Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 227]
| |
XIIIGa naar voetnoot+aant.1.[regelnummer]
o Zorg voor 't Aardsche! o valsche syllogismen!Ga naar voetnoot1.
Om wie de ziel te vaak haar vlugt verlaagt:Ga naar voetnoot2.
De een wijdt zich 't regt, en de ander d'aphorismen;Ga naar voetnoot3.
4.[regelnummer]
De vrome dingt naar priesterlijken staf;
't Geweld verstrikt het volk in zijn sophismen;Ga naar voetnoot5.
Aan weêuw en wees neemt roofzucht 't erfdeel af;
7.[regelnummer]
Deez' gaat om winste op zee zijn leven wagen;
Die zoekt een ambt, schoon 't nooit dan ondank gaf;
De luiheid rekt door niets te doen haar dagen;
10.[regelnummer]
De lust verkort die, mits hij zwelgend leef;Ga naar voetnoot10.
Terwijl ik thans van al dat wee ontslagen
Met Beatrice in hoogen hemel zweef!’Ga naar voetnoot12.
13.[regelnummer]
Het pijnenwoud waardoor die woorden klonken,Ga naar voetnoot13.
- Waarvan zoo flaauw een wedergalm ik geef, -Ga naar voetnoot14.
Scheen Dante's blik in 't mijmeren ontzonken;
| |
[pagina 228]
| |
16.[regelnummer]
Het kreupelhout, waaruit hij 't binnenging,
Dat heinde en veer met bloem en bes mogt pronken,
Toen de uchtendmist nog om deez' kruinen hing,
19.[regelnummer]
De stilte, die hij onder 't oud geboomte
Gezeteld dacht, daar hem 't gewelf ontvingGa naar voetnoot20.
En fluks den tred verzachten deed van schroomte, -
22.[regelnummer]
Een geur, zoo frisch als slechts de hars er slaakt,
Door veerkracht ons bevrijdende van loomte,
Die 't glijden over naalden weelde maakt, -Ga naar voetnoot24.
25.[regelnummer]
Het zoet geluid, dat wijkt om weêr te keeren,Ga naar voetnoot25.
't Gekir der duive op 't nest te vroeg ontwaakt,
Als 't gaaiken nog den kop houdt in de veeren, -Ga naar voetnoot27.
28.[regelnummer]
Een koelte, die zijn voorhoofd stralend kust,Ga naar voetnoot28.
Wat lommerscherm de suiz'ling zocht te weren,Ga naar voetnoot29.
Sints ze op de zee gewekt werd uit haar rust, -Ga naar voetnoot30.
31.[regelnummer]
Der hagedis verschijnen en verdwijnen,Ga naar voetnoot31.
Hervonklende als de stoornis is gesustGa naar voetnoot32.
Die de appel stichtte ontvallen aan de pijnen, -
34.[regelnummer]
Al wat op 't mos de schemering hem bood
Was weggebleekt tot wisschens toe der lijnen,Ga naar voetnoot35.
Hoe zoet hij ze in heur zachtheid straks genoot.Ga naar voetnoot36.
| |
[pagina 229]
| |
37.[regelnummer]
Een and're nu dan toen, voor tal van jaren,Ga naar voetnoot37.
Hij vaak het feest van 't weidsche hof ontvlood,
Om eenzaam naar den melkweg op te staren,
40.[regelnummer]
Of, langs den zoom der middellandsche zee
Te droomen dat het murmlen van die barenGa naar voetnoot41.
Melodisch smolt in zijn verliefde beê!
43.[regelnummer]
Een and're nu dan die geloovig treurdeGa naar voetnoot43.
Tot lieflijk licht allengs den trans ontgleê,Ga naar voetnoot44-47.
En straks de verw der hoop het landschap kleurde,
46.[regelnummer]
Waaruit een vooglenzwerm, een vlindervlugt,Ga naar voetnoot46, 47.
Een vesperklank zich zoo aandoenlijk beurde,
Als won de kunst haar lauwer in een zucht;Ga naar voetnoot48.
49.[regelnummer]
Geheel zijn ziel vervuld van hooger dichten,Ga naar voetnoot49.
