Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 181]
| |
IXGa naar voetnoot+aant.1.[regelnummer]
Aan 't heimwee is het avonduur beschoren!Ga naar voetnoot1-12.
Wie wordt op zee de star van 't west gewaarGa naar voetnoot2.
En waant niet weer het droef vaarwel te hooren?
4.[regelnummer]
Wie staat niet stil, die in den vreemde zwerft,
Als over 't veld de klagt hem klinkt in de oorenGa naar voetnoot5.
Dat ook deez' dag met al zijn luister sterft?
7.[regelnummer]
Zie 't Dante doen, waar 't schemert in de dalen,Ga naar voetnoot7.
Maar nog 't gebergt het rozig waas niet derftGa naar voetnoot8, 9.
Dat uit den schoot der golven na blijft stralen;
10.[regelnummer]
De zonne zonk in 't middellandsche meer,
Hij ziet omlaag der Magra flikkring falen,Ga naar voetnoot11.
Hij hoort omhoog de kloosterklok van veer'.Ga naar voetnoot12.
13.[regelnummer]
O dankbre groet! die der Gebenedijde,Ga naar voetnoot13.
O diepe zucht! die aan 't betreurd weleer,
De balling met gebogen hoofde wijdde,
| |
[pagina 182]
| |
16.[regelnummer]
Hoe roept gij hem zijn jonkheid voor den geestGa naar voetnoot16.
Die zoo gerust ter sluimring neêr zich vlijdeGa naar voetnoot17.Ga naar voetnoot17, 18.
Daar 't waken slechts genoegen was geweest!Ga naar voetnoot18.
19.[regelnummer]
Tot hij op eens de heugenis dier jarenGa naar voetnoot19-21.
Verbleeken ziet voor 't licht van 't lentefeest
Dat hem de magt der minne deed ervaren,
22.[regelnummer]
Hij, weêr haar prooi, schier aêmloos nederzijgtGa naar voetnoot22-23.
Om toch geen zweem van 't paradijs te ontwaren
Als op den berg del Corvo's klepel zwijgt!
25.[regelnummer]
De steilte is 't niet die hem zoo bang doet zuchten,
Daar opgestaan hij telkens hooger stijgt,Ga naar voetnoot26.
De erinnering is 't dier streelende genuchten!
28.[regelnummer]
Helaas! elk heil dat hij zich heeft gedroomd,
Hij zag 't zijn greep gelijk die wolk ontvlugten,
Niet langer thans door avondgoud omzoomd;Ga naar voetnoot30.
31.[regelnummer]
Maar 't schijnt dat van dier trappen laagste tredeGa naar voetnoot31.
De kloostervoogd bezorgd te moet hem koomt: -Ga naar voetnoot32.
De zwerver deelt zijn zielsgeheim hem mede,Ga naar voetnoot33.
34.[regelnummer]
Als de oogen naar 't gewijd gebouw gerigtGa naar voetnoot34.
Hij op de vraag: ‘wat zoekt gij?’ antwoordt: ‘vrede!’
En met dat woord het hart wint dat hij sticht.Ga naar voetnoot36.
| |
[pagina 183]
| |
37.[regelnummer]
Op hooger prijs stelt hij de stille hulde,Ga naar voetnoot37.
Den wenk waarvoor de drom van broed'ren zwichtGa naar voetnoot38.
Die bij zijn komst den hof nieuwsgierig vulde,
40.[regelnummer]
Dan de' uitroep fluks bij 't noemen van zijn naamGa naar voetnoot40.
Zoo luid een blijk dat wat hij dichtte en duldde
Vast in dit oord verkond werd door de faam;Ga naar voetnoot42.
43.[regelnummer]
Toch streelt het hem, aan de' avonddisch gezeten,
- Gastvrijheid taste al wat ze rijk was zaam, -Ga naar voetnoot44.
Zich om zijn zang tot hier bemind te weten.
46.[regelnummer]
‘Het goede hart brengt goede vruchten voort,’Ga naar voetnoot46.
Zoo klinkt zijn lof, ‘maar mag ik 't mij vermeten,Ga naar voetnoot47.
