Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 267]
| |
XVIIGa naar voetnoot+aant.1.[regelnummer]
Ach, dienstbre Itaalje! ach, somber huis der smart!Ga naar voetnoot1-36.Ga naar voetnoot1-3.
Schip zonder loods, die 't in het noodweêr leidde!
‘Vorstin der volken, die boeleerster werd!’
4.[regelnummer]
Dus sprekend heeft hem Pazzi uitgehouwen,Ga naar voetnoot4.
En niemand vall' des kunstnaars keuze hard
Dien laaijen toorn het volk te doen aanschouwen:Ga naar voetnoot6-9.
7.[regelnummer]
Of 't stof hij schudt van weêr gebeurden voet,Ga naar voetnoot7, 8, 9.
Of 't kleed ter reis hij schort in breede vouwen,
Of de adelaar het opvaartsein vermoedt,Ga naar voetnoot9.
10.[regelnummer]
Herschiep hij hem - en huivrend hooren allen,Ga naar voetnoot10.
Ten keerklank op hun blijden welkomstgroet,Ga naar voetnoot11.
Den donder van zijne invective schallen;Ga naar voetnoot12.
13.[regelnummer]
Doch heilzaam is dat omziens kille schrik!Ga naar voetnoot13.
Weêr schild en speer der hem zoo dierbre wallen,Ga naar voetnoot14.
Bezielt hij hun in 't eigen oogenblikGa naar voetnoot15.
| |
[pagina 268]
| |
16.[regelnummer]
Ten duren eed zich zijner waard te toonen,
Wat over hen de toekomst ook beschikk'Ga naar voetnoot17.
In de ijverzucht der keizerlijke kroonen!Ga naar voetnoot18.
19.[regelnummer]
Er stijge een sein langs 't vlak der leege zee,Ga naar voetnoot19-36.Ga naar voetnoot19.
Die blonk van pracht, als weeldrigste der schoonen,
Zoo vaak de ring des Dogen hand ontgleê;Ga naar voetnoot21.
22.[regelnummer]
En 't Lido zal de nieuwe vloot zien rijzen,Ga naar voetnoot22.
Getroost, voert ze ook geene overwinning meê,Ga naar voetnoot23, 24.Ga naar voetnoot23.
Het gloriespoor in d' eersten slag te wijzen; -
25.[regelnummer]
Er klinke een kreet van uit de wereldstad,Ga naar voetnoot25.
In wie weleer 't verstijvend hart des grijzenGa naar voetnoot26.
De laatste vonk voor vrijheid over had;
28.[regelnummer]
En 't jonge heir zal 't op haar heuvlen staven,Ga naar voetnoot28.
Dat zijn gemoed den Heiland niet vergat,
Schoon 't weigren dorst in priesterjuk te draven; -Ga naar voetnoot30.
| |
[pagina 269]
| |
31.[regelnummer]
‘Een kans!’ weêrgalmt het om ons, ‘bloemgestrooi,Ga naar voetnoot31.
Noch handgeklap, wat wij hem heden gaven,Ga naar voetnoot32.
Die eff'nen op 't gefronsd gelaat geen plooi:Ga naar voetnoot33.
34.[regelnummer]
Onze eenheid was zijn liefste, laatste bede,
Een kans, dat strijd of schikking die voltooi!
Eerst dan schenkt hij zijn zegen aan de stede,
37.[regelnummer]
‘Een kans!’Ga naar voetnoot37-40.
37.[regelnummer]
Als vond die vaderlandsche zucht
Den borg voor haar bevrediging alreede,
Verheffen zich, tot steigerende vlugt,
40.[regelnummer]
De wieken van de hymne. Forsche klanken
Ontvoeren haar den druk der lagre lucht;Ga naar voetnoot41.
Ter sfeer, waarin het bidden wijkt voor danken,Ga naar voetnoot42.
43.[regelnummer]
Is ze opgezweefd; meestresse van 't gemoed,Ga naar voetnoot43-45.
Verrassen haar geen dichterlijke spranken,
Of ijlings zet ze 't gansche harte in gloed:
46.[regelnummer]
Ter slinke zien wij uit des voortijds kimmen,Ga naar voetnoot46.
Wie Dante's dicht weleer een jongrenstoet
Hier duiden mogt, langs 't goud dier transen klimmen, -Ga naar voetnoot48.
| |
[pagina 270]
| |
49.[regelnummer]
Verwondert ge u dat ge in BoccaccioGa naar voetnoot49.
Den leidsman groet der eerbiedwaarde schimmen?
Al duldt uw ernst zijn schalke scherts maar noo',
52.[regelnummer]
Al prees zijn luit de minne 't zoet van 't leven,Ga naar voetnoot52.
Geen vrees dat hem de zeed'lijkheid ontvloo',Ga naar voetnoot53.
Schoon hij zijn tijd den spiegel durfde geven; -Ga naar voetnoot54.
55.[regelnummer]
Uit stad bij stad verschenen wast de schaar,
Die de ooren naar den zanger hield geheven,
Haar genius van haardstede en altaar!Ga naar voetnoot57.
58.[regelnummer]
Hoe zedig zweeft Petrarca daar ten hoogen,Ga naar voetnoot58.
Haast wenschend dat hij ongelauwerd waar'
Wijl 's meesters kruin op 't siersel niet mogt bogen;Ga naar voetnoot60.
61.[regelnummer]
En zeker was 't zijn zangster eers genoegGa naar voetnoot61.
Dat vaak de jeugd met de eigen geestdrift de oogenGa naar voetnoot62.
Op Laura als op Beatrice sloeg! -Ga naar voetnoot63.
| |
[pagina 271]
| |
64.[regelnummer]
Hem volgt de roem dier ongelijkbre dagen,Ga naar voetnoot64.
Toen geene kunst vergeefs hier meesters vroeg,
Wier stoute vlugt den wedstrijd durfde wagen
67.[regelnummer]
Met al wat schoons uit d' oudheid overbleef,Ga naar voetnoot67.
En 't stift, 't penseel, de beitel mogten slagen,
Of 's menschen geest een hooger baan beschreef!Ga naar voetnoot69.
70.[regelnummer]
Op elk gebied vlocht weêr een trits saizoenen,Ga naar voetnoot70.
Gelijk weleer in paradijsche dreef,Ga naar voetnoot71.
Terzelfder stond haar gaven tot festoenen:Ga naar voetnoot72.
73.[regelnummer]
Niet enkel heerschte alom de zomergloor,
De rijpe vrucht blonk tevens 't lentegroenen,
De bloesemsneeuw het donker herfstloof door;
*
76.[regelnummer]
Er ruischt een lied bij 't rijzen van dien luister!Ga naar voetnoot76.
Maar beide gaan voor gindsche schim te loor, -Ga naar voetnoot77.
Zoo droef te moê verneemt zij 't niet, al suist erGa naar voetnoot78,79.
| |
[pagina 272]
| |
79.[regelnummer]
Een diep gezucht om wat zij heeft geleên, -
Schoon hart bij hart: ‘Savonarola!’ fluister,Ga naar voetnoot80.
Stil spoedt zij, stil naar Buonarroti heen.
82.[regelnummer]
Hoe somber zegt ze: ‘Ik liet u jongling achter,Ga naar voetnoot82.
'k Vind grijze u weêr, met staf en kroon te vreên,
In 't rijk der kunst u toebedeeld! Gedacht erGa naar voetnoot84.
85.[regelnummer]
‘Uw ziele ooit bij, hoe vaak het schoon verzocht?’ -Ga naar voetnoot85.
Daar zwijgt ze een wijl, - daar weeklaagt zij, maar zachter
Of haar een vloed van tranen overmogt:
88.[regelnummer]
Florence! die mij liever waart dan 't leven,
Wat hebt ge duur den ijdlen glans gekochtGa naar voetnoot89.
Voor 't heilig licht, waarin ik u zag zweven!Ga naar voetnoot90.
91.[regelnummer]
Vroom wenschte ik u en door die vroomheid vrij,
Waartoe uw hart der wereld weêr gegeven?Ga naar voetnoot92.
‘Een speelbal dra van dubble slavernij!’Ga naar voetnoot93.
| |
[pagina 273]
| |
94.[regelnummer]
't Gebogen hoofd op nieuw ten meester rigtend,Ga naar voetnoot94.
Herneemt de schimme in onheils-profecy:
Beklaagbre! die al schildrend, bootsend, dichtend,Ga naar voetnoot96.