Door sfeeren voor wier omvang hij niet ducht,
Daar hem 't geloof van star tot star zal rigten!
52.[regelnummer]
Wat voorgevoel dier weelde schonk hem hier,Ga naar voetnoot52.
't Op eens het woud herscheppend morgenlichten,
Die vista schittrend van veelkleurig vier!Ga naar voetnoot54.
| |
[pagina 230]
| |
55.[regelnummer]
Waar ginds het groen, door 't sterker overleenenGa naar voetnoot55.
Van wederzijds hoog zwatelenden zwier,Ga naar voetnoot56.
Ten tempelpoort de twijgen mag vereenen,
58.[regelnummer]
Daar was 't een wijl zijn phantasie te moê,
Als zag een drom druïden hij verschenen,Ga naar voetnoot59.
Als rustten zij ter offerand zich toe.
61.[regelnummer]
Een weêrschijn vangt de dubble reeks van stammenGa naar voetnoot61.
Des fakkelgloors die naar de houtmijt spoe'
En 't blanke span van stieren biede in vlammen!....
64.[regelnummer]
Of thans nog spraak van gruwb're slagting waar,Ga naar voetnoot64-69.
Of langer 't bloed van geiten, vaarzen, rammen,Ga naar voetnoot65.
De treden mogt bezoedlen van 't altaar!Ga naar voetnoot66.
67.[regelnummer]
Zoo menschenziel zich heffen wil ten hoogen,
Dat ze opwaarts dan met de eigen wieken vaar'Ga naar voetnoot68, 69.
Die de ochtend beurt uit de ongekorven bogen:Ga naar voetnoot69.
70.[regelnummer]
Het licht vloeit voort met onweerstaanbren drang
En 't lommer, van den goudglans overtogen,
Wedijvert in gegeur als in gezang!
*
| |
[pagina 231]
| |
73.[regelnummer]
Ravennaas woud! dat hij tot kerk dorst wijden,Ga naar voetnoot73-90.Ga naar voetnoot73.
Bij 't wandlen door uw hoogen zuilengang,
Altaren ziende in bloesems van weêrszijden,
76.[regelnummer]
Als rozenboschje of kamperfoeliedreef
Langs duizend blaên de paarlen neêr liet glijden,Ga naar voetnoot77.
Waarin het licht zoo gaarne vonklen bleef;
79.[regelnummer]
Gij lommer! die de smeltendste der koren,
Hoe zacht de rei door heil'ge halle zweef,Ga naar voetnoot80.
Beschamen mogt, daar uit uw blanken doren,Ga naar voetnoot81.
82.[regelnummer]
Of 't wieglen langs van uwe acacia,
De nachtegaal zich niet bij wijl deed hooren,Ga naar voetnoot83.
Zijn dank en lof er beurt hield vroeg en spa;Ga naar voetnoot84.
85.[regelnummer]
Ravennaas woud! laat fier uw toppen rijzen,
Al deinst, al droogt het meir van Adria,Ga naar voetnoot86.
Uw groene kruin mag nimmermeer vergrijzen;Ga naar voetnoot87.
88.[regelnummer]
Ruischt, kroonen! ruischt door wentlende eeuwen heen,
Het wereldrond heeft nog geen dom te wijzen,Ga naar voetnoot89.
Waar als in u geloofd is en gebeên!Ga naar voetnoot90.
91.[regelnummer]
Sints, als haar Heer, van uit den nacht der gravenGa naar voetnoot91.Ga naar voetnoot91.
Onsterfelijk de Christenheid verscheen,
Om straks in basiliken hooger gaven,Ga naar voetnoot93.
| |
[pagina 232]
| |
94.[regelnummer]
Dan 's handels god daar spreiden mogt ten toon,
Dan 't regt er ooit bewaakte met zijn staven,Ga naar voetnoot95.
't Gemoed te biên, der trouwe waardig loon,Ga naar voetnoot96.
97.[regelnummer]
En vroomheid fluks den breeden grondslag delfde
Voor bogenbouw, niet Hem bestemd ter woon,Ga naar voetnoot98.
Die 't hemelrond zich tot een voetbank welfde,Ga naar voetnoot99.
100.[regelnummer]
Voor trans, waaruit, onzigtbaar ons nabij,
Hij heden, morgen, eindeloos dezelfde
Elk nieuw geslacht door Zijnen heildoop wij', -
103.[regelnummer]
En naast die vont zich vaak een toren beurdeGa naar voetnoot103.
Wier klok weleer de koene burgerijGa naar voetnoot104.
In 't wapen riep als twist de stad verscheurde,
| |
[pagina 233]
| |
106.[regelnummer]
Maar voortaan boô des vredes dag en nacht,
Aan ied're ziel die hare ellend betreurdeGa naar voetnoot107.
De blijde mare: ‘er is vergeving!’ bragt, -
109.[regelnummer]
Sints groet de zon, zij 't wester- of zij 't ooster-Ga naar voetnoot109-111.
Geen landschap meer dat niet tot tinnewachtGa naar voetnoot110.
Het teeken heft in 't lijden ons ten trooster;
112.[regelnummer]
Waar ook haar vloed van stralen blinkt in 't zwerk,
Daar beemd aan bosch zich schakelt rijst een klooster,Ga naar voetnoot113.
Uit ied're groep van stulpen stijgt een kerk!Ga naar voetnoot114.
115.[regelnummer]
Wat offrental de verre tocht durf' vragenGa naar voetnoot115.
Noch alp noch zee stelt langer 't Noorden perk,
In wedstrijd zich met Zuiderbouw te wagen;
118.[regelnummer]
De rijkdom biedt zijn schatten ongevergd,
't Is de armoê lust haar penning bij te dragen,Ga naar voetnoot119.
't Geloof verzet in marmer weer 't gebergt!Ga naar voetnoot120.
121.[regelnummer]
Geen siersel moog die logge steen gedoogen
Daar 't grove grein des kunst'naars beitel tergt,Ga naar voetnoot122.
Hoe willig welft hij in de lucht zijn bogen,Ga naar voetnoot123.
| |
[pagina 234]
| |
124.[regelnummer]
Waarom de lent haar kransen schijnt te slaan;Ga naar voetnoot124.
De vrome zin geeft beeldend alvermogen:Ga naar voetnoot125.
Een heilgenschaar bidt uit de nissen aan!Ga naar voetnoot126.
127.[regelnummer]
En echter, schoon die templen zijn verrezen,Ga naar voetnoot127-144.Ga naar voetnoot127.
Wijl 't menschenkroost ze eerst zuchtende ingegaanGa naar voetnoot128.
Zich straks zoo blijd den heilweg zag gewezen, -Ga naar voetnoot129.
130.[regelnummer]
Schoon vaak de dank in tranen overvloot,Ga naar voetnoot130-162.Ga naar voetnoot130.
Als 't was of Hij wiens trouw de lippen prezen,Ga naar voetnoot131,132.
De toekomst voor der boete blik ontsloot, -
133.[regelnummer]
En de eêlsten van geslachte tot geslachteGa naar voetnoot133.
Wier harte Hem zijn zoetste bloesems boodGa naar voetnoot134.
De vleuglen des gemoeds en der gedachte
| |
[pagina 235]
| |
136.[regelnummer]
Verhieven in allengs meer stoute vlugt,
Tot hunne ziel niet maar getroost verwachtte,Ga naar voetnoot137.
Tot zij zich vast mogt baden in genucht,Ga naar voetnoot138.
139.[regelnummer]
En enklen reeds, als hen de bloemfestoenenGa naar voetnoot139.Ga naar voetnoot139.
Die 't kleurig glas er ophief in de luchtGa naar voetnoot140.
Bij 't avondrood verlokten tot visioenen,
142.[regelnummer]
Een weêrgalm vingen van der englen wijz',Ga naar voetnoot142.
Een hooger beemd dan d'aardschen zagen groenen,
Er zweefden tot in 't hemelsch paradijs, -
145.[regelnummer]
Toch is geen heilige in zijn mystisch droomen,Ga naar voetnoot145-162.
