Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 145]
| |
IVGa naar voetnoot+aant.Vermag geen tijd bezielingsvonk te dooven,Ga naar voetnoot1, 2.
2.[regelnummer]
Waar eens haar vlam ten hemel heeft gestierd?Ga naar voetnoot2.
't Was mij te moede in Portinari's hovenGa naar voetnoot3, 4.
Als werd er 't feest der lente nog gevierd;
5.[regelnummer]
En 'k staar, gekeerd in 't woelen van de schare,Ga naar voetnoot5-40.Ga naar voetnoot5.
Langs markt en straat, met blad en bloem versierd,Ga naar voetnoot6.
Of 'k ergens met Brunetto hem ontware,Ga naar voetnoot7.Ga naar voetnoot7.
| |
[pagina 146]
| |
8.[regelnummer]
Die trouw den weg der Vrije Kunsten wijst,Ga naar voetnoot8.
Die 't zevental hem zustrenstoet verklareGa naar voetnoot9, 10.
Wier één altaar in aller tempel rijst; -
11.[regelnummer]
En 'k zie geen groep van blijde feestelingen,Ga naar voetnoot11.Ga naar voetnoot11-14.Ga naar voetnoot11.
Voor muur bij muur door kalklaag overgrijsdGa naar voetnoot12, 13.Ga naar voetnoot12.
Zich om een beeld der Moedermaagd verdringen
14.[regelnummer]
Door Cimabue er treff'lijk gepenseeld,Ga naar voetnoot14.Ga naar voetnoot14.
Of 'k groet hem in den wakkerste uit hun kringenGa naar voetnoot15.
Wiens teeder hart zijn liefste er Haar beveelt; -Ga naar voetnoot16.
17.[regelnummer]
En 't is mij, dringt me hengstgebriesch in de oorenGa naar voetnoot17.
En hoefgedruisch, van vonk bij vonk doorspeeld,Ga naar voetnoot18.
Als blijkt hem reeds de vaste hand beschoren,
| |
[pagina 147]
| |
20.[regelnummer]
De kloeke geest door geen gevaar verschrikt,
Die, welk een drift der manen pracht doe gloren,Ga naar voetnoot21.
't Ontembre temt en van zijn kracht beschikt! -Ga naar voetnoot22.
23.[regelnummer]
Hier droome ik hem, zoo als hij herwaarts keerdeGa naar voetnoot23.
Om 't jeugdig hoofd een frisschen krans gestrikt,
Het sieraad dat Bologna, de geleerde,
26.[regelnummer]
Om 's Pausen bul en 's Keizers zegelbriefGa naar voetnoot26.
Van ouds vermaard, den voedsterling vereerde
Wanneer haar school tot wijsgeer hem verhief; -Ga naar voetnoot28.
29.[regelnummer]
Hier, waar al vroeg hij Giotto onderscheidde,Ga naar voetnoot29.
Den herdersknaap der schilderkunst zoo liefGa naar voetnoot30.
Sints zij in 't veld, waar hij zijn lamm'ren weidde,Ga naar voetnoot31.
32.[regelnummer]
Bespiedde hoe zijn staf op steen die bragtGa naar voetnoot32.
En niet vergeefs zich met een meester vleideGa naar voetnoot33.
Verrassend door oorspronkelijke kracht; -Ga naar voetnoot34.
35.[regelnummer]
Hier, waar op 't hoogst Casella's stem hem streelde,Ga naar voetnoot35-40.Ga naar voetnoot35.
Nog lang in 't oor naklinkend zoet en zacht,
Als vaak die vriend de minneliederen kweelde
| |
[pagina 148]
| |
38.[regelnummer]
Door heel zijn hart der schoone toegewijdGa naar voetnoot38.
Wier lieven naam zijn dicht zoo kiesch verheelde,Ga naar voetnoot39.
Wier eng'lenaard 't verkondde wijd en zijd!
*
41.[regelnummer]
Wat vendelpracht die wappert in den hoogen!Ga naar voetnoot41.Ga naar voetnoot41-43.
Waar 't oog zich rigt hangt weidsch gebloemd tapijt
De muren langs en ruischen eerebogen;
44.[regelnummer]
Zag andermaal Santa FelicitàGa naar voetnoot44.
Zijn Hof der Minne, in feestdos uitgetogen,Ga naar voetnoot45.
Weerspiegeld door den Arno juichend na?
47.[regelnummer]
Sloeg oud en jong, door 't steken der trompetten
Om strijd gelokt, hier 't lieflijk schouwspel gâ
Dier schoonen, op haar vurige genettenGa naar voetnoot49.Ga naar voetnoot49.
50.[regelnummer]
Voortzwevende in der jonge ridd'ren drom,
Te dartel fluks het steigren te belettenGa naar voetnoot51.
Stoof regts en links een bloesemregen om?Ga naar voetnoot52.
| |
[pagina 149]
| |
53.[regelnummer]
Was de Amor straks, aan 't hoofd dier edellieden,Ga naar voetnoot53.
Den schalken stoet van deernen wellekom,Ga naar voetnoot54.
Tot hij haar koos die hem een kus moest bieden,Ga naar voetnoot55.
56.[regelnummer]
En, marde zij, de pijl vloog van de pees,Ga naar voetnoot56.
En 't bruine kind, zijn hofnar onder 't vliedenGa naar voetnoot57.Ga naar voetnoot57, 58.
Toch niet ontgaan, geen vrede vond door vrees?
59.[regelnummer]
Wat keer des wegs ons uit dien kring moog sluitenGa naar voetnoot59.
Sints zoet gekweel voor luid geschetter rees,Ga naar voetnoot60.
Die pracht, die vreugd, die cymbels en die fluiten,Ga naar voetnoot61-63.Ga naar voetnoot63.
62.[regelnummer]
Die dubble lust betoovrende oog en oor
Troonde eer zij 't wist de menigt mee naar buiten
Waar 't hof zich thans vermeidt in schemergloor! -Ga naar voetnoot64.
65.[regelnummer]
Hoe 't wemelt in deez' weeldrige bosschaadjes,Ga naar voetnoot65.
De gangen dier kastanjedreven door,
Wier wuivend groen, of 't scherm waar der vrijaadjes,Ga naar voetnoot67.
68.[regelnummer]
Een looverzee van iedren heuvel stuwt,
De bonte stoet van juffers en van paadjes,Ga naar voetnoot69, 70.
Het liefste plekje er zoekend in de luwt'.
| |
[pagina 150]
| |
71.[regelnummer]
Een blijde kreet gaat op, als klonk 't: gevonden!Ga naar voetnoot71.
Waar frissche beuk aan forschen pijn zich huwt,
De klingen 't mos tot zachte zetels rondenGa naar voetnoot73.
74.[regelnummer]
En in die groep bevallig neêrgevlijdGa naar voetnoot74.
Een schooner krans van bloemen blijkt gewonden
Dan ooit u in een landschap heeft verblijd.
77.[regelnummer]
Aanvallig moog dat jeugdig loof der wingrenGa naar voetnoot77-94.
Dien ruwen tronk, den zijworm toegewijd,Ga naar voetnoot78.
In rank en lot steeds klemmender omsling'ren,Ga naar voetnoot79.
80.[regelnummer]
Het paartje er voor trekt meer de harten aan:Ga naar voetnoot80.
De jonker die zijn schuchter-schalke ving'ren
Zoo gaarne om 't glad dier lage keurs zou slaan!
83.[regelnummer]
Laat zefir zacht door dit citroenloof fluistrenGa naar voetnoot83.
Zich badende in den geur dier bloesemblaên,
't Waar zoeter nog de bede te beluistren
86.[regelnummer]
Des ridders, die bij zijner jonkvrouw lied
Een zweem van vocht zijne oogen voelt verduistren,
Die dubbel diep nu in de hare ziet!
89.[regelnummer]
Schoon 't om ons heen van oleanders prijke,Ga naar voetnoot89.
Schoon de iris ginds van verwe niet verschiet,
De lelie zwicht', de roem der rozen wijke
| |
[pagina 151]
| |
92.[regelnummer]
Voor haar die zich den troon ziet toegereed:
In schoonheid is geen enkle haar gelijke,
Toch vraagt zij nog: waarom zij Venus heet?
95.[regelnummer]
Och dat, eer zij den lauwer, dien ze plukteGa naar voetnoot95-99.
En wond ten krans, aan mindre gaaf besteedt,Ga naar voetnoot96.
Hij hier verscheen, hij 't weidsch gehoor verrukte,
98.[regelnummer]
Tot dat ook zij, een blosje op 't blank gezigt,
Het lokkig hoofd voor Beatrice bukte!....
|
|