97.[regelnummer]
In elken vorm altijd van d'aard maar aardsch,Ga naar voetnoot97.
En 't streelend staag verkiezend boven 't stichtend,
De zielen dacht te voeren hemelwaarts,
100.[regelnummer]
‘Hoe ziet ge u op den grooten Dag bedrogen!’Ga naar voetnoot100.
Er schudt geen lok des zilverwitten baards,
Er trilt geen haar der breede wenkbraauwbogen,
103.[regelnummer]
Er vliegt geen vonk van drift de blikken uit,
Des grijsaards die 't verwijten bleef gedoogen,Ga naar voetnoot104.
Die zelfs 't gemor van vriend en volgling stuit!Ga naar voetnoot105.
106.[regelnummer]
Herrijzen hem nog eens zijn lentejaren,Ga naar voetnoot106.
Toen 't ruim des Doms vaak te eng was voor't geluid,Ga naar voetnoot107.
Dat harten schokte als 't stormgeloei de baren,
109.[regelnummer]
Tot straks de schaar, die op de knieën gleed,
Het spieglend vlak der zee mogt evenaren,
Wanneer die stem haar ‘Pace!’ troosten deed?Ga naar voetnoot111.
| |
[pagina 274]
| |
112.[regelnummer]
Of breekt op nieuw van meêgevoel zijn harte,
Aanschouwt hij weêr die vlammen hoog en breed,
Waar uit de blik des martelaars niet tartte,
115.[regelnummer]
Waarin geen bleek der vrees, geen rood der schaamt',
Waarin de lach der zielsrust 't won van smarte?Ga naar voetnoot116.
‘Wie was ik,’ zegt hij, ‘dat tot mij ge kwaamt,Ga naar voetnoot117.
118.[regelnummer]
Gij, heilge! die voor zwakke stervelingen
Den maatstaf van der englen deugden naamt,
Als viel omlaag reeds 't hallel rein te zingen!Ga naar voetnoot120.
121.[regelnummer]
Vergeef mij God wat zondigs ik bestond;Ga naar voetnoot121.
Doch dat ik niet slechts in verloocheningen,
In bede en boete alleen het middel vond,
124.[regelnummer]
Voor 's levens gaaf den Gever dank te toonen,
Dat, vader! doen alom mijn werken kond,Ga naar voetnoot125.
Dat, vader! pleit vergeven noch verschoonen!Ga naar voetnoot126.
127.[regelnummer]
Waarom toch bleef in ons gemoed en geest,Ga naar voetnoot127.
Trots val en straf, de telg des hemels wonen,Ga naar voetnoot128.
Verkondigend Wiens beeld we zijn geweest,
| |
[pagina 275]
| |
130.[regelnummer]
Waarom zou nog de scheppingszucht ons blaken
Als zij, voor wier verleidingskracht gij vreest,Ga naar voetnoot131.
Haar taak niet vond in vormen en volmaken?
133.[regelnummer]
Opregte kunst viert onzen zin voor vreugdGa naar voetnoot133.
Alleen wanneer het lage wij verzaken,
Ons prikklend tot vereedling door geneugt;Ga naar voetnoot135.
136.[regelnummer]
Volkomen eerst waar zij aan 't goede en 't wareGa naar voetnoot136.
Haar luister leent, verstaalt tot elke deugd
Zij 't weeke was der harten van de schare!
139.[regelnummer]
Zoo ge in mijn werk niet vlekkeloos haar ziet,Ga naar voetnoot139.
Wacht tot zij zich in meesters openbare,
Wier tijd een heil den onzen vreemd geniet;Ga naar voetnoot141.
142.[regelnummer]
O Dageraad! wiens vonkling aan mag breken,
Wiens rozen mjj verrassen in 't verschiet,
O Vrijheidseeuw! die fierder kunstnaars kweeken,
145.[regelnummer]
Die vorstengunst ontbeerlijk maken zult,
Laat u mijn Nacht van al het lijden spreken,Ga naar voetnoot146.
Waarmeê ten boord mijn beker werd gevuld!
148.[regelnummer]
Verzuchtte zij, bij 't flaauwe waslichtgloren,Ga naar voetnoot148.
In 't heiligdom, welks schemer haar omhult,Ga naar voetnoot149.
