Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 189]
| |
XGa naar voetnoot+aant.1.[regelnummer]
Hoe Dantes hart die teed're trouw zal prijzenGa naar voetnoot1-42.Ga naar voetnoot1.
Als in 't verschiet de aloude Seine-stad
De dubble tin der Lieve Vrouw doet rijzen;Ga naar voetnoot3.
4.[regelnummer]
Waar studie, door Sint-Thomas voorgelicht,Ga naar voetnoot4.
De wegen naar verborgenheên zal wijzenGa naar voetnoot5.
Die hij der aarde ontsluijer in zijn dicht!Ga naar voetnoot6.
7.[regelnummer]
Ten minnezang vernoeg' dat kunstig kweelenGa naar voetnoot7.
't Geen lach en traan op 't luistrend aangezigt,
Als licht en schaâuw, wedijverend leert spelen;
10.[regelnummer]
Wie heer wil zijn van geest als van gemoedGa naar voetnoot10-12.
Verstaal' zijn luit om beiden te bevelenGa naar voetnoot11.
Ten schepter zich, in ied'rer kennis vloed.
| |
[pagina 190]
| |
13.[regelnummer]
Geen hand beschikt als Dante's van de accoorden,Ga naar voetnoot13.
Wiens melody gelijk de zijne zoet?Ga naar voetnoot14.
Maar voor deez' stof volstaat geen sier van woorden;
16.[regelnummer]
Gedachte geef den toon aan dier muzijk:Ga naar voetnoot16.
Ten Loutrings-Berg verheft hij wie hem hoordenGa naar voetnoot17.
Mits hij vertrouwd met elk geheimnis blijk'!Ga naar voetnoot18.
19.[regelnummer]
Al durft zijn blik den afstand naauwlijks metenGa naar voetnoot19, 20, 22.
Die nog hem scheidt van Godgeleerdheids wijk,
Den trans waarop zij stralende is gezeten, -Ga naar voetnoot21.
22.[regelnummer]
Parijs verrees, - de taak met moed aanvaard!
Alleen de geest die weet wat valt te weten,
Verdient dat zich hem 't hoogere openbaart.
25.[regelnummer]
De steilten op, betreên door voorgeslachten, -Ga naar voetnoot25-30.Ga naar voetnoot25.
De helling langs, die nog hun spoor bewaart, -
De wolken in, al verder dan zij 't bragten! -
28.[regelnummer]
Eerst als de grens bereikt werd in de spitsGa naar voetnoot28.
Ontplooije er zijn verbeelding stout de schachten.
't Geloove in 't ruim haar onbedriegb're gids!Ga naar voetnoot30.
| |
[pagina 191]
| |
31.[regelnummer]
O diepten der verlossende genade!
Verborgenheên der goddelijke trits,Ga naar voetnoot32.
Waarin hij zich, deemoedig juichend, baadde,Ga naar voetnoot33, 34.
34.[regelnummer]
Waarbij hem schrik tot in 't gebeente drong,Ga naar voetnoot34.
Hoe kwaamt ge om strijd hem sterkende te stadeGa naar voetnoot35.
Toen andermaal, toen, dankb'rer, weêr hij zong!Ga naar voetnoot36.
37.[regelnummer]
Sorbonnes school bewees: er stond geschrevenGa naar voetnoot37.
Dat liefde 't pleit al biddende voldong,Ga naar voetnoot38,39.
Dat wie verzucht der zonde wordt ontheven;Ga naar voetnoot39.
40.[regelnummer]
Maar van het stof, waarin die kennis lag,Ga naar voetnoot40,41.
Was zelfs geen zweem zijn muze bijgebleven,Ga naar voetnoot41.
Wier aanschijn blonk gelijk de jonge dag!Ga naar voetnoot42.
43.[regelnummer]
Wat vreugdekreet, toen weêr zij licht ontmoette,Ga naar voetnoot43.
De helle ontgaan, van 't strand weêr opwaarts zagGa naar voetnoot44.
En grootsch den gloed van 't Zuiderkruis begroetteGa naar voetnoot45.
| |
[pagina 192]
| |
46.[regelnummer]
Waar Noordsche trans, verweduwd, weg bij kwijn',Ga naar voetnoot46.
