Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 152]
| |
VGa naar voetnoot+aant.Of droomde van te wuft een feest mijn dicht?Ga naar voetnoot1.
2.[regelnummer]
Of mengt zich in de blijdschap van die menigt'Ga naar voetnoot2.Ga naar voetnoot2-19.
Iets ernstigs dat haar blikken opwaarts rigt?
Er is een vreugd, als lijden werd gelenigd,
5.[regelnummer]
Die tolken vindt in beide lach en traan,
Daar ze al het licht van ons verschiet vereenigtGa naar voetnoot6.
Met al de schaâuw die we in 't verleên ontgaan;
8.[regelnummer]
Een stemming als mogt heerschen in deez' wallen,Ga naar voetnoot8.
Toen 't volk den nacht vol angsten had doorstaan,
Die maren bragt der dappre duizendtallenGa naar voetnoot10.
11.[regelnummer]
Afwisslend naar des krijgskans vluggen keer!Ga naar voetnoot11.
Gejuich ging op, als de avond was gevallen;Ga naar voetnoot12.
‘De morgen’ klonk het, ‘had des vijands heerGa naar voetnoot13.
14.[regelnummer]
‘Ontdekt bij Campaldino.’ Zonder tsagen
Was 't hunne voortgerukt, ‘tot heinde en veerGa naar voetnoot15.
De standaard op Florences oorlogswagenGa naar voetnoot16.
| |
[pagina 153]
| |
17.[regelnummer]
‘Haar vaandel: ‘Vrijheid’ op lazuren veld,Ga naar voetnoot17.
Arezzo tartend, fier had uitgeslagenGa naar voetnoot18.
‘En 't voetvolk er ter wacht bij was gesteld.’Ga naar voetnoot19.
20.[regelnummer]
Al bleek de schaar, die later nieuws verbeidde,Ga naar voetnoot20-37.Ga naar voetnoot20-23.
Op 't ruim der markt in engen band gekneld,
't Was of de roede eens wigchelaars haar scheiddeGa naar voetnoot22.
23.[regelnummer]
Toen: ‘Weer een boô!’ weergalmde uit straat bij straat
En de open baan zoo ros als ruiter leiddeGa naar voetnoot24.
Waar de overheid aan 't hooge puiraam staat.Ga naar voetnoot25.
26.[regelnummer]
Hun oudste heft zijn stemme op: ‘Florentijnen!Ga naar voetnoot26.
Een blijde maar is welkom nog zoo laat!
Onz' veldheer koos tot aanvals-paladijnen,Ga naar voetnoot28.Ga naar voetnoot28.
29.[regelnummer]
Trots 't kreupel been, zich zelven 't eerst van al,
‘Hij koos zijn zoon, zijn neef,’ - de toortsen schijnen
Met dubblen glans, bij 't rijzend lofgeschalGa naar voetnoot31.
32.[regelnummer]
Hartstogtlijk heen en weêr gezwierd; ten hoogen
Stijgt: ‘Vieri leef'!’ door 't sluimrend Arno-dal.
De prior wenkt: ‘Die keuze te gedoogenGa naar voetnoot34.
35.[regelnummer]
Viel wis den moed der jongre ridd'ren zwaar,
En de eêlsten zijn der trits op zij gevlogenGa naar voetnoot36.
‘Een breede reeks!’ Hoe luistert heel de schaar,
| |
[pagina 154]
| |
38.[regelnummer]
Tot zelfs die vrouw, wier breede weduwslippenGa naar voetnoot38-46.Ga naar voetnoot38.
Aandoenlijk staan bij 't vroeg verzilverd haar:
‘Ook Dante!’ klinkt het van des oudsten lippen;Ga naar voetnoot40.
41.[regelnummer]
En in de vreugd haars harten merkt ze niet,
Dat zij den staf haar vingers liet ontglippen,
Dat elk in haar der moeder hulde biedt!
44.[regelnummer]
‘Ter kerke!’ zegt ze, en gaat met vlugge schreden
Als zag zij hem verwinnaar in 't verschiet;
Voor 't hoogaltaar nu knielende in gebeden
47.[regelnummer]
Die God verhoor'!Ga naar voetnoot47.
't Is of, in dubblen zin,
48.[regelnummer]
Zich over ons de schaduwen verbreeden!
Geen derde boô reed een der poorten in,
50.[regelnummer]
En echter hoe de blikken zich verduistren!Ga naar voetnoot50.
‘Als de uitslag had beantwoord aan 't begin....’
Vermeent de vrees, en vaart fluks voort te fluistrenGa naar voetnoot52.
53.[regelnummer]
‘De zegekreet drong lang reeds tot ons door!’Ga naar voetnoot53.
De menigt schijnt de stilte te beluistren;
Angstvallig leent ze aan hiobsmaren 't oorGa naar voetnoot55.
| |
[pagina 155]
| |
56.[regelnummer]
Op vleuglen van de nachtkoelte om ons zuchtend;Ga naar voetnoot56.
Stoof inderdaad der rossen vaart zij voor?Ga naar voetnoot57.
‘Wee!’ speltzij,‘wee! den schok des weêrstands duchtend,Ga naar voetnoot58.
59.[regelnummer]
Deedt ge afstand van alle aanvalskans en vielt
In 's vijands hand, - uw ruitren wijken vlugtend,
‘Wie boog of schild er beurde ligt ontzield!’
62.[regelnummer]
Zij jammert voort: ‘O laatsten onzer zonen!Ga naar voetnoot62.
Of sneuvlend de Aretijners gij weerhieldt!Ga naar voetnoot63.
Eer ze ons tot op den heil'gen wagen honen!Ga naar voetnoot64.
65.[regelnummer]
Als schendig zij de hand aan 't vierspan slaan,Ga naar voetnoot65.
Welks hoornenpracht op honderd zegekroonen,Ga naar voetnoot66, 67.
Mogt bogen door der vaadren heldendaên,
68.[regelnummer]
Wordt Florentijn het schimpwoord van zijn buren!Ga naar voetnoot68.
‘Och vuurde u nog de moed der wanhoop aan!’ -
De bange nacht schijnt eindeloos te duren!
71.[regelnummer]
‘Ten wallen!’ rept het ongeduld zich voort;Ga naar voetnoot71-86.Ga naar voetnoot71.
Schoon 't fakkellicht moog' flikkren op de muren
Geen boô, geen kreet die 's landschaps ruste stoort!
74.[regelnummer]
Omhoog, omlaag heerscht liefelijke vrede
Daar de effen vloed van starrenschittring gloort;Ga naar voetnoot75.
Maar de indruk deelt der vreeze zich niet mede,Ga naar voetnoot76.
| |
[pagina 156]
| |
77.[regelnummer]
Om: ‘Wapens!’ vraagt het krijschen van de schaar
Als dreigde reeds des vijands spot de stede,
Als was alreeds de wreede Bisschop daar!Ga naar voetnoot79.
80.[regelnummer]
‘Verloren!’ spreekt de spijt uit aller oogen,
‘Verloren!’ tuigt het radeloos gebaar,
‘Verloren ons Caroccio!’ - ‘Gelogen!’Ga naar voetnoot82.
83.[regelnummer]
Is 't wederwoord. Wie mag hij zijn die 't zegt
En 't ‘Lof den Heil'gen!’ rijzen doet ten hoogen?
Die tot den dood gewonde wapenknecht,
86.[regelnummer]
Op gindsche baar, daar, langzaam voortgedragen?
‘De zege is ons!’ zoo juicht hij, ‘schoon 't gevecht
Nog aanhield toen ik mij op 't ros ging wagen; -
89.[regelnummer]
De pijlen vlogen wederzijds zoo digtGa naar voetnoot89, 90.Ga naar voetnoot90.
Dat de een noch de âer meer zweem van zonne zagen; -
Voor d'eersten schok zijn de onzen, ja! gezwicht,
92.[regelnummer]
Tot de achterhoede op eens ter hulp kwam rennen
En aller moed herleefde bij 't gezigt:
't Was Corso die door dus de tucht te schennenGa naar voetnoot94.
95.[regelnummer]
Ons de overwinning gaf; - in zulk een nood
Bekreunde zich de dappre aan geen miskennen:Ga naar voetnoot96.
Verliezen wij, dan treffe mij de doodGa naar voetnoot97-99.
| |
[pagina 157]
| |
98.[regelnummer]
‘Naast de onzen,’ sprak hij; ‘als wij zegevieren,
‘Haal me uit mijn huis wie tot mijn straf besloot!’
Hij kwam, - de kans verkeerde! - Wilde dieren
101.[regelnummer]
Zijn minder wreed dan 't Aretijnsch gemeen
Dat onder 't lijf der rossen 't mes deed zwieren
‘Dat ook mijn paard....’Ga naar voetnoot103.
Maar 't nachtgezigt vlood heen,
104.[regelnummer]
Al blijven nog die blikken vochtig glansen,Ga naar voetnoot104-106.
- Een welkom blijk van de innigheid der beên! -Ga naar voetnoot105.
Hoe snel verkeert dat lauwerloof in kransen,Ga naar voetnoot106.
107.[regelnummer]
Voor 't heir bestemd dat plechtig intogt houdt,
Dat blij ze vangt op zwaarden en op lansen!
Daar nadert vast 't verhemelt, stijf van goud,Ga naar voetnoot109.
110.[regelnummer]
Waaronder zich, bij 't feestelijk ontmoeten,
De dapp're, dien het vaandel werd vertrouwd,Ga naar voetnoot111.
Door 't prioraat met lof en dank zag groeten.
113.[regelnummer]
Het overwelft in prachtige trofeeGa naar voetnoot113.
Den buit waarmeê de Ghibellijn 't moest boeten,Ga naar voetnoot114.
Der Guelfen kling te lokken uit de scheê:Ga naar voetnoot115.
| |
[pagina 158]
| |
116.[regelnummer]
Den helm die 't hoofd van Guglielmino sierde,Ga naar voetnoot116.Ga naar voetnoot116-117.
Het schild dat hem ten dood gewond ontglee',
De waapnen daar die kerkvoogd mis meê vierde!Ga naar voetnoot118.
119.[regelnummer]
Wees niet 't gejuich bij 't statig ommegaan,Ga naar voetnoot119-121.
Toen daar de pracht diens hemels langs ons zwierde,
In wie zijn pijlers beurden Dante ons aan?
122.[regelnummer]
Hij hoorde 't naauw, - het was hem in zijn droomenGa naar voetnoot122-135.
Als zag hij nog, een wolk met wee belaên,Ga naar voetnoot123.
Uit dwarlend stof des vijands flikkring komen;Ga naar voetnoot124.
125.[regelnummer]
Het werd op nieuw hem zonderling te moê;
Weêr schaamt hij zich 't onwillekeurig schromen,
Toch drijft hij 't ros op wie hem tarten toe!
128.[regelnummer]
Hoe huivert hij, in de' ochtend van het leven,Ga naar voetnoot128-130.Ga naar voetnoot128.
Dat eens de min hem Eden worden doe,Ga naar voetnoot129.
Begaafd, beroemd, een wreeden dood te sneven!
131.[regelnummer]
Een oogwenk slechts, - het geldt zijn Vaderstad.Ga naar voetnoot131.
Als door zijn schuld er schande op haar mogt kleven,Ga naar voetnoot132.
Rees moeders klagt dat zulk een zoon zij had!Ga naar voetnoot133.
134.[regelnummer]
En ook de zijne is een der eerste klingen,
En geene blijkt in koener hand gevat!
|
|