Als zich van veer de schred eens voets liet hooren:
| |
[pagina 276]
| |
151.[regelnummer]
Wel is de slaap, wel is 't van steen zijn zoet,Ga naar voetnoot151-153.
Zoo lang ons smaad en schande blijft beschoren,Ga naar voetnoot152.
‘Geen deernis heeft die mij ontwaken doet!’Ga naar voetnoot153.
154.[regelnummer]
Hoe zal ze als haar uw zegekreet mag wekken,Ga naar voetnoot154.
Op eens verrast door vollen stralenvloed,
Hare armen in verrukking tot u strekken,
157.[regelnummer]
En tuigend van mijn liefde voor mijn land,Ga naar voetnoot157.
De wanhoop en de wroeging u ontdekken,Ga naar voetnoot158.
Mijn deel toen 'k weêr ons leggen zag aan band!’Ga naar voetnoot159.
160.[regelnummer]
Als mogt hij nog van de aardsche kracht beschikken,Ga naar voetnoot160.
Zoo hartlijk zoekt de priester' s meesters hand,
‘Ik dank u,’ straalt uit Buonarroti's blikken.... -
*
163.[regelnummer]
Wat schimmendrom heft daar een lofzang aan?Ga naar voetnoot163.
't Zijn toonen die de gansche schaar verkwikken,
Schoon enklen maar dier vreemden taal verstaan!
166.[regelnummer]
Italië uit, dat van deez' gulden bogenGa naar voetnoot166.
Om 't strand de zee zoo blij ten rei ziet gaan,
In straffer lucht is de aadlaar voortgevlogen,Ga naar voetnoot168.
| |
[pagina 277]
| |
169.[regelnummer]
Door sneeuw en ijs weêrklonk de koopren keel,
En boeide ook door zijn vaart ter zonne de oogen,
Ook 't verste volk neemt aan zijn krooning deel!Ga naar voetnoot171.
172.[regelnummer]
Europe viert die staatsliên, wijsgeers, dichters -Ga naar voetnoot172-174.
In Dante smolt de trits ten grootsch geheel! -Ga naar voetnoot173.
Op elk gebied der vrijheid tempelstichters;
175.[regelnummer]
Wat hulde waar de stoet meê herwaarts kwam,Ga naar voetnoot175.
Dat louter d'aêm des zuider-volksverlichtersGa naar voetnoot176.
Hun flauwe vonk verkeerde in held're vlam!
178.[regelnummer]
Een flonkerstarre op 't pad des fiersten strevens,Ga naar voetnoot178.
Die 't heldenharte alom tot gidse nam,Ga naar voetnoot179.
Vertroostte zij de stiller zielen tevens:
181.[regelnummer]
Wie telt het tal dat starende op haar lichtGa naar voetnoot181.
Met meer geduld de lasten droeg des levens,
Met meer geloofs zich toewijdde aan zijn pligt?
| |
[pagina 278]
| |
184.[regelnummer]
Daar zweven ze aan van uit de donk're tijdenGa naar voetnoot184.
Toen 't volk zijn val hier boette in wederwigtGa naar voetnoot185.
Van schuld en straf, van laagheid en van lijden,Ga naar voetnoot186.
187.[regelnummer]
Tot dwinglandije, aan alle deernis vremd,
Slechts wapens droeg om slaven te kastijdenGa naar voetnoot188.
Van kindsbeen af in ijz'ren boei geklemd;
190.[regelnummer]
Daar rijzen zij, die 't heilig vuur bewaarden,Ga naar voetnoot190.
Sints kerk en kunst, voor de' outerdienst bestemd,Ga naar voetnoot191.
In vleisters van het weeldrig hof ontaardden,
193.[regelnummer]
De heerschzucht door den beitel werd vergood,Ga naar voetnoot193.
De ontuchtigheên van alle wanden staarden,Ga naar voetnoot194.
De poëzij het woordenspel ontvlood!Ga naar voetnoot195.
196.[regelnummer]
Een moeder is 't, die levend voor haar kleenen
Het evenbeeld der wakk're vrouwen bood
Beschamende in 't aeloude dicht verschenen; -Ga naar voetnoot198.
199.[regelnummer]
Een vader, vaak den geest des tijds te straf,Ga naar voetnoot199.
Verscheidend zelfs niet stemmende in het weenen,Ga naar voetnoot200.