Tot eensklaps hij, die 't rijk bewaakt der Boete,Ga naar voetnoot47.
Den dicht'ren vraagt: wie zij, vermeet'len, zijn?Ga naar voetnoot48.
49.[regelnummer]
-Een grijsaard was't, wiens hoofd wistvangeenkrommen,Ga naar voetnoot49.
Schoon kruin en baard, bij zulker starrenschijn
Op 't mildst bestraald, als vloeijend zilver glommen, -
52.[regelnummer]
Virgilius, die blikt in Dante's ziel,Ga naar voetnoot52.
- Ontroerend tot de schrik haar doet verstommen, -Ga naar voetnoot53.
Geeft hem den wenk dat hij eerbiedig kniel;
55.[regelnummer]
En schetst den wachter fluks den togt van beideGa naar voetnoot55.
't Gevaar dat Dante in 't mijmren overviel,Ga naar voetnoot56.
De hellevaart, waarop hij hem geleidde:
58.[regelnummer]
‘'t Is hooger wil dat ik hem herwaarts breng',
Schoon nog zijn geest van de aarde niet verscheidde;Ga naar voetnoot59.
Dat thans uw gunst ons de' ommegang geheng'!’Ga naar voetnoot60.
61.[regelnummer]
Der gramschap wolk moog slechts onwillig wijken,
Het voorhoofd fronst zijn hoogte minder streng,
Wat woord vermag die vouwen glad te strijken?Ga naar voetnoot63.
| |
[pagina 193]
| |
64.[regelnummer]
‘Greep schrik hem aan bij 't onuitbluschbre vierGa naar voetnoot64.
De goedheid moog hem onuitputlijk blijken
Waar 't loutren werd vertrouwd aan uw bestier!Ga naar voetnoot66.
67.[regelnummer]
Al wat hij zoekt te winnen door zijn zwerven
Is vrijheid, elk regtschapen hart zoo diêrGa naar voetnoot68.
Als wel hij weet, die liever 't licht woû derven!Ga naar voetnoot69.
70.[regelnummer]
Gij weet het, die, om u van 't juk te ontslaan,
In Utica niets bitters vondt in 't sterven,
Waar 't kleed gij liet, dat vlekkeloos zal staanGa naar voetnoot72.
73.[regelnummer]
Als ge op den Dag der Dagen zult verschijnen!’Ga naar voetnoot73.
De hymne vangt dus Cato lovende aan.Ga naar voetnoot74.
*
75.[regelnummer]
't Gemijmer doe 't gesprek der dichtren kwijnenGa naar voetnoot75.
76.[regelnummer]
Als 't wandlen hun vergund is langs de zeeGa naar voetnoot76,77.
En zij Aurore in goudglans zien verdwijnen,Ga naar voetnoot77.
De vraag wordt vast op Dantes lippen reê:Ga naar voetnoot78.
79.[regelnummer]
‘Wat licht, zoo ros als Mars bij 't eerste dagenGa naar voetnoot79-99.Ga naar voetnoot79.
Daar over 't vlak der waat'ren vliegend glee'?’
Toch keert zijn blik, ten Meester heen geslagen,
| |
[pagina 194]
| |
82.[regelnummer]
Zich weêr naar 't meir: de glans wast aan en gloeit,
Ter wederzij wit wordende bij vlagen;Ga naar voetnoot83.
Wat derde gloor er uit zijn midden vloeit?Ga naar voetnoot84.
85.[regelnummer]
‘Een Engel Gods! de handen fluks gevouwen,’
Gebiedt Virgiel, ‘die stuurman zeilt noch roeit;
Hij mag zijn boot der wieken kracht vertrouwen,
88.[regelnummer]
Niet als ons haar blinkt maar hun pracht een wijl! -Ga naar voetnoot88.Ga naar voetnoot88.
Wat brengt hij, om hun zonden te berouwen,
Al zielen herwaarts!’ Rapper dan een pijl
91.[regelnummer]
Ontsnorren mag aan strak gespannen koorde,
De duif voorbij, hoe snel naar 't nest zij ijl,
Stoof 't vaartuig aan; welks loods zoo blinkend gloorde
94.[regelnummer]
Dat Dante de oogen neêrsloeg voor die vlam
En eerst als hij van boord den lofpsalm hoorde:
‘Toen Isrel uit Egyptes diensthuis kwam’Ga naar voetnoot96.
97.[regelnummer]
't Weer waagde naar den zalige op te staren,Ga naar voetnoot97.
Die, over 't koor een kruis slaande, afscheid namGa naar voetnoot98.
Zoo snel als hij verscheen ook weggevaren! -Ga naar voetnoot99.
100.[regelnummer]
't Was op dat strand dien schimmen vreemd te moe!Ga naar voetnoot100.
Sints kort, sints lang verscheidnen als zij waren:Ga naar voetnoot101.
‘Och dat,’ zoo spreekt er een onz' pelgrims toe,Ga naar voetnoot102.
| |
[pagina 195]
| |
103.[regelnummer]
‘Uit uwen mond we 't blijd berigt ontvingen
Hoe best van hier ten Loutrings-Berg men spoe' -’
‘Gij acht ons dus te huis, doch vreemdelingen’Ga naar voetnoot105.
106.[regelnummer]
Is 't wederwoord des Meesters, ‘zijn we als gij,
Die slechts naar 't oord langs andre wegen gingen,Ga naar voetnoot107.
Waarbij, hoe steil die donk're hoogte ook zij,Ga naar voetnoot108.Ga naar voetnoot108,109.
109.[regelnummer]
't Bestijgen spel mag schijnen!’ Daar verbleekenGa naar voetnoot109-111.
Die zielen van verbazing. ‘Ademt hij?
Dies leeft hij nog!’ zoo hoort hen Dante spreken,Ga naar voetnoot111.
112.[regelnummer]
Terwijl zij zich verdringen als de liênGa naar voetnoot112.
Het doen om hem die 't heug'lijk vredeteeken,Ga naar voetnoot113.
De blonde olijf al wuivende laat zien!Ga naar voetnoot114.
115.[regelnummer]
Een hunner strekt ten Dichter de open armen,Ga naar voetnoot115.
En deze ziet ze naauw dus hart'lijk biên
Of voelt met zoo veel innigheid erbarmen!
118.[regelnummer]
En breidt de zijne uit, maar omvaêmt slechts lucht!Ga naar voetnoot118.
Geen levensvonk mag 't ijle lijf verwarmen,
Een schijnsel zijn ze dat bij 't grijpen vlugt;Ga naar voetnoot120.
| |
[pagina 196]
| |
121.[regelnummer]
Toch was hij niet ter kwader uur bewogen!Ga naar voetnoot121.
‘Ontzegt dit strand ons harte ook dat genucht,Ga naar voetnoot122,123.
Ik zegen 't wijl we elkaâr ontmoeten mogen;’
124.[regelnummer]
De glimlach tuigt het waar de schim meê wijkt,Ga naar voetnoot124.
Die, of een floers ontviel aan 's Dichters oogen,Ga naar voetnoot125.
Zoo lief een vriend, die zijn Casella blijkt!
127.[regelnummer]
Zoet wederzien! - zoet kouten! - zoet erkennen,
Hoe goed Hij is die aller vonnis strijkt
En d' engel zendt wie zich Zijn dienst wil wennen!Ga naar voetnoot129.
130.[regelnummer]
Tot Dante zegt: ‘Als gij geen nieuw gebodGa naar voetnoot130-132.
Door heugenis of oefening zult schennenGa naar voetnoot131.
Van 't mij op aard zoo vaak gegund genot,
133.[regelnummer]
Behage 't u nog eens een lied te zingen,
't Vertrooste me in den jammer van mijn lot!’
En zich de schim geen ommezien laat dringen:
136.[regelnummer]
‘O liefde! die me in 't hart zoo luide spreekt!’Ga naar voetnoot136.
Die minnezang verrukt de boetelingen:
Een straal van hoop, die door hun wolkfloers breekt!
*
| |
[pagina 197]
| |
139.[regelnummer]
Bestegen is de helling die de tragen,Ga naar voetnoot139.
Op wie 't verzuim zich niet door folt'ren wreekt,
In uitstel van hun loutring straf leert dragen, -
142.[regelnummer]
Al rasser spoên de beêvaartgangers voort;Ga naar voetnoot142.
Maar schoon zij 't ook aan tal van schimmen vragen,
Geen harer kent den weg naar de ingangspoort!Ga naar voetnoot144.
145.[regelnummer]
Van verre zien ze er eene, alleen gezeten,
En Dante die den Meester zeggen hoort:
‘Welligt dat deez' het kortste pad zal weten,’
148.[regelnummer]
Aanschouwt verrast dat ernstig oogenpaar
't Geen naauwlijks zich verwaardigt hen te meten
Of beider blik ook vorschende op hem staar';Ga naar voetnoot150.
151.[regelnummer]
Zij naadren vast, daar zijn ze hem op zijde,Ga naar voetnoot151.
Hij laat ze gaan, al wordt hij hen gewaar,
Een leeuw gelijk die zich ter ruste vlijde.
154.[regelnummer]
Hun harte juicht der schaarsche fierheid toe,Ga naar voetnoot154.Ga naar voetnoot154-156.
Al wenscht Virgiel dat hun zijn wenk verblijde,Ga naar voetnoot155.
Wat voetspoor hen het veiligst klimmen doe!
| |
[pagina 198]
| |
157.[regelnummer]
Geen heusch bescheid moog hem de ziele geven,Ga naar voetnoot157-160.
De Meester blijkt de hoflijkheid niet moê
Als ze eerst hem vraagt: ‘Wat land gaf u het leven?’Ga naar voetnoot159.
160.[regelnummer]
‘Mij Mantua’ - maar 't woord is niet zijn mond
Ontgaan, of uit haar mijmring opgeheven
Snelt hem de schim te moet: ‘Van uwen grond
163.[regelnummer]
‘Ben, Mantuaan! ook ik, Sordello’. En die beide
Omarmen fluks elkander. Dante stond
Hen aan te zien, hoort toe hoe droef hij schreide:Ga naar voetnoot165.
166.[regelnummer]
‘Ach, dienstbre Itaalje! Ach, somber huis der smart,Ga naar voetnoot166.
Schip zonder loods, die 't in het noodweêr leidde!
Vorstin der volken, die boeleerster werd!Ga naar voetnoot168.
169.[regelnummer]
Geen aarzling wou deez' eedle ziel gehengenGa naar voetnoot169.
's Lands zoeten naam maar hoorend, heel haar hart
Den stadgenoot in 't welkom toe te brengen;
172.[regelnummer]
Terwijl in u thans krijg voert al wat aêmt,Ga naar voetnoot172.
En burgers 't bloed van medeburgers plengen,
Schoon de eigen vest hun aller have omvaêmt!Ga naar voetnoot174.
| |
[pagina 199]
| |
175.[regelnummer]
Rampzalige! zie rond langs iedre reedeGa naar voetnoot175.
Tot waar uw zuid driedubble zee verzaêmt,Ga naar voetnoot176.
Zie in uw binnenst, waar toch, waar heerscht vrede?’
178.[regelnummer]
Hij zwijgt een wijl, - en 't is hem in zijn klagt
Of 't grootsch verleên ook op deez' droeve stedeGa naar voetnoot179.
Herdaagt uit meer dan zeveneeuwsche nacht:Ga naar voetnoot180.
181.[regelnummer]
Hij ziet nog eens des kleppers wilde sprongen,Ga naar voetnoot181.
Het treffend beeld voor 's volks misbruikte kracht,
Door 't breidlen van een kloeke hand bedwongen;Ga naar voetnoot183.
184.[regelnummer]
Justiniaan zwaait andermaal den staf,Ga naar voetnoot184.
Het loflied aller talen, aller tongen
Verbreidt den roem der wetten die hij gaf! -
187.[regelnummer]
Een glorie die in duurzaamheid 't gesteente
Beschamen mogt van eenig Memnon's graf, -Ga naar voetnoot188.
Nog heerschen zij; - wat woedt dan die gemeente?Ga naar voetnoot189.
190.[regelnummer]
Wat kiest ze als waar van zinnen zij beroofd,Ga naar voetnoot190.
Door bitsen nijd verteerd tot in 't gebeente,Ga naar voetnoot191.
Thans iedren kinkel die haar vleit tot hoofd?
| |
[pagina 200]
| |
193.[regelnummer]
Helaas! de toom ligg' 't ros nog op de tanden,Ga naar voetnoot193.
Geen keizers meer wier hart 't hun pligt gelooftGa naar voetnoot194.
Dien vast te voeren in onwrikbre handen;Ga naar voetnoot195.
196.[regelnummer]
Het zaal is leêg, wat wonder dat het dier,
Als togt bij togt zijn ingewand doet branden,Ga naar voetnoot197.
Tot schuddens toe van 't aardrijk bot die vier'?Ga naar voetnoot198.
199.[regelnummer]
Hoe Rome schreit! en schoon 't haar niet mag batenGa naar voetnoot199, 200.
Verweêuwd, des nachts, roept: ‘waarom verr' van hier?
Mijn Caesar! waarom dus me alleen gelaten?’....Ga naar voetnoot201.
202.[regelnummer]
Wat toeft de straf? dat zoo veel schulds zij treff'Ga naar voetnoot202.
Die gruwlen dus laat woek'ren in haar staten!Ga naar voetnoot203.
‘Wie ook na hem den wereldschepter heff',Ga naar voetnoot204.Ga naar voetnoot204,205.
205.[regelnummer]
Geen hand zal dien meer voeren zonder vreezen!’ -
Voorspelt de zang; waar blaakt een hoog besefGa naar voetnoot206.
Des vaderlands zoo heilig als in dezen?Ga naar voetnoot207.
*
208.[regelnummer]
Al geeft die poort, gehouwen in de rots,Ga naar voetnoot208.
Der schimmenschaar geen woord des schriks te lezen,Ga naar voetnoot209.
Haar indruk fnuikt toch allen aardschen trots.Ga naar voetnoot210.
| |
[pagina 201]
| |
211.[regelnummer]
Schoon de opgang blinkt door wond're pracht van verwen,
Schoon noch 't gelaat noch 't zwaard van de engel GodsGa naar voetnoot212.Ga naar voetnoot212,213.
Hier wakende, ooit hun zonneluister derven,
214.[regelnummer]
De kleur zijns kleeds verkondigt stof en aschGa naar voetnoot214.
En 't stijgen leert in hooger zin te sterven,
Dan dat het vleesch maar keert tot wat het was!Ga naar voetnoot216.
217.[regelnummer]
Belijdnis eischt die eerste marm'ren tredeGa naar voetnoot217-232.
Wier glanzig wit weerspiegelt als een glas, -Ga naar voetnoot218.
Berouw verlangt het purpren zwart der tweede,Ga naar voetnoot219,220.
220.[regelnummer]
Vanéén gescheurd, vergruisd door fellen gloed, -
En boete vraagt 't porfijr ter derde schrede
Zoo rood als uit onze aad'ren springend bloed. -Ga naar voetnoot222.
223.[regelnummer]
‘Wie ommeziet na 't ingaan keert naar buiten,’Ga naar voetnoot223-228.Ga naar voetnoot223.
Dus waarschuwt ons de heilboô, die zich spoedtGa naar voetnoot224.
Ten drempel, waar zijn stralen naauw op stuitenGa naar voetnoot225.
| |
[pagina 202]
| |
226.[regelnummer]
Of 't diamant herkaatst ze duizend maal.Ga naar voetnoot226.
Daar dreunt de deur, bij 't statelijk ontsluitenGa naar voetnoot227.
Zich wringende op haar hengsels van metaal;
229.[regelnummer]
Wat aarzelt gij onz' pelgrims te verzellen?Ga naar voetnoot229.
Gewijde galm, - het liefelijkst onthaalGa naar voetnoot230.Ga naar voetnoot230-231.
Ten voorspel - doet den luchtstroom juichend zwellen;
232.[regelnummer]
Wat ge achterlaat blijkt wereldsche ijdelheidGa naar voetnoot232.
Die einde neemt door hoofd en hart te kwellen!Ga naar voetnoot233.
U blijft de trits die ons ten hemel leidt:Ga naar voetnoot234.
235.[regelnummer]
't Is vrijheidszucht, elk schepsel aangeboren,Ga naar voetnoot235-237.
't Is trouwe aan 't land, die menschen onderscheidt,Ga naar voetnoot236.
't Is liefde, als zelfs geen englen werd beschoren!
238.[regelnummer]
‘U loven wij, o God!’ ruischt ons van veer,Ga naar voetnoot238.
Waar ziele die 't niet medezingt bij 't hooren,Ga naar voetnoot239.
Als zweefde ze op tot haar bestemde sfeer?Ga naar voetnoot240.
| |
[pagina 203]
| |
241.[regelnummer]
O Loutrings-Berg! schoon op uwe ommegangen
De blos der schaamte ons aangezigt verteer'
Als gij onthult hoe de aardsche boeijen prangen,Ga naar voetnoot243.
244.[regelnummer]
Toch suist zoo mild een adem door uw lucht
In blijden troost, dat 't steigerend verlangenGa naar voetnoot245.
Schier voorsmaak wordt van paradijsgenucht!
247.[regelnummer]
Het rupsjen hebbe in schaduw rondgekropen,Ga naar voetnoot247,248.
De vlinder neemt in 't volle licht zijn vlugt;
Waar de aarde deinst gaan ons de heemlen open,Ga naar voetnoot249.
250.[regelnummer]
Als 't zevental van donk're vlekken weekGa naar voetnoot250.
En ons gemoed in trachten, wenschen, hopen
Slechts wederschijn van 's Hoogsten wille bleek.Ga naar voetnoot252.
253.[regelnummer]
Verdwaasden, dat we ons hart der zonde gaven,Ga naar voetnoot253.
Die bitters mengt in welken lust zij kweek'
En schatert om 't verwenschen van haar slaven:Ga naar voetnoot255.
256.[regelnummer]
De luijaard hongert in zijn wijf en wicht, -Ga naar voetnoot256-264.Ga naar voetnoot256.
De nijd vergalt den dronk zich, die mogt laven, -Ga naar voetnoot257.
De gramschap draagt haar vloek op 't aangezigt, -
| |
[pagina 204]
| |
259.[regelnummer]
Geen gulzigaard die buik of blik verzaadde, -
De wellust blaakt schoon magteloos zij ligt, -
Ging gierigheid ooit met genoeg te rade?Ga naar voetnoot261.
262.[regelnummer]
En zij die laag op deez' haar zustren zietGa naar voetnoot262.Ga naar voetnoot262-267.
Als stilde zelfs de kroon in 't rijk van 't kwade
Den boozen geest het brein haar foltrend niet,
265.[regelnummer]
Die 't stralen vast durft spellen van uw glorie,
Uw lauwer al hoort ruischen in 't verschiet,
Een bladzijde u belooft in 's lands historie,Ga naar voetnoot268-285.
268.[regelnummer]
Hoe houdt zij woord? De wisselzieke faam
Viert elken dag eene andere victorie
En wijdt haar lof het liefst een nieuwen naam!
271.[regelnummer]
Al mogt ge niet teleurgesteld u vinden,Ga naar voetnoot271-276.
Al vlocht uw tijd den schoonsten krans u zaam,
Der wereld roem is wufter dan de winden
274.[regelnummer]
Wier adem zich in elke rigting wendt;
Tot telkenmaal 't verheffen in 't verzwinden,Ga naar voetnoot275, 276.
In doodsche stilte een buldrend stormen endt!
| |
[pagina 205]
| |
277.[regelnummer]
Verscheelt het iets, of ge op uw staf gebogen
De verste grens bereikt die 't leven kent,
Of afscheid neemt eer 't speeluur is vervlogen,
280.[regelnummer]
Na duizend jaar? Nog korter poos van tijdGa naar voetnoot280.Ga naar voetnoot208-282.
Bij de eeuwigheid, dan de opslag duurt der oogen
Bij 't wentlen van de star die 't langzaamst glijdt!
283.[regelnummer]
Gedenk het gras zoudt gij van roem gewagen,Ga naar voetnoot283.
Het komt, het gaat, zoo groen eerst wijd en zijd,
Straks geel gezengd, door de eigen zonnevlagen, -Ga naar voetnoot285.
286.[regelnummer]
Och, bragt ge, in 't eind 't vergankelijke moê,Ga naar voetnoot286.
Aan 't Lam dat al wat zonde is weg mogt dragen,Ga naar voetnoot287.
Door reinheid van uw harte hulde toe!
*
289.[regelnummer]
Al stijgend valt het stijgen telkens ligter!
Wat hope nog verzoeking van ons voê',Ga naar voetnoot290.
Geen zege viert zij meer, geen zwakheid zwicht er;
292.[regelnummer]
Een ommezien grijp' bange schrik ons aan,Ga naar voetnoot292.
We naadren 't vuur, het Loutrings-Vuur al digter,
Gereinigd zijn wij 't ongedeerd ontgaan!
| |
[pagina 206]
| |
295.[regelnummer]
Wie mag ze zijn die Dante, in dichtend droomenGa naar voetnoot295-306.
't Geen 't leven ons tweezijdig doe verstaan,Ga naar voetnoot296.
Op 't bloeijend veld daar meijende ziet komen?
298.[regelnummer]
‘Gij vraagt mijn naam?’ hoor hoe zij 't zingend zegt:
‘Ik dacht gij hadt van Lea wel vernomen
Wier schoone hand zoo gaarne een krans zich vlecht.
301.[regelnummer]
Ik dos mij uit om dankbaar te behagen;
Die vreugde is niet voor Rachel weggelegd,Ga naar voetnoot302.
De spiegel boeit mijn zuster al haar dagen:
304.[regelnummer]
Te staren is haar hemelsche oogen lust!Ga naar voetnoot304.
Mij streelt het wat mijn vlijt zich won te dragen,
Beschouwt zij liefst, mij geeft bedrijven rust,’
307.[regelnummer]
De allegorie is 't christenharte waardigGa naar voetnoot307.Ga naar voetnoot307-312.
Zich priesterregt en koningsrang bewustGa naar voetnoot308.
Sints hem Virgiel, innemende edelaardig
310.[regelnummer]
De hulde bragt: ‘Gij streefdet mij voorbij,Ga naar voetnoot310-312.
Tot al wat regt, wat goed, wat rein is vaardig,
Leide u voortaan uw vrije wille vrij!’
| |
[pagina 207]
| |
313.[regelnummer]
Hoe 't statig woud dat opgaat voor zijne oogenGa naar voetnoot313-329.Ga naar voetnoot313.
Hem 't hart verrukt door zoete harmonij
Van 't dubbel koor zich huwende in den hoogen!Ga naar voetnoot315.
316.[regelnummer]
Een scheemring die al wemelende zingt:
De blaadren zacht door 't windgezucht bewogen,
De vooglen die de dag tot kweelen dringt.
319.[regelnummer]
Er rijst gegeur, zoo als nog nooit op aarde,
Wat lieflijk pad ge ook in den lommer gingt,
Het bijtje voor haar honig naast u gaêrde;Ga naar voetnoot321.
322.[regelnummer]
Maar zachtkens wordt het donkrer om hem heen,
Waar 't weêrzijdsch loof tot digte tente paardeGa naar voetnoot323.
Daar stuit op eens een held're beek zijn schreên.
325.[regelnummer]
Geen zonneglans die immer haar verguldde,Ga naar voetnoot325-330.
Geen maneschijn waardoor ze ooit zilver scheen.
Toch was zij klaar of vloeijend licht haar vulde!
328.[regelnummer]
Hij slaat den blik naar de overzij des vliets
Waar 't gras zich boog, zoo vaak zich 't golfje krulde,Ga naar voetnoot329.
O weelde des verrassenden verschiets!
331.[regelnummer]
't Is louter lente op bloemen neergezegen,
Het koeltje draagt de klanken voort eens lieds,
Hoe zedig zweeft die schoone vrouw hem tegen!Ga naar voetnoot333.Ga naar voetnoot333-336.
| |
[pagina 208]
| |
334.[regelnummer]
De wimpers niet verheffende als zij naakt,Ga naar voetnoot334.
Op rozen uit, die schittren allerwegen,
Op lelies, die de schaâuw nog blanker maakt;
337.[regelnummer]
Daar glimlacht zij hem toe van d' and're zijde
En antwoordt op de bede die hij slaaktGa naar voetnoot338.
Dat ze in 't geheim dier wondre plaats hem wijde:
340.[regelnummer]
‘Dit water’ zingt ze, ‘is wat der ziele geeftGa naar voetnoot340-345.Ga naar voetnoot340.
't Geen zij omlaag vergeefs 't gediert benijdde,Ga naar voetnoot341.
't Geen nog omhoog voor zaalgen waarde heeft:
343.[regelnummer]
't Verleent zoowel vergetelheid van zondeGa naar voetnoot343,344.
Als heugnis van wat vrooms werd nagestreefd!
Verzel me, opdat mijn zang u meer verkonde,’
346.[regelnummer]
En nieuwe Lea heft ze een lofpsalm aanGa naar voetnoot346.
En Dante ziet in de onvergeetbre stondeGa naar voetnoot347, 348.
De Heilge Kerk den weg der zege gaan!
349.[regelnummer]
Triomf die hem geduid werd door Mathilde,
Waarbij Virgiel verbaasd van ver mogt staanGa naar voetnoot350.
Maar vuurge vreugd des christens borst doortrilde,Ga naar voetnoot351.
| |
[pagina 209]
| |
352.[regelnummer]
De vleuglen reppende op profeten wijz'!Ga naar voetnoot352.
Vergeef het hem, zoo ze iedren wensch niet stildeGa naar voetnoot353.
Zoo nog hij bad: ‘dat de and're Rachel rijz'!’ -Ga naar voetnoot354.
355.[regelnummer]
‘Gezegend zij die komt in naam des Heeren!’Ga naar voetnoot355.Ga naar voetnoot355,359,360.
Al zweeft hij om in 't aardsche paradijs,
Eerst bij dien zang is 't lieflijkste der sfeeren!Ga naar voetnoot357.
358.[regelnummer]
Er ruischt, er riekt een regen van gebloemt; -Ga naar voetnoot358-375.
‘Laat handenvol van lelies haar vereeren,Ga naar voetnoot359,360.
Strooit uit al wat op purpren verwen roemt!’ -
361.[regelnummer]
Ons oog kan lang den gloed der zon verdragen
Als ze uit den dauw in 't Oost omsluijerd doemtGa naar voetnoot362.
En 't Westen slechts weerschittert van het dagen:
364.[regelnummer]
Zoo durft ook hij, door bloesemwolk gedekt,Ga naar voetnoot364.
Den blijden blik aan deez' verschijning wagenGa naar voetnoot365.
Die eensklaps heel zijn harte tot zich trekt!
367.[regelnummer]
Een sneeuwwit floers omslingerd van olijvenGa naar voetnoot367.
Verheelt een vrouw die 't zoet verleden wekt,
Wat ziet hij om waar toch Virgiel mogt blijven?Ga naar voetnoot369.
| |
[pagina 210]
| |
370.[regelnummer]
‘'t Herleven voele ik van de' alouden gloed!’Ga naar voetnoot370.Ga naar voetnoot370.
Zoo juicht hij tot zijne oogen vochtig drijven
Van smarte dat die trouwe is weggespoed!Ga naar voetnoot372.
373.[regelnummer]
‘Ween, Dante! niet, dewijl hij blijkt verzwonden,Ga naar voetnoot373.
Weerhoud nog nu, weerhoud dien tranenvloed;
't Wordt schreijenstijd weldra om andre wonden.’
376.[regelnummer]
Háár stemme is 't, die hem grieft gelijk een pijlGa naar voetnoot376.
Door heugnis hoe zijn trouw hij heeft geschonden!
En toch verzoenen zij! - ach! in een stijlGa naar voetnoot378,379.
379.[regelnummer]
Voor wien slechts hij de veder wist te vinden!Ga naar voetnoot379.
|
|