| |
| |
| |
De Woning.
Na zoo veel jaren afzijns,
Verlaten sombre woning! -
Gehucht zoo doodsch zoo eenzaam!
Daar 't beste deel mijns levens,
Zoo vreugdenloos voorbij gleed:
Gij stille nare schuilplaats,
Daar 'k, bij rampspoedige ouders!
Gescheiden van mijn vrienden;
Mijn zorgenschuwe jonkheid,
Versleet in bange zorgen:
| |
| |
Ik zie u - en een schaduw,
Dier dorre doodsche dagen:
Zweeft - 'k huiver! voor mij henen -
Wat jonkheid kan vermaken,
Wat zagt gevoel kan strelen,
Dat was mij hier ontzegt.
Natuur, door uwe schoonheid,
En stille vreugdtoneelen,
Wou ik mijn leed verzagten.
Maar uw gelaat was kwijnend! -
Ik zogt een ruischend beekje,
Een enkel donker boschje,
Maar ach! ik - vond het niet.
Geen veld vol gras en bloemen,
Maar weien, schraal, vol distels,
Daar halfverzaadde koeien:
Die loeiend meerder vroegen,
Was al wat gij mij toonde,
In dit onvruchtbaar oord.
| |
| |
Hoe schaars zong 't blij gevogelt,
Hier dartle liefdedeuntjes!
Slechts enkle nachtegaaltjes,
't Geluk der stille liefde
Die streelden mij het hart.
Ik zogt, voor vriendschap vatbaar,
Een ziel zo als de mijne;
Die met mij weende en lachte,
Maar, - kon er vriendschap wonen
Bij stompe norsche menschen,
In dit gehugt zoo - eenzaam?
Neen vriendschap vond ik niet.
Reeds als een spelend meisje,
Die smaak wies met mijn jaren;
Doch - wat kon hem hier voeden,
Hij kwijnde - na aan 't sterven,
En met haar al mijn troost.
| |
| |
Toen zogt ik mijn genoegen,
In 't sombre dat me omringde,
'k Werd schuw van alle menschen,
En de eenzaamheid, de stilte,
Die vijandin der jonkheid;
Werd ras mijn hartsvertrouwde,
In dit zoo naar verblijf.
Hier werd mijn geest zoo somber,
Als 't oord dat ik bewoonde -
Dat oord - waar mijne jonkheid,
Zoo vreugdenloos voorbij gleed,
Wierd mij in 't eind - gevallig:
Tot 's hemels liefdezorge,
Mij voerde in blijder streek.
Die, onbewoond, bouwvallig,
Die, eenzaam, melancholiesch,
Zoo zwijgend in dat dal ligt.
Niet rollen uit mijn oog?
| |
| |
Onvruchtbaar veld! getuige
Van al mijn kwijnend zuchten;
Van al mijn doodsch genoegen;
En zou ik dan niet denken,
Nu - als een droom voorbij!
|
|