Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 211]
| |
XIGa naar voetnoot+aant.Schipbreukeling weêrsta de veege een wijl,Ga naar voetnoot1-32.Ga naar voetnoot1-5.Ga naar voetnoot1.
Op 't zwalpend hout, 't ontboeid geraas der winden,Ga naar voetnoot2.
3.[regelnummer]
Hij worstelt maar tot zee op zee zich stort,Ga naar voetnoot3.
Als gieren die elkaêr om buit verslinden,Ga naar voetnoot4.
En 't schuim hem mist daar 't ziedende effen wordt!Ga naar voetnoot5.
6.[regelnummer]
Op eens den schoot der golven ingegleden
Streed hij den strijd, den bangen doodstrijd, kort,
Hoe bitter in dat opzien zij geleden;Ga naar voetnoot8.
9.[regelnummer]
Gedachten toch zijn vlugger dan het lichtGa naar voetnoot9.
En onze ziel stort wenschen, klagten, beden
In de eigen vlaag waarvoor het ligchaam zwicht!Ga naar voetnoot11.
12.[regelnummer]
Hij zag zijn ga zoo als ze op 't strand hem beidde,Ga naar voetnoot12.
Hij droomde zich den glimlach van zijn wicht
Niet meer zoo pril als toen 't onnoozel schreide;
| |
[pagina 212]
| |
15.[regelnummer]
Visioensgewijs ging 't leven hem voorbij,
Elk luchtkasteel waarmeê zijn hoop zich vleide, -Ga naar voetnoot16.
Hoe bloedde 't hart! - Hoe rustig sluimert hijGa naar voetnoot17.
18.[regelnummer]
Schoon de oceaan niet weet wat rust mag heeten!
Hij ging van 't leed eens langen levens vrij,Ga naar voetnoot19.
Ons foltrend, bij den bouwval neêrgezeten
21.[regelnummer]
Van ons geluk: de wezenlooze blikGa naar voetnoot21-32.
Die zelfs niet poogt het wreed verlies te meten, -
De korte slaap gestoord door killen schrik,
24.[regelnummer]
Zich de ijdelheid bewust der zoete droomen, -
De weêrzin die, schoon 't al wat aêmt verkwikk'Ga naar voetnoot25.
Ons aangrijpt als wij 't wreede licht zien komen, -
27.[regelnummer]
De lange dag, die eindeloos zich rektGa naar voetnoot27.
Of taak bij taak ook werd ter hand genomen
Daar geene in ons weêr nieuwe krachten wekt, -
30.[regelnummer]
De langer nacht, waarin wij luide klagen,
Een fierheid wars, die 's daags de wond bedektGa naar voetnoot31.
Schoon ze onverpoosd in 't binnenste blijft knagen!
*
33.[regelnummer]
Hoe blijde wuifde Itaaljes huldegroet,Ga naar voetnoot33-65.Ga naar voetnoot33-47.
Als zij den Leeuw van Luxemburg zag dagen,Ga naar voetnoot34.
Dien Caesar op der Alpen kruin te moet!
| |
[pagina 213]
| |
36.[regelnummer]
Hoe stortte zij de schatting aller palmenGa naar voetnoot36.
Door dal bij dal aan strijdbren Hendriks voet,
Een gulden eeuw voorspellende in haar galmen!
39.[regelnummer]
Hem zweefden orde en heur gespelen voor:Ga naar voetnoot39-41.
De vlijt in de' arm een schoof van volle halmen,
De vreugde omstraald van frisschen bloemengloor;
42.[regelnummer]
Geen keizer dien ooit zulk een welkom ruischte
Als 's volks heraut hem wijdde op 't gloriespoor,Ga naar voetnoot43.
Als Dante bragt toen eigen luit hij tuischteGa naar voetnoot44,45.
45.[regelnummer]
Voor stouter vlugt dan die der Roomsche lier,Ga naar voetnoot45,46.
Wiens hymne langs Hebreeuwsche harpe bruischteGa naar voetnoot46.
Op nieuw geblaakt door Godgeheiligd vier:Ga naar voetnoot47.
48.[regelnummer]
‘Gij die zoo lang uw tranen 't leed liet tolken,Ga naar voetnoot48-61.
Itaalje! omkrans al jublend zijn banier,Ga naar voetnoot49.
De vredezon verdrijft des oorlogs wolken!
51.[regelnummer]
Leg af den rouw, om naar het feest te spoên,Ga naar voetnoot51.
Uw Caesar komt, gij vorsten en gij volken,
Geregtigheid maakt weêr 't verdorde groen!
| |
[pagina 214]
| |
54.[regelnummer]
Uit Rome zal zijn schepter rust bedeelen,Ga naar voetnoot54.
Uit Rome daar zich alle haat verzoen',
Uit Rome dat de wereldbreuk ziet heelenGa naar voetnoot56.
57.[regelnummer]
Als zwaard en staf zich kwijten van hun taak
Door goeden wil der menschheid te bevelen,Ga naar voetnoot58.
Die de aarde reeds des hemels voorhof maak'!Ga naar voetnoot59.
60.[regelnummer]
O Dag des heils! wiens ochtend ons mag lichten,
Straal uit langs 't zwerk, tot al wat leeft u smaak'!’
En open gaan voor dat profetisch dichtenGa naar voetnoot62.Ga naar voetnoot62-67.
63.[regelnummer]
De poorten van Milaan; en de ijz'ren kroonGa naar voetnoot63-65.
Wat staat ze, als hij er trouw zweert aan zijn pligten,
Het blonde hoofd des fieren konings schoon!
66.[regelnummer]
Hoe dwingt zijn wenk partijschap tot verdwijnenGa naar voetnoot66-74.Ga naar voetnoot66,67.Ga naar voetnoot66-68.
Of aadling in wedijvrend trouwbetoon:Ga naar voetnoot67.
Geen Guelfen meer, maar ook geen Ghibellijnen,
69.[regelnummer]
Zij beide 't kroost van 't eigen vaderland,Ga naar voetnoot69.
Die enkel niet dezelfde zon zien schijnen,Ga naar voetnoot70.
Wier aller hart van ééne liefde brandt!
| |
[pagina 215]
| |
72.[regelnummer]
Te zaam gesneld van wederzijdsche reede
Reikt Oost en West elkaêr de broederhand,
't Verzoeningsfeest dooft iedren vonk van veede!Ga naar voetnoot74.
75.[regelnummer]
Toch zwerven in dier gasten weidsche dromGa naar voetnoot75-89.
Als de' afgezant hij zoekt der schoonste stede,Ga naar voetnoot76.
Helaas! vergeefs des konings blikken om:
78.[regelnummer]
‘Florence mart haar hulde mij te brengen!Ga naar voetnoot78.
Wat ducht ze toch?’ Een spotziek lachje glom:Ga naar voetnoot79.Ga naar voetnoot79.
‘De vrijheid vreest haar vleugelpracht te zengenGa naar voetnoot80,81.
81.[regelnummer]
In 't hooge licht van uwen adelaar;’ -Ga naar voetnoot81.
‘O dorperheid!’ zegt Hendrik, ‘of 't gehengenGa naar voetnoot82.Ga naar voetnoot82,83.
Van burgerkrijg het wit der vrijheid waar!
84.[regelnummer]
Wie maakt zich op dat haar begoochling wijke?’Ga naar voetnoot84,86-89.
Met éénen kreet rijst heel die bonte schaar.
‘Dat Zwarte en Witte om 't zeerste trouw mij blijke,
87.[regelnummer]
Dat weder in de keizerlijke kroon
Ze als flonkerbag van 't helderst water prijke?Ga naar voetnoot88.
U, dappren! strekk' haar later dank ten loon!’Ga naar voetnoot89.
| |
[pagina 216]
| |
90.[regelnummer]
Ach! waren hem hun uitgetogen klingenGa naar voetnoot90-101.Ga naar voetnoot90.
Ter kwader uur geestdriftig niet geboôn,
Florence had door 't hart zich laten dringen!Ga naar voetnoot92.
93.[regelnummer]
Bedreigd grijpt zij met mannenmoed het zwaard,
Te fier voor dwang van woeste vreemdelingenGa naar voetnoot94.
Die ruw van tong zij scheldt en ros van baard:
96.[regelnummer]
Af wijst ze wie tot onderwerping rieden,
Af slaat zij wat ten storm zich heeft vergaêrd!Ga naar voetnoot97.
Profetisch moog de toorn van Dante ziedenGa naar voetnoot98.
99.[regelnummer]
Geen burger die het oor den balling leent
Wiens genius 't heldhaftig weêrstand biedenGa naar voetnoot100,101.
Bewondrend smaakt en om den dichter weent:
102.[regelnummer]
‘Wat zijt ge dus met de eenheid ingenomen,’Ga naar voetnoot102-114.Ga naar voetnoot102-107.
Dus vraagt hij, ‘dat ge 't beet're vijand meentGa naar voetnoot103.
Van 't goede? en waant de vrijheid te zien komen,Ga naar voetnoot104.
105.[regelnummer]
Uit 's keizers tent? doet de onafhanklijkheidGa naar voetnoot105-107.
U voor den brand van inheemsche eerzucht schromen
Ik ducht geen vlam die smetstof loutrend scheidt!’-
| |
[pagina 217]
| |
108.[regelnummer]
‘Verzoeker, wijk!’ moog Dantes antwoord wezen,Ga naar voetnoot108,109.
Zijn kling vlamt niet ter slechting van het pleit,
Waar moeders schim, het stille graf ontrezen,
111.[regelnummer]
Op iedren muur zijn aanval af zou slaan;
Hij tart den dood in 't lijdelijke vreezen:Ga naar voetnoot112.
Zal Hendriks ster zoo vroeg reeds ondergaan?
114.[regelnummer]
Ontvoere deze op ruischende aadlaarsschachtenGa naar voetnoot114-125.Ga naar voetnoot114.Ga naar voetnoot114,115.
De wereldkroon aan 't eenzaam Lateraan,
De weêrstand wint, dien tooi ten spot, in krachten;Ga naar voetnoot116.
117.[regelnummer]
Itaalje wordt een prooi gelijk verscheurd,
Elke uchtend brengt verijdling van verwachten,
Elke avond eindt in schaâuw die sombrer treurt!
120.[regelnummer]
Zoo heeft zich dan na half een eeuwkringsduister,Ga naar voetnoot120.
Des Caesars zon in 't Zuiden maar gebeurdGa naar voetnoot121.
Voor slechts een uur van smetteloozen luister!
123.[regelnummer]
En zwijmt haar glans gestuit op vrijheids rotsGa naar voetnoot123.
Als schiep Florence uit de afschuw van den kluisterGa naar voetnoot124.
Zich grooter kracht dan die des aardschen gods!Ga naar voetnoot125.
| |
[pagina 218]
| |
126.[regelnummer]
‘Ach! hadde ik nooit,’ dus suiz'len de MaremmenGa naar voetnoot126-145.
De weeklagt voort des streng gestraften trots,
Waarin 't gezucht des zeewinds schijnt te stemmen,Ga naar voetnoot128.
129.[regelnummer]
‘Ach! hadde ik nooit op dezer volken beên,
Om 't moedig brein in dubble kroon te klemmen,Ga naar voetnoot130.
Het eeuwig ijs dier Alpen overschreên!
132.[regelnummer]
Vermetele, die me in den draaikolk waagde,
Schoon Habsburgs held te hagchelijk hij scheen,Ga naar voetnoot133.
Wat bate zou 't geweest zijn zoo ik slaagde?
135.[regelnummer]
Was ik wel ooit gelukkiger te moê,Ga naar voetnoot135-140.
Dan toen het licht door 't eikenloof mij daagde:Ga naar voetnoot136.
Op, Hendrik! op, eer de ever ons ontspoe!’Ga naar voetnoot137.
138.[regelnummer]
‘Wat jagtveld haalt, Ardennen! bij uw bergen,
Wat stroom loeg mij zoo frisch als de uwe toe,Ga naar voetnoot139.
Waar hert of wolf te rap een rid mogt vergen?Ga naar voetnoot140.
141.[regelnummer]
Wat durfde ik in mijn dolle gloriedorst
De lotgodesse op deze tinnen tergen?Ga naar voetnoot142.
't Verpest moeras smoort de' adem in mijn borst.
144.[regelnummer]
Hoor ik daar ginds mijn gemalinne schreijen?
Doe in mijn groet den laatsten dienst uw vorst...’Ga naar voetnoot145.
Hoe snikt het heir als zij de doodswa' spreien.
|
|