Voor eenzaamen(1790)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 314] [p. 314] Aandenken. Als ik, op het pad des levens, Schier bij elken matten tret, Zuchtend mijn gewonde voeten, Op de scherpste dorens zet; Als mij onrust zorg en kwelling, Als de vreugd des aanzijns rooft; Als mijn bange vrees de kalmte In het kwijnend harte dooft; Als ik nooit een enkel drupje Onvermengd geluk geniet, En de beste vreugd der aarde, Vind doorkneed met hartsverdriet; Als ik dan, als andre menschen, Mij benijden om mijn lot, Toch in 't eenzaam onbekende, Stille tranen ween voor - God; [pagina 315] [p. 315] Als ik 's levens wisselingen, Al het iedel slaafsch gewoel, Van het rustbejagend menschdom, Aanzie met een diep gevoel; O dan, denk ik, lieve Vader! Noch aan 't lijden dat gij leedt, Dan gevoel ik hoe gelukkig, U de dood eerst worden deed!! Zit ik eenzaam dan te peinzen, Met de hand aan 't zinkend hoofd; Dan verbeeld ik mij hoe dikwijls, Gij van moed en kracht beroofd, Even zoo als ik kond zitten, Starende op uw ongeluk, En verlangend naar het einde, Van uw tranen, van uw druk, O dan ween ik niet mismoedig, Om uw treurig afzijn meer; Neen dan zit ik blij en rustig, Bij uw koude Grafsteen neer. Dan, dan wensch ik beste Vader! Mij ook in dit vreedzaam oord, Daar geen bange zorg, of onheil, Uw geruste sluimering stoort; [pagina 316] [p. 316] Daar geen enkle traan uw oogen Meer ontvloeit: - wat ook geschied Op dit treurtoneel der rampen, Gij, gij ziet, gij voelt het niet. Vrijplaats van mishandelde onschuld, Rustbed voor vermoeide leen, Donker graf! uw diepe stilte, Lokt mij naar uw schaduw heen, Eens vind ik ook hier de ruste. Die het zwoegend hart verkwikt, Hoe lang blijft noch 't plekjen ledig, Dat mijn stof is toegeschikt? Vorige Volgende