Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 249]
| |
XVGa naar voetnoot+aant.1.[regelnummer]
Op 't ruime plein voor 't feest de reien schikkend,Ga naar voetnoot1-12.Ga naar voetnoot1.
Verrast de schare ons door een phantazy,
Niet louter zich aan 't schoon verschiet verkwikkend;Ga naar voetnoot3.
4.[regelnummer]
Neen, stout genoeg zelv' vleuglen uit te slaan: -Ga naar voetnoot3,4.
Een grijskop, strak naar Santa Croce blikkend,Ga naar voetnoot5.
Geeft mijmrend naauw den toon der stemming aan:Ga naar voetnoot6.
7.[regelnummer]
Florence vroeg in de ochtendschemeringenGa naar voetnoot7.
‘Dien grooten doôn hun zegen voor haar vaan!’Ga naar voetnoot8.
Of, even als een vonk de mijn doet springen,
10.[regelnummer]
Staat bij dat woord wat hem omringt in gloed;Ga naar voetnoot10.
‘Zoo op haar beê de zerken opengingen,’Ga naar voetnoot11.
Vernemen wij, in forschen klankenvloed, -Ga naar voetnoot12.
| |
[pagina 250]
| |
13.[regelnummer]
Heeft Machiavelli wis het warmst van allen,Ga naar voetnoot13.
Het kwijten dier aeloude schuld begroet;Ga naar voetnoot14.
Ook hem zijn lot en laster hard gevallen,
16.[regelnummer]
‘Ondankbren, als wij immer zijn geweest!’ -
Het voegt geen gast het: bravo! te doen schallen,Ga naar voetnoot17.
Als bij den vreemd zich 't volk de les dus leest,
19.[regelnummer]
Maar mag hij 't niet bewondren, niet benijden? -
‘En zeker vroeg,’ - dus tuigt een blijder geest,Ga naar voetnoot20.
Die 't lokkig haar, dat hem ter wederzijden
22.[regelnummer]
Om 't voorhoofd golft, doet stuiven van 't gelaat,
Of 't laaije licht eens bliks ons toe moest glijden,Ga naar voetnoot23.
Wiens donk're gloed de kunstnaarsziel verraadt; -Ga naar voetnoot24.
25.[regelnummer]
En zeker vroeg, zijn marmren tombe ontstegen,Ga naar voetnoot25.
Waarop in rouw de trits van kunsten staat, -
Wie meest der drie onze' Angiolo genegen? -Ga naar voetnoot27.
| |
[pagina 251]
| |
28.[regelnummer]
De grijsaard waar 't verzwakte nageslachtGa naar voetnoot28.
Zijn hamer en zijn beitel heeft gelegen?Ga naar voetnoot29.
Om ijlings ons, met de oude wonderkracht,
31.[regelnummer]
Den held des dags verwinnaar uit te houwen,Ga naar voetnoot31.
Naast David die des reuzen komst verwacht.’Ga naar voetnoot32.
Daar dag aan dag zij 't meesterstuk aanschouwen,Ga naar voetnoot33.
34.[regelnummer]
Vraagt ieder zich wie van 't geniënpaar,Ga naar voetnoot34.
't Welsprekendst wordt gevierd door dat vertrouwen?Ga naar voetnoot35.
Een dichteres verrast de mannenschaar:Ga naar voetnoot36.
37.[regelnummer]
Hoe zangrig ook Florence hem mogt wekken,Ga naar voetnoot37-42.
‘'t Verrijzen viel Alfieri,’ zegt zij, ‘zwaar,Ga naar voetnoot38.
Hij die voor goed ter rust zich dacht te strekken,
| |
[pagina 252]
| |
40.[regelnummer]
De wereld en zijn eigen driften moê!
Toch schijnt de wolk te wijken van zijn trekken,Ga naar voetnoot41.
En 't is me als klinkt zijn schorre stemme ons toe:Ga naar voetnoot42.
43.[regelnummer]
Itaalje, dat in 't juk der tirannije,Ga naar voetnoot43-48.
Het geeslen zich getroostte van de roe',
Verhief zich, zingt ge, en werd 't vereende en vrije!Ga naar voetnoot45.
46.[regelnummer]
Itaalje wenscht mijn zegen voor haar feest!
Het wordt me of ik de levenden benije,
‘“Hoe looden last me 't leven zij geweest!”’
49.[regelnummer]
Een omziens pauze, ofschoon de blikken stralen;Ga naar voetnoot49.
Wat mompelt daar de grijskop schier bedeesd?Ga naar voetnoot50.
Wat vrage durft slechts haaprend hij herhalen:
52.[regelnummer]
‘En Galilei?’ klinkt ze, - ook deze vondGa naar voetnoot52.
De laatste ruste in Santa Croce. - Dralen
Alle and'ren, hoort! het baardelooze blondGa naar voetnoot54.
55.[regelnummer]
Geeft antwoord: ‘Schrik deed hem de tong verstijven,
Zoodra: ‘Toch draait ze!’ op ban en boeijen stond,Ga naar voetnoot56.
