Voor eenzaamen(1790)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Aan Mijne Moeder. Uw verjaardag beste Moeder! Rijst - och kon ik, blij van hart, Noch, met al uw huisgenoten, Dien zoo vieren als voorheen! Doch - hoe zou mijn zangster spelen? Kan een lier met floers bekleed, Kunnen natgeweende snaren Anders slaan als wangeluid? Zang! - zou zij ook ooren streelen, Die aan 't luistren zijn gewoon, Naar den naklank van uw Gade's Van - mijn Vaders laatste groet. [pagina 311] [p. 311] Met hem is uw vreugd gestorven, Al 't vermaak van ons gezin! Sints - is treuren onze wellust! Zingen; - Neen! dit kan ik niet. Doch, met natbetraande wangen, Dank ik uws Verbondgods, trouw, Dierbre moeder! voor uw leven! 'k Smeek hem: ‘rek - ei rek dit noch!’ Maar die bee - ook zij, misvalt u. Lang reeds waart gij 't zwerven moe, Door dit donker dal van tranen: Nu - nu beeft en schrikt ge er voor! Van uw lotgenoot verstoken, Op de ruwe levensbaan, Eenzaam zonder troost te zwerven, Zou u dat verkieslijk zijn? Uwen Vriend hebt gij verloren, En voor u is 't gansch heelal Zwarte nacht! - De gansche schepping Heeft geen dropje vreugde meer! Ras, bevrijd van 's levens moeite, In u Ega 's rustig graf. Zorge met hem uit te slapen, Dit, dit zou uw wellust zijn! [pagina 312] [p. 312] Lieve Moeder! kan ik wenschen, Dat uw God die bede hoort? Moet zoo de eigenliefde zwijgen? - Ja zij zwijgt! - 'k Verlang uw heil. Eerbid, liefde, medelijden, Met uw tranen, met uw lot, Doen mijn boezem met uw hijgen! Naar den troost der eeuwigheid I O! is hier het uitzicht helder, Waar, waar blijft dan al uw smart? Zorgen, lijden, klagten, tranen Vluchten van haar grondgebied! 's Heilands liefde voerde uw Gade, Uit dit tranendal, daar heen, In een tijd toen nieuwe rampen Waarden om zijn matte ziel. Ook die liefde, al scheen 't u anders, Nam u 't liefste dat gij had - Eenzaam liet zij hier u zweven - Eenzaam? - Neen aan Jezus hand, Zal dan 't pad wel akelig wezen? Zorgt zijn trouw niet voor uw nood? Zult gij weduwtranen schreien Als uw man Jehova is? [pagina 313] [p. 313] 't Lijden zal maar zoo lang duren, Tot uw deugd haar rijpheid heeft. ‘Nu,’ zal dan zijn troosttaal wezen, ‘Nu hebt gij genoeg geweend!’ Ras - misschien maar - weinig treden, En uw reispad is ten eind! Moogelijk naakt gij reeds de grenzen, Van het vaderland der rust. Ras - misschien terwijl uw boezem Zwelt van een benaauwde zucht, zal de dood die zucht herscheppen, In een juichend Hemellied. Zeker 't uur van uw verlossing Reeds bestemd zal 't beste zijn. Na - of ver - de tijd des lijdens, Is een droom bij eeuwigheid. Op uw nevlig levenspaadje, Zij die troost uw schemerlicht, 't Brengt u - na uw Gade's ruste! 't Brengt u - na zijn zaligheid! Vorige Volgende