Geen dichter, schoon met Milton's vaart die rijz',Ga naar voetnoot146.
Ooit zoo als Dante in waarheid opgenomen
148.[regelnummer]
Waar alles licht in laaijen luister drinkt,Ga naar voetnoot148.Ga naar voetnoot148-150.
Waar door dien glans slechts hemelhallels stroomen
En wat zich ook bewege stralend blinkt!
151.[regelnummer]
Of houdt gij niet, door gulden wolk gedragen,Ga naar voetnoot151.
Waarlangs 't muzijk der heldre sfeeren klinkt,Ga naar voetnoot152.
Op Beatrice als hij den blik geslagen?Ga naar voetnoot153.
154.[regelnummer]
Er hoorend wat geen oor ooit heeft gehoord,Ga naar voetnoot154, 155.
Er ziende wat geen oogen immer zagen,
Daar 't eeuwig heil in haar hem 't zoetste gloort?Ga naar voetnoot156.
| |
[pagina 236]
| |
157.[regelnummer]
Ge drijft op de aêm dier onnavolgbre zangen,Ga naar voetnoot157.
Eerst de armoê, straks den ijver, prijzend, voort,Ga naar voetnoot158.
Tot kiezend hoe den Heer gij aan zoudt hangen,Ga naar voetnoot159.
160.[regelnummer]
Den palm ge boodt wie biddend heeft geleên,Ga naar voetnoot160.
Vloog niet uw ziel, in harer waard verlangen,Ga naar voetnoot161.
Van 't dwaalgestarnt naar 't empyreum heen!Ga naar voetnoot162.
*
163.[regelnummer]
Het vroom geloof der middeleeuwen straalde,Ga naar voetnoot163-234.
De rusting af, waar 't leger in verscheen,Ga naar voetnoot164.
Toen 't rijzend West des kluiznaars kreet herhaalde,Ga naar voetnoot165.
166.[regelnummer]
‘'t Is God die 't wil!’ tot in het Oosten klonkGa naar voetnoot166.
En hooger vier Bouillon het hart verstaalde,Ga naar voetnoot167.
Als aardschen moed de kruisbanier ontzonk.Ga naar voetnoot168.
169.[regelnummer]
Wat innigheid, zoodra de stad des Heeren,Ga naar voetnoot169.
Der schare, die hem restte, tegenblonk,Ga naar voetnoot170.
En 't woud zich boog, de helmen als de speeren!Ga naar voetnoot171.
| |
[pagina 237]
| |
172.[regelnummer]
‘Jeruzalem!’ - het heir lag op de kniên, -
Al zouden nooit naar gade en kroost zij keeren,
Des Heilands graf zal hen verwinnaars zien! -
175.[regelnummer]
De middag was 't der zonne die haar lichtte;Ga naar voetnoot175.Ga naar voetnoot175-177.
Sint Pieter mogt zij de'avondluister biên,Ga naar voetnoot176.
Toen 't jubeljaar de schreden derwaarts rigtte;Ga naar voetnoot177.
178.[regelnummer]
Nooit viel de kooi der kudde zoo te kleen,Ga naar voetnoot178.
Als 't ruimste huis 't geen 't christelijk Rome stichtte,Ga naar voetnoot179.
Der wereld die er wegsmolt in gebeên!Ga naar voetnoot180.
181.[regelnummer]
Hoe vorst bij vorst zijn nietigheid betreurde,
Als over heel die zee van hoofden heen,
Gods stedevoogd er 't allerheiligst beurde,Ga naar voetnoot183.
184.[regelnummer]
En of die glans de menigte herschiepGa naar voetnoot184.
Een blijder blos de bleeke wangen kleurde,Ga naar voetnoot185.
Dan aardsche weelde op eenig aanschijn riep! -
187.[regelnummer]
Haar weerschijn bleef in 't Westen lang nog gloren,Ga naar voetnoot187.Ga naar voetnoot187-189.