‘Geen zegen als de zijne zou beklijven!’ -Ga naar voetnoot57.
| |
[pagina 253]
| |
58.[regelnummer]
‘Spreek, jongen!’ roept onze oude, ‘niet zoo stout!’ -Ga naar voetnoot58.
‘Of gij’ lacht deze, ‘of gij te huis zoudt blijven,Ga naar voetnoot59.
‘Als 't land ons riep, al werden we er om koud!’ -Ga naar voetnoot60.
*
61.[regelnummer]
Verbaast het u dat schoon me aan de ArnoboordenGa naar voetnoot61-78.
De schaduw streelt in 't geurge oranjewoud,Ga naar voetnoot62.
Gij me over brengt naar 't neevlenrijk van 't Noorden,
64.[regelnummer]
Gij, Santa Croce! in pantheon verkeerd,
Sints deez' trofeên uw strenge lijnen stoorden,Ga naar voetnoot65, 66.
Sints gij het volk 't genie waarderen leert?
67.[regelnummer]
Westminster zag, als gij, zijn kloostergangen,Ga naar voetnoot67.
Waarin een rust vergeefs in 't stof begeerdGa naar voetnoot68.
Der kwijning bios tintte op de bleeke wangen,
70.[regelnummer]
Niet slechts versierd, - het zag de lage kluis,Ga naar voetnoot70.
Vroome Edwards wijk, zoo dikwerf hij van 't prangenGa naar voetnoot71.
Der kroon vermoeid, blootshoofds er bad bij 't kruis
| |
[pagina 254]
| |
73.[regelnummer]
Niet enkel door een weidscher bouw herscheppen; -
Ontwikkling dorst van uit het bedehuis,Ga naar voetnoot74-78.
Ook and're dan gewijde schachten reppen:Ga naar voetnoot75.
76.[regelnummer]
Doen vaderland en vrijheid elks gemoed,Ga naar voetnoot76.
Zoo klonk haar kreet, de wieken 't vierigst kleppenGa naar voetnoot77.
Tot voor 't altaar beziel' de dubble gloed!
79.[regelnummer]
Sints vlecht Brittanje er haar doorluchtste namen,
Om 't zeerst vermaard in 't veld en op den vloed,Ga naar voetnoot80.
Verwinnaars uit welk strijdperk dat zij kwamen,
82.[regelnummer]
Gelauwerd om hun gaven of hun deugd,
Ter glorie niet van hare lokken zamen,Ga naar voetnoot83.
Ten prikkel: maak deez' plaatse u waard, o jeugd!Ga naar voetnoot84.
85.[regelnummer]
Maar blonk zij zelve in vrijheids vollen luister,Ga naar voetnoot85.
Alom weerkaatst door weeldes zoet geneugt,
Toen ze elk talent dus opbeurde uit den duister,
| |
[pagina 255]
| |
88.[regelnummer]
Gij, arm Itaalje! deedt uw dooden regt,
Het fiere hoofd gebogen in den kluister,
Door buur bij buur u beurtlings aangelegd;Ga naar voetnoot90.
91.[regelnummer]
Te grooter uw verdienste in die verdrukking!
Schoon 't martlaarschap wie opstond was voorzegd,Ga naar voetnoot92.
Ter worstling reest ge, in heilige verrukking;
94.[regelnummer]
Wat hooger lof dan dat eeuw uit eeuw in,
Ge wiest in moed, met iedere mislukking,
Den dood getroost op 't einde als bij 't begin!Ga naar voetnoot96.
97.[regelnummer]
Te vierger dus ons bidden voor uw slagen,
Waar op uw erf de toren of de tinGa naar voetnoot98.
Nog vreemde vlag onwillig heeft te dragen,
100.[regelnummer]
Waar broedren, eens aan de eigen borst gezoogd,Ga naar voetnoot100.
In 't zoete si zoo bitter zich beklagen,Ga naar voetnoot100.
Dat staatszucht hun vereening niet gedoogt!Ga naar voetnoot102.
103.[regelnummer]
Ach, waar van ons de drietand niet geweken,Ga naar voetnoot103-109.
Hoe zou de Leeuw, wiens klaauw op 't Zwaardnog boogt,Ga naar voetnoot104.
Den Leeuw met 't Boek dezelfde zijn gebleken,Ga naar voetnoot105.
| |
[pagina 256]
| |
106.[regelnummer]
Die, hem ter hulp gedaagd op 't verre strand,Ga naar voetnoot106.
De wereld van 't Gemeenebest deed spreken,Ga naar voetnoot107.
Dat glorie koos voor ruste van 't Bestand!
109.[regelnummer]
De Ruyters graf, voor 't oog des volks verborgen,Ga naar voetnoot109.
Leert niemand meer dat liefde voor zijn land
Ook d'armsten knaap onsterflijke eer blijft borgen;Ga naar voetnoot111.
112.[regelnummer]
Het leege koor noch 't leeg kapellentalGa naar voetnoot112.
Draagt heugnisblijk van Hollands vrijheidsmorgen,Ga naar voetnoot113.
Wiens wederga geene eeuw aanschouwen zal!....Ga naar voetnoot114.
|
|