Van 't weerzien wis aan de and're zij van 't graf! -
| |
[pagina 279]
| |
202.[regelnummer]
Een jongling, die der driften lust betoomdeGa naar voetnoot202.
En onbevlekt zijn hart der liefste gafGa naar voetnoot203.
Wijl hij zich vroeg een Beatrice droomde; -
205.[regelnummer]
Een nonne, wie de wereldvreugd deed vliên,Ga naar voetnoot205.
Maar die zoo min voor krankte als kerker schroomde
Mogt hulpe en troost zij aan verlaat'nen biên! -Ga naar voetnoot207.
208.[regelnummer]
Een burgrengroep, die de oude landsgebouwenGa naar voetnoot208.
Waar 't wapen van weleer op viel te zienGa naar voetnoot209.
Nooit zonder wrok of wroeging aan kon schouwen, -
211.[regelnummer]
Een vriendenkring, dien Dante's meesterdichtGa naar voetnoot211.
In 't: ‘Vader ons!’ de handen leerde vouwen
In 't: ‘wijden we ons Uw wille!’ heeft gesticht! -Ga naar voetnoot213.
214.[regelnummer]
Slechts enk'len die hun vrijheidsliefde boettenGa naar voetnoot214.
En toch op weg naar 't leste strafgerigt
Steeds minder smaads bij 't woelziek graauw ontmoetten,Ga naar voetnoot216.
| |
[pagina 280]
| |
217.[regelnummer]
Wie soms een traan van meêlij tegenblonk
En fluks zich met meer eerbieds zagen groeten
Dan voor den vorst in 't veile: ‘leve!’ klonk! -Ga naar voetnoot219.
*
220.[regelnummer]
Alfieri, die zijn volk gestorven waandeGa naar voetnoot220.
Sints hem 't geloof aan ons geslacht ontzonk,Ga naar voetnoot221.
Verbaast zich dat deez' stoet den weg hem baande:Ga naar voetnoot222.
223.[regelnummer]
De dichter zag die kern der burgerij,
Hij zag den ploeg zijn weg zoo rustig gaande,Ga naar voetnoot224.
Hij zag het zaad zoo stil gestrooid voorbij!
226.[regelnummer]
Ach, eenvoud! die van schaamte leert te blozenGa naar voetnoot226.
‘Wie laag op u dorst neêrzien,’ vonnist hij
Zichzelv', ‘hadde ik tot u den weg gekozen!Ga naar voetnoot228.
229.[regelnummer]
Mijn vers doorvlijmt de tirannije als staal,
Maar smeedde nooit een schild voor weereloozen,
In 't stoute trilt niets teeders door mijn taal! -
232.[regelnummer]
Wie schetst mij dies of, gramme, ik niet gevoelde?Ga naar voetnoot232.
Schoon 't zangers vaak aan zelfdoorschouwing faal',Ga naar voetnoot233.
Ik wist te wel wat toornend ik bedoelde!
| |
[pagina 281]
| |
235.[regelnummer]
De menigt', met haar slavenlot tevreên,
Het wormenheir dat aan mijn voeten woelde,
‘Verdiende dat in 't stof het werd vertreên!’ -
238.[regelnummer]
‘Hoe luttel zal een klagt uw lippen passen’,Ga naar voetnoot238.
Zoo spreekt een schim die aan zijn zij' verscheen,
Wanneer ge u straks door 't schouwspel ziet verrassen
241.[regelnummer]
Wat zielen gij voor glorie hebt ontgloeid:Ga naar voetnoot241.
Uw lauwren zijn op 't oorlogsveld gewassen,Ga naar voetnoot242.
Uit stroomen bloeds heeft u de krans gebloeid!
244.[regelnummer]
Aanschouw, daar ginds verrijst een heir van heldenGa naar voetnoot244.
Door d'eigen glans van geestdrift nog omvloeidGa naar voetnoot245, 246.
Als schitt'ren mogt toen zij te wapen snelden;
247.[regelnummer]
‘Een vrijheidskans loeg hen verlokkende aan!Ga naar voetnoot247.
Onsterflijk bleef uw dicht de deugd vermelden
Van wie weleer er fier naar heeft gestaan!’ -
250.[regelnummer]
Wat dank, wat trots, bij beurte Alfieri's oogenGa naar voetnoot250.