Columbus' kiel door 't onbetrouwbre diep
Geleidende om een wereld op te sporen;
| |
[pagina 238]
| |
202.[regelnummer]
De grenzen uit gewezen aan den tijd,Ga naar voetnoot202-204.
Werd al wat groots er schitterde in die schimmen
Door poëzij d'onsterflijkheid gewijd!
190.[regelnummer]
Een blinkend graf gelijkt die stille zee,
Het moedigst hart geeft alle hoop verloren,Ga naar voetnoot192.
‘Wend om den boeg!’ beveelt der manschap beê;Ga naar voetnoot193, 194.
193.[regelnummer]
Daar zweeft - daar scheert een vogel 't vlak der waatren,
Daar brengt de golf het bloeijend zeewier meê,
De korf roept: ‘land!’ en alle keelen schaatren;Ga naar voetnoot195.
196.[regelnummer]
Laat Ferdinand en Isabelle zaam,Ga naar voetnoot196-198.
Op Spanje's vlag door 't maagdlijk luchtruim klaatren,Ga naar voetnoot197.
San Salvador wordt 's eilands zoete naam!
199.[regelnummer]
Verdoofd bezweem de flikkring zelfs der kimmen,Ga naar voetnoot199.
Om eensklaps toch bij 't galmen van de faamGa naar voetnoot200.
In schooner rijk tot hooger trans te klimmen;Ga naar voetnoot201.
| |
[pagina 239]
| |
205.[regelnummer]
Geschiednis weeg' de kruistogt in haar schalen,
En de evenaar blijk' met zich zelv' in strijd
Of regts of links het zwaartepunt zal dalen;
208.[regelnummer]
De wijsbegeert' schudde om de beêvaart 't hoofd,
Als zij den gloed, dien blik bij blik doet stralen,Ga naar voetnoot209.
Van de aard' maar aardsch een stopplenvuur gelooft;Ga naar voetnoot210.
211.[regelnummer]
De menschheid ween' waar op de ontdekkingstogten,Ga naar voetnoot211.
De zucht naar goud de stem van 't regt verdooft,Ga naar voetnoot212, 213.
En de onschuld zich door lust ziet aangevochten;
214.[regelnummer]
De middeleeuw heeft voor 't haar schildrend dichtGa naar voetnoot214-228.Ga naar voetnoot214-216.
Om Dante's kruin een lauwerkrans gevlochten,
Zoo blinkend schoon, dat zelfs het oordeel zwicht!
217.[regelnummer]
Wat donk're walm 't verschiet omlaag versperre,Ga naar voetnoot217.
Schoon 't loutringsoord het floers maar aarzlend ligt',Ga naar voetnoot218.
Wat zee van glans verblinde op vaste sterre,Ga naar voetnoot219.
| |
[pagina 240]
| |
220.[regelnummer]
In geen gebied dat vinding hem ontsloot,Ga naar voetnoot220.
Is ooit Itaalje, is ooit Florence verre:Ga naar voetnoot221.
Van 't vaderland vervreemdt ons zelfs geen dood!Ga naar voetnoot222.
223.[regelnummer]
Een ijdle droom zij 't uitzigt dat hem vleide,Ga naar voetnoot223.
Als toefde maar der vrede morgenroodGa naar voetnoot224-226.Ga naar voetnoot224,225.Ga naar voetnoot224.
't Gezegend uur dat d'aardsche magten scheidde:Ga naar voetnoot225.
226.[regelnummer]
Den Keizer 't rijk, den Paus der zielen hoê,
Toch schittert in zijn ideaal van beide,
De hoogste wensch eens vrijen volks ons toe!Ga naar voetnoot228.
229.[regelnummer]
Vernieuwing zoo des hemels als der aarde,Ga naar voetnoot229.
Vernieuwing die op d'aêm der zangen spoe',Ga naar voetnoot230.
Was 't wit waarvoor zijn togten hij aanvaardde:Ga naar voetnoot231.
232.[regelnummer]
Geen zegekreet als hij die roemrijk endt,Ga naar voetnoot232.
Een weêrgalm slechts van wat de Heer verklaarde:
‘Voor eeuwig leeft wie Gode in waarheid kent!’
*
|
|