‘'k Had liever 't lied toch in 't Latijn gehoord.’Ga naar voetnoot48.
49.[regelnummer]
‘'k Heb eerst beproefd 't in de oude taal te zingen’Ga naar voetnoot49.
- Wat zedigheid in 't heusche wederwoord! -Ga naar voetnoot50.
‘Doch oordeel zelf’ en van zijn lippen gingen
52.[regelnummer]
De klanken uit, maar echoos van 't verleên,Ga naar voetnoot52.
Weeklagend dat in 's werelds wisselingen
Oud-Rome meê den weg gaat van Atheen!
55.[regelnummer]
‘Wat vorm die steeds zijn frischheid mogt bewaren?Ga naar voetnoot55.
‘Provence zong haar hoofsche minnebeên,’
Vaart Dante voort, ‘al haast tweehonderd jaren
| |
[pagina 184]
| |
58.[regelnummer]
‘Op nieuwe lier, - Sicieljes ridderstoetGa naar voetnoot58.
‘Prees lust en moed slechts op inheemsche snaren, -
‘Gun mij voor 't volk denzelfden klankenvloed
61.[regelnummer]
‘Waar liefde 't meê verwelkomd heeft in 't leven,
‘Waar liefde 't zelfs den doodstrijd door verzoet!’
De monnik knikt, - zijn grage blikken zweven
64.[regelnummer]
De zangen in, hem door zijn gast geboôn; -
Een opdragt blijkt voor 't eerste blad geschreven:
‘Aan Uguccione onkreukbre trouw ten loon!’Ga naar voetnoot66.
67.[regelnummer]
Doch deze lokt geen vrage uit. Luide klinkenGa naar voetnoot67.Ga naar voetnoot67,68.
De verzen door der geestdrift diepen toon
Gehuldigd, tot des lamplichts flaauwer blinken
70.[regelnummer]
Ilario de duisternisse onthult
Waarin de booggewelven hun ontzinken:Ga naar voetnoot71.
‘Eens gastheers pligt werd kwalijk hier vervuld,’Ga naar voetnoot72.
73.[regelnummer]
Verwijt hij zich, ‘wis zult gij moede wezen,
‘Al paart ge aan tal van gaven ook geduld!’
Een glimlach is op 't straf gelaat gerezenGa naar voetnoot75.
76.[regelnummer]
Des dichters die, bij 't hartlijk: ‘goeden nacht!’
In ‘'k werd nog nooit welsprekender geprezen’
Opregten dank aan zoo veel eenvouds bragt.
*
| |
[pagina 185]
| |
79.[regelnummer]
De sluimring moog haar vleuglen nederstrijken
In 's monniks cel, nog waakt des meesters klagtGa naar voetnoot80.
Daar beider lot hem noopt tot vergelijken:
82.[regelnummer]
In 's levens bloei miskend, verjaagd, gekrenkt,Ga naar voetnoot82-84.
Weet op zijn pad de haat nog van geen wijken,
Is 't bitterheid die dag aan dag hem drenkt!
85.[regelnummer]
Gij, Heilge van Assisi! dien met blozenGa naar voetnoot85.
Zijn zelfverwijt in eenzaamheid gedenkt,Ga naar voetnoot86.
Wat hebt gij vroeg het beste deel gekozen,Ga naar voetnoot87.
88.[regelnummer]
Toen willig van al 't aardsche ge afstand deedt,Ga naar voetnoot88.
De doren wondt aan dezer wereld rozen,Ga naar voetnoot89.
Haar lauwer wast in schaâuw van harteleed!Ga naar voetnoot90.
91.[regelnummer]
Hadde u gelijk hij in zijn droefste dagenGa naar voetnoot91.
Der armoê zich verloofd, in 't bruine kleedGa naar voetnoot92.
Van 's Heeren woord de stulpen doen gewagen,Ga naar voetnoot93.
94.[regelnummer]
De ziele die verloren ging gezocht,
Geen ijdelheid die meer zijn pols deed jagen,
Geen drift die meer zijn vroomheid overmogt!Ga naar voetnoot96.
| |
[pagina 186]
| |
97.[regelnummer]
En toch, - hoe wordt dat kloosterrust benijdenGa naar voetnoot97-100.