Bezielende! Ach! om ijlings schuil te gaan
Als op zijn vraag: ‘En de uitslag van hun pogen
253.[regelnummer]
‘Mogt zege zijn?’ de grijze schim verzucht:
Itaalje werd door Frankrijk wreed bedrogen,Ga naar voetnoot254.
Ons rijpte uit heel die bloesemzee geen vrucht!
| |
[pagina 282]
| |
256.[regelnummer]
Een ziener voert in Foscolo deez' scharen;Ga naar voetnoot256.
Zijn blik heeft vast Napoleon geduchtGa naar voetnoot257.
Toen wij nog trotsch op Bonaparte waren!Ga naar voetnoot258.
259.[regelnummer]
Mijn leidsman die, al boog Euroop gedwee,Ga naar voetnoot259.
Zijn cither voor den Keizer niet wou snaren,Ga naar voetnoot260.
‘Die balling toog naar Englands vrije reê!’ -
262.[regelnummer]
Wie moogt ge zijn wiens hoofd niet weet van bukken,Ga naar voetnoot262.
Wat jaren last u op de schoudren gleê,Ga naar voetnoot263.
‘Wiens woorden mij verteedren en verrukken?’
265.[regelnummer]
Dus klinkt der schimme Alfieri's stemme toe;Ga naar voetnoot265.
Als ik de hand van Foscolo zal drukkenGa naar voetnoot266.
‘Vertrouw ik dat hij 't best mij kennen doe,’
268.[regelnummer]
Is 't wederwoord - de derde zweeft ze op zijde: -Ga naar voetnoot268.
o Tweetal! daar een eerbied ik voor voe'Ga naar voetnoot269.
Als zelfs mijn jeugd geen geest der oudheid wijdde,Ga naar voetnoot270.
271.[regelnummer]
‘Gij meester! en gij, leerling! die 'k om 't zeerst,’Ga naar voetnoot271.
Zoo jubelt hij, ‘bewonderde en benijdde,
Die zamen, niet een wijl maar, deze 't eerstGa naar voetnoot273.
| |
[pagina 283]
| |
274.[regelnummer]
En gene 't lest, die tot het eind der dagenGa naar voetnoot274.
Op ons tooneel zult heerschen, als gij heerscht!Ga naar voetnoot275.
Wier muzenpaar der vrijheid ster mag dragen
277.[regelnummer]
Die, vier'ge vlam, de dwinglandij verschrikt;Ga naar voetnoot277, 278, 279.
Die, loutrend licht, de priesterschap doet tsagen;
Die, scheppingssein, 't gemoed des volks verkwikt;
280.[regelnummer]
Wat gunstig lot heeft bij dit zamentreffenGa naar voetnoot280.
‘Zoo hoog een plaats mij tusschen u beschikt?’Ga naar voetnoot281.
Het voorhoofd van Alfieri wordt oneffen,Ga naar voetnoot282.
283.[regelnummer]
Doch 's grijsaards schim verzoent zijne ijdelheid:Ga naar voetnoot283.
Hadde ik voorzien dat dus gij me op zoudt heffen,
Mijn Foscolo! 'k had zelf mij ingeleid
286.[regelnummer]
Bij hem wiens staf in 't rijk van schrik en smarteGa naar voetnoot286.
Den weg voor Niccolini heeft bereid!Ga naar voetnoot287.
Ontvang den dank, o meester! van een harteGa naar voetnoot288.
289.[regelnummer]
Als 't uwe aan Dante op 't innigste verknocht,Ga naar voetnoot289.
Wijl even koen zijn kruin de bliksems tartteGa naar voetnoot290.
‘'t Zij plebs of paus vergramd die sling'ren mogt!’ -
292.[regelnummer]
‘Voorzeker hebt,’ getuigt Alfieri's hulde,Ga naar voetnoot292-297.
Gij nooit vergeefs zijn zegen hem verzocht,Ga naar voetnoot293.
Zoo vaak uw zang den heilgen last vervulde,Ga naar voetnoot294.
| |
[pagina 284]
| |
295.[regelnummer]
Gij, dien voortaan ik groete als evenknie!Ga naar voetnoot295.
Maar zeg mij wat die drom van schimmen duldde
Aan wie ik nog der boeijen teeknen zie?’....
298.[regelnummer]
Ach! - even als de storm de teêrste blaêrenGa naar voetnoot298-349.
Het eerste schendt, heeft Habsburgs tyrannieGa naar voetnoot299.
Op d' eêlste jeugd in tal van schrikbre jarenGa naar voetnoot300.
301.[regelnummer]
Hier 't strafst gewoed, - het volk verdroeg en zweeg;
De jonkheid slechts had heugnis wie wij waren,Ga naar voetnoot302, 303.
Hoe vrijheidszon soms de oproerwolk ontsteeg!
304.[regelnummer]
Wat droeve nacht waarin zij zamenzwoeren! -Ga naar voetnoot304-306.
De morgen vond hun legerstede leeg:
De scheemring had ze in kluisters weg zien voeren! -
307.[regelnummer]
Wie hunner dacht dat in den eed van trouw,Ga naar voetnoot307-309.
De lis wier knoop deez' pijlen moest omsnoeren,Ga naar voetnoot308.
't Verspiedren rot een strik hen spreiden zou!Ga naar voetnoot309.
310.[regelnummer]
Helaas! waarom gevoelden we ons nog slaven?
Het oudren hart voorzag maar ramp en rouwGa naar voetnoot311, 312.
Zoo 't werd verrast door geestdrifts hooge gaven;
| |
[pagina 285]
| |
313.[regelnummer]
Voor kerkerstraf volstond een woord, een zucht!
In verren vreemd ontstegen zij hun gravenGa naar voetnoot314.
Wie 't ‘welkom’! ginds doet trillen van genucht!Ga naar voetnoot314, 315.
316.[regelnummer]
Ontwaart gij hem, die met gevouwen handenGa naar voetnoot316.
Het kruis daar beurt in statelijke vlugt?Ga naar voetnoot317.
Al legde hij zijn vrijheidszin aan bandenGa naar voetnoot318, 319.
319.[regelnummer]
Uit eerbied voor te teeder een gemoed;
Mijn harte voelt nog de oude liefde branden!
Wiens sterkte deed als zijne zwakheid goed?Ga naar voetnoot321.
322.[regelnummer]
Een dierb're vriend me in de' opgang van het leven
Ontvlamde 't schoon der kunst zijn ziele in gloed; -
Was Foscolo ons niet ten gids gegeven? -Ga naar voetnoot324.
| |
[pagina 286]
| |
325.[regelnummer]
Wat blos, zoo vaak hij zich de weelde dachtGa naar voetnoot325.
Den meester eens op zij te mogen streven,Ga naar voetnoot326.
Die Hellas in Ausonië overbragt!Ga naar voetnoot327.
328.[regelnummer]
Hoe heeft hij haar ter kwader uur genoten,Ga naar voetnoot328.
Toen heel zijn hart hij stortte in liefdes klagtGa naar voetnoot329.
En tranen langs der schare wangen vloten!
331.[regelnummer]
Er ging een aêm van Dante door zijn dicht, -
Hij werd verdacht, - hij was in boei gesloten -
Hij zeven jaar beroofd van lucht en licht!Ga naar voetnoot333.
334.[regelnummer]
De laatste stond des gruwels had geslagen;Ga naar voetnoot334.
Al knarsend week de grendel van 't gesticht,
‘Och! leven nog mijne ouders?’ mogt hij vragen,
337.[regelnummer]
't Was alles wat hij schreijende uiten kon;
Tot door zijn schets hoe 't leed hij had gedragenGa naar voetnoot338.
Der wereld hart hij voor Itaalje won!
340.[regelnummer]
Geen kreet van wraak om onverdiende kluister,Ga naar voetnoot340, 341.
Geen vrijheidsvloek waar meê 't geschrift begon,
Allengs werd om en in u alles duister,Ga naar voetnoot342.
343.[regelnummer]
Alleen de hope op 't namaals die niet stierf:
Een weemoed, daar des Keizers kroon haar luisterGa naar voetnoot344.
In de oogen van de menschlijkheid door dierf!Ga naar voetnoot345.
| |
[pagina 287]
| |
346.[regelnummer]
Och, hebb' voor 't minst 't bewustzijn welk een menigt'
Hij, lijdzame! ons ten heil'gen oorlog wierf
't Verlaatne van een ouderdom gelenigd,Ga naar voetnoot348.
349.[regelnummer]
‘Door velerlei miskennens vaak bedroefd!’....Ga naar voetnoot349.
Een blijde kreet! - ‘wat dag die ons hereenigt!’
Juicht Pellico, - ‘waar toch Manzoni toeft?’ -Ga naar voetnoot351.
*
352.[regelnummer]
Deez' stilte spreekt van fierder martelaren!Ga naar voetnoot352.
Al werd geen moed zoo gruwzaam ooit beproefd,Ga naar voetnoot353.
Misleidende als de vroegste zegemaren,Ga naar voetnoot354.
355.[regelnummer]
Gehuicheld als der vorsten ommekeer,
Wanhopige als de leste kansen waren,
Hun neêrlaag blonk van onbezoedelde eer!Ga naar voetnoot357.
| |
[pagina 288]
| |
358.[regelnummer]
Geschiedenis beurt haar stift voor krijgsbedrijven
Van burg'ren op hun wallen in 't geweer,Ga naar voetnoot359.
Toch laat bij: Hulde aan Brescia! zij 't blijven:Ga naar voetnoot360.
361.[regelnummer]
Haar geessel schiet voor Haynau niet te kort;
Maar afschuw mag haar vingren doen verstijven,Ga naar voetnoot362.
Als zulk een trouw vergeefs het offer wordt!
364.[regelnummer]
Vergeefs? - Sla op die overwolkte blikken,Ga naar voetnoot364.
Waarmeê ge in 't heetst des slags u hebt gestort
Schoon 't vuur het ros tot steigrens toe deed schrikken.
367.[regelnummer]
Gij, koning! die een kogel tegenjoegt,
Of in den dood een ruste u mogt verkwikken
Die, vruchteloos, gij van het leven vroegt!
370.[regelnummer]
De kroon, wier wigt te zwaar viel voor uw slapen,Ga naar voetnoot370-375.
Waarin zoo scherp een doornenkrans gij droegt,
Is door de liefde eens vrijen volks herschapenGa naar voetnoot372, 373.
373.[regelnummer]
Tot sterre, die ter zege heeft geleid!
En thans haar glans op 't omgesmeede wapen,Ga naar voetnoot374.
Dien heinde en veer op 't glimpend kouter spreidt! -Ga naar voetnoot375.
| |
[pagina 289]
| |
376.[regelnummer]
Vergeefs? - maar hebt gij trots driedubble rouweGa naar voetnoot376-387.Ga naar voetnoot376.
In ballingschap nooit hopeloos geschreid,
Geen oegenblik vertwijflende aan Gods trouwe,
379.[regelnummer]
Hoe smaakt ge 't heil des weêrziens eerst volmaaktGa naar voetnoot379.
Thans juichend tot uw lievlinge en uw vrouwe:
‘De kluisters van Venetië zijn geslaakt!’Ga naar voetnoot381.
382.[regelnummer]
o Burger! in den doopnaam u gegevenGa naar voetnoot382.Ga naar voetnoot382-387.
Van kindsbeen af door vrome zucht geblaakt
Op 't gloriespoor den ziener na te streven,Ga naar voetnoot384.
385.[regelnummer]
Die 't vlammend schrift verstrekken dorst ten tolkGa naar voetnoot385.
Toen 't Belzazar op Babels troon zag beven,Ga naar voetnoot386.
In slavernij de redder van zijn volk! -
388.[regelnummer]
Vergeefs? - de lucht mogt wee voorspellend drukkenGa naar voetnoot388-389.
Tot straks de zee, verkeerd in dwarelkolk
's Lands kiel bij beurt naar 't gapend graf deed bukken,
| |
[pagina 290]
| |
391.[regelnummer]
Bij beurt 's lands kiel tot in de wolken bragt,
Daar 't vlottend roer den loods had weg zien rukken,Ga naar voetnoot392.
Haar leste hope in starrenlooze nacht;
394.[regelnummer]
Gij, staatsman! die de haven niet mogt winnenGa naar voetnoot394.
In wie alleen de hulk gij veilig dacht,
Zie, echter ging ze, u zeeg'nend, haar toch binnen;Ga naar voetnoot396-399.Ga naar voetnoot396.
397.[regelnummer]
Der manschap, die des kruisses teeken slaat,
Straalt louter licht van Rome's tempeltinnen:
De vrije kerk verrees in vrijen staat!Ga naar voetnoot399.
|
|