den overvloed moest stavenGa naar voetnoot29.
Uit Oost en West om 't zeerst u toebereid!
31.[regelnummer]
Wat gij behieldt van d'eigenaardigheden,Ga naar voetnoot31, 32.
Wat nog in 't rijk van 't schoone u onderscheidt,
Die weegschaal hou' de wedstrijd van het heden,Ga naar voetnoot33.
34.[regelnummer]
Doch dat ge nooit van ons de zwakheid vroegt
Maar oog en oor te zijn voor Uw verleden,Ga naar voetnoot35.
Ziedaar een lof die hier mijn lippen voegt!
37.[regelnummer]
Wie ware ik, zoo 'k niet blijde er van gewaagde
Dat gij den blik naar alle zijden sloegt,Ga naar voetnoot38-42.
Tot iedere eeuw in eigen licht herdaagde?
| |
[pagina 303]
| |
40.[regelnummer]
Een studie waar 'k de weelde door geniet
Des beitels die voor Paus en Keizer slaagde,Ga naar voetnoot41.
Der frissche jeugd van 't overoude lied!Ga naar voetnoot42.
43.[regelnummer]
Geen verwen die voor d'aêm des tijds verdwijnen,Ga naar voetnoot43.
Geen luister toch, die 't gloren moê verschiet,Ga naar voetnoot44.Ga naar voetnoot44.
Waardeert dit feest in wie ons regts verschijnen;Ga naar voetnoot45.
46.[regelnummer]
De geest die grootsch uit deez' gestalten straaltGa naar voetnoot46-54.
Hij vroeg den prijs voor louter strenge lijnen
En schitt'rend heeft het sobre dien behaald:
49.[regelnummer]
Een galerij van mannen en van vrouwen
Wier dos 't zoo zeer aan weidsche sieraên faalt,
Als werd de schare in marmer uitgehouwen, -
52.[regelnummer]
Der eenvoud zege in iedre bede en klagt,
Waar diepten des gemoeds zich door ontvouwen
Die woordenpraal geen peillood waardig acht!Ga naar voetnoot54.
*
55.[regelnummer]
Wat zoet genot van zuchten, wenschen, droomen,Ga naar voetnoot55-174.
‘Heeft, lacy! deez' ten droeven val gebragt!’
De weêrgalm is 't uit aller hart vernomen,
| |
[pagina 304]
| |
58.[regelnummer]
Verteederd daar we op 't innigst deernis voên
Met wie, nog eens, uit 's afgronds dwarel komen,Ga naar voetnoot59.
‘Als duiven die naar 't zachte nest zich spoên!’Ga naar voetnoot60.
61.[regelnummer]
Geen stemme tracht van schuld hen vrij te spreken,
Voor hun vergrijp was zelfs hun eind' geen zoen;Ga naar voetnoot62.
En echter, ziet! hoe onze tranen leken!
64.[regelnummer]
Francesca's klagt ontroert des stugsten zin!
Wiens onschuld is beproefd en niet bezweken?Ga naar voetnoot65-69.
Wie werd, wie wordt geen speelbal van de min?
67.[regelnummer]
Hoe voerde u, uit de vaag der zoete zuchten,Ga naar voetnoot67-69.Ga naar voetnoot67.
De liefde 't perk van 't bang bewustzijn in?
‘Hoe week voor u het floers van haar genuchten?’
70.[regelnummer]
o Hartstogt! die ons met een weelde vleit
Voor wie noch vloek, noch graf, noch hel wij duchten
Mits geen der drie ons van de liefste scheidt;
73.[regelnummer]
Wie gaf als Dante uwe almagt weêr in woorden,
Waaruit zoo dof, zoo diep een jammer schreit
Dat eeuw bij eeuw die slechts al huivrend hoorden:
76.[regelnummer]
Gij, eêlste bloem! die in het stof ontluikt,Ga naar voetnoot76.
Wier verwen zelfs de onsterflijken bekoordenGa naar voetnoot77.
Eer 't hoofd ge boogt, door giftige aêm gefnuikt;Ga naar voetnoot78.
| |
[pagina 305]
| |
79.[regelnummer]
Sla vrij met schrik voor 't misbruik aller gaven, -
Welks offrental in gindsche schaduw duikt,Ga naar voetnoot80, 81.
Een weemlend heir, der laagste driften slaven, -
82.[regelnummer]
Toch wekt gij hoop, gij, nog in 't slijk zoo schoon,Ga naar voetnoot82-84.
Dat ge ook omlaag uw oorsprong zult zien staven,
Eens onbevlekt den Gever blijkt geboôn! -
85.[regelnummer]
Hoe spannen vast, uit hooger groep, de vrouwenGa naar voetnoot85-96.Ga naar voetnoot85.
In 't scheemren van den loutringsberg de kroon!
Door ijverzucht de lieflijke landouwenGa naar voetnoot87-96.Ga naar voetnoot87.
88.[regelnummer]
Der vaderstad voor 't pestziek oord ontrukt,Ga naar voetnoot88.
Zoo vroeg haar graf, doet ons deez' Pia rouwenGa naar voetnoot89.
Om wee nooit meer welsprekend uitgedrukt!Ga naar voetnoot90.
91.[regelnummer]
Er zijn die trots 't bewolkte van haar trekkenGa naar voetnoot91.
Als 't minlijk hoofd zij na die aanklagt bukt,
Op 't bleek gelaat een zweem van blos ontdekkenGa naar voetnoot93-95.
94.[regelnummer]
Of de ontrouw van een wensch zij zich verwijt
Dien 't foltren van haar huwlijksjuk mogt wekken, -
Een heilige ons door dien gewetensstrijd!Ga naar voetnoot96.
| |
[pagina 306]
| |
97.[regelnummer]
Daar rijzen zij die in de lent' van 't levenGa naar voetnoot97-126.
Op 't bruiloftsfeest bewonderd en benijd
Niet maar heur hand, ook 't harte mogten geven,Ga naar voetnoot99.
100.[regelnummer]
En 't heil, daar 't oud Florence roem op droeg,Ga naar voetnoot100.
In huis en hof heur schreden deên omzweven,Ga naar voetnoot101.
Van weelde wars, gelukkig met genoeg!
103.[regelnummer]
Wat offers die zij niet gewillig bragten,Ga naar voetnoot103.
Hoe vele en vake een minlijk kroost er vroegGa naar voetnoot104.
Als wiessen met die kleenen ook heur krachten!
106.[regelnummer]
Of waant ge dat de moederlijke trouw
Geen zwaarder taak dan doorgewaakte nachten,
Geen zorg dan die des welzijns vergen zou?
109.[regelnummer]
Zie Bella, die al vroeg de driften temdeGa naar voetnoot109-126.Ga naar voetnoot109.
Des wilden knaaps, daar zij bij elk berouw
Hare eischen van zijn harte hooger stemde,Ga naar voetnoot111.
112.[regelnummer]
Tot dat ze, als 't jongske aan hare voeten lag
En ze eensklaps hem zoo blijde in d'armen klemde
Den zanger in 't gevoelig kind voorzag!
115.[regelnummer]
Zie Cilia, voor wie geen perk van rozen,
Hoe weeldrig 't knopje uit mos zich beuren mag,
Een weêrga bood van harer dochter blozen,
| |
[pagina 307]
| |
118.[regelnummer]
Zich wijdende aan de ontwikkling van 't gemoedGa naar voetnoot118.
Dat de englenschaar een wijle in 't stof doet pozen,Ga naar voetnoot119.
Dat na zij oogt, in bittren tranenvloed!
121.[regelnummer]
Zie Gemma, die, eer de uchtend blinkt verrezen,Ga naar voetnoot121.
De wond verheelt waardoor haar harte bloedt,Ga naar voetnoot122.
Den langen dag slechts levend voor haar weezen;
124.[regelnummer]
Haar weezen? maar, als eindlijk de avond daaltGa naar voetnoot124.
En zij door 't kroost haar liefde hoort geprezen,
Heeft zelfs een zucht verraden wat haar faalt? -Ga naar voetnoot126.
127.[regelnummer]
O Zust'ren! die wij blinkende aan zien lichten,Ga naar voetnoot127-150.
Waar 't paradijs van tal van zielen straalt,
Wie zou den blik op u niet beurtlings rigten?
130.[regelnummer]
Zoo tusschen u van eerpalm spraak mogt zijn,
Wie niet zijn moed ten oordeel voelen zwichten,Ga naar voetnoot131.
Om strijd verrukt door dubb'len glorieschijn?
133.[regelnummer]
Geen reiner zucht dan u, Piccarda! blaakte,
Wie aller hulde ontving op 't weidsch festijn,Ga naar voetnoot134.
Eer 't jeugdig hart der wereld vreugd verzaakte,
| |
[pagina 308]
| |
136.[regelnummer]
Geen hooger liefde ontvlamde ooit vroom gemoedGa naar voetnoot136.Ga naar voetnoot136, 137.
Dan 't uwe, dat alleen naar Gode haakteGa naar voetnoot137.
Toen 't kleed gij droegt van Clara's zustrenstoet:Ga naar voetnoot138.
139.[regelnummer]
Eens broeders hand, - gij spaart hem uw verwijtenGa naar voetnoot139.
Als hoordet gij nog d'inspraak van het bloed, -
Mogt van uw hoofd den heilgen sluijer rijten;
142.[regelnummer]
Een woestaard, u door opgedrongen ringGa naar voetnoot142.
Tot ga bestemd, die dagen reeks doen slijtenGa naar voetnoot143.
Van wie ‘de Heer slechts weet hoe 't u verging!’Ga naar voetnoot144.
145.[regelnummer]
Gij zaagt deez' plaatse in 't paradijs u geven,Ga naar voetnoot145.Ga naar voetnoot145-150.
Gij vraagt noch hoopt er eene in hooger kring,Ga naar voetnoot146.
Gods wille uw wensch, Gods wil uw vreê gebleven,
148.[regelnummer]
Gods wil de zee waar elke ziel naar hijgt,
Waar alles wat Hij adem heeft gegeven
‘Zich in verzaêmt en lout'rer aan ontstijgt!’Ga naar voetnoot150.
151.[regelnummer]
Toch voelen wij ons teedrer aangetrokken,Ga naar voetnoot151.Ga naar voetnoot151-168.Ga naar voetnoot151.
Ons meer met u verwant, die zedig zwijgt,Ga naar voetnoot152.
Gij, Nella! wie een vlaag van witte vlokkenGa naar voetnoot153.
| |
[pagina 309]
| |
154.[regelnummer]
Op 't gouden haar niet smartlijk heeft verrast,
Toen naauwlijks nog de weelde van die lokken
In schaâuw der wijl' was schreijend zaamgetast;Ga naar voetnoot156.
157.[regelnummer]
Ontroostbre! die den zwaren sleep van rouwe
Niet enkel droegt zoo lang het weêuwen past,
Die nimmer weêr u doste als schoone vrouwe,
160.[regelnummer]
Die eens uw harte en toen voor eeuwig gaaft,
Het ideaal der echte huwlijkstrouwe,
Door woord en daad tot in den dood gestaafd;
163.[regelnummer]
Wier zoete naam zoo min wij zouden weten
Als zij die gij gespijsd hebt en gelaafd,Ga naar voetnoot164.
Wier heugnis vast de wereld had vergetenGa naar voetnoot165.
166.[regelnummer]
Waart ge uit het diepst zijns jammers door uw gaGa naar voetnoot166-168.
De slaakster van zijn boeijen niet geheeten,
Verzuchtende om zijn ziele vroeg en spa!....
169.[regelnummer]
De liefde een band die deze zamenstrengel',Ga naar voetnoot169.
Die zelfs den schok van 't scheidingsuur weêrsta',Ga naar voetnoot170.
Die hier ons zaal'ge en ginder ons verengel'!Ga naar voetnoot171.
172.[regelnummer]
Verheft zich, langs dien luchten wolkenboog, -
Een reine roos op ongebogen stengel, -Ga naar voetnoot173.
Beatrix niet verrukkend voor ons oog?Ga naar voetnoot174.
|
|