Gelogenstraft, als na zoo zwaren togt
Hij eindlijk inslaapt; - droomgezigten glijden
100.[regelnummer]
Zijn leger langs ten teeken van zijn taak, -
't Geldt kamp bij kamp, een bitter, bloedig strijdenGa naar voetnoot101-106.Ga naar voetnoot101, 102.
Voor huis en haard, der vrijheid heiige zaak!
103.[regelnummer]
Een heerschappij die al wat aêmt bevredig',
Die voorportaal des hemels de aarde maak, -
Wie marren moog', dat hij haar regt verdedig',Ga naar voetnoot105, 106.Ga naar voetnoot106.
106.[regelnummer]
Haar toekomst aan de menschheid openbaar'!
*
107.[regelnummer]
De legersteê des meesters is weer ledig,
Dat ook zijn vriend de kribbe ontweken waar'!Ga naar voetnoot108.
109.[regelnummer]
Een handdruk brengt aan de' uitgang van hun cellen
Een handdruk brengt hen zaam voor 't hoogaltaar,
Als nog de nacht heerscht in de zijkapellen;
112.[regelnummer]
En eer de scheemring voor den morgen vliedt,
En deez' de zee al trillende doet zwellen,Ga naar voetnoot113.
Hoort de oever hen weer spreken van zijn lied.Ga naar voetnoot114.
| |
[pagina 187]
| |
115.[regelnummer]
‘Vergun mij dat ik 't handschrift in uw hoedeGa naar voetnoot115.Ga naar voetnoot115-117.
‘Hier late tot gij 't Uguccione biedt,
‘Wiens weldaên God eens waardiger vergoede!’Ga naar voetnoot117.
118.[regelnummer]
Des priors hand ontvangt de onschatbre blaên
Waarin hij vast een hooger licht vermoeddeGa naar voetnoot119.
Dan de oostertrans in vlammen uit doet slaan!
121.[regelnummer]
Ze zwijgen ziende. ‘Och, dat gij u wat rusteGa naar voetnoot121.
Hier gunnen mogt,’ vangt weêr de monnik aan,
‘Waar daagt de dag zoo schoon als op deez' kuste?’
124.[regelnummer]
Of Dantes ziel zich in 't ontwakensuurGa naar voetnoot124.
In zulk een weêrgeboorte niet verlustte,Ga naar voetnoot125.
Niet meêstemde in dien lofzang der natuur!
127.[regelnummer]
Het zwerk op eens van goudglans overtogen,Ga naar voetnoot127-132.
Het golfgeruisch een zee van vloeijend vuurGa naar voetnoot128.
Tot op de rots het breekt in regenbogen;
130.[regelnummer]
En van het strand de dubbel zoete geurGa naar voetnoot130.
Des wouds, de kruin neêrbuigende in den hoogen,
Der bloemen, 't bad ontijld met frisscher kleur.Ga naar voetnoot132.
133.[regelnummer]
‘Ach!’ weeklaagt hij, ‘waar mij de rust zou smakenGa naar voetnoot133-138.Ga naar voetnoot133-13.
‘Daar vlei 'k mij niet dat me ooit haar heil gebeur'!
‘Florence blijft van wilde togten blaken;Ga naar voetnoot135.
| |
[pagina 188]
| |
136.[regelnummer]
‘Ik zou naar haar ook in deez' tooverbeemd,Ga naar voetnoot136, 137.
‘Ik zou naar haar zelfs in den hemel haken!
‘Hoe zal 't mij zijn in gindschen verren vreemd?’ -Ga naar voetnoot138.
139.[regelnummer]
‘Des Heeren hand reikt tot het eind der aarde!’Ga naar voetnoot139.
Is 't wederwoord, en of hij afscheid neemtGa naar voetnoot140.
Buigt Dante zich ten zegen van de' eerwaarde,Ga naar voetnoot141.
142.[regelnummer]
Wiens blik hem naoogt op het slingrend pad
En die, toen lang in 't leeg verschiet hij staarde,
Om uitkomst voor den lieven broeder bad!
|
|