Voor eenzaamen(1790)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] De verandering. Hoe eenzaam en doodsch ligt dat kronk'lende paadje, Hier vind ik den voetstap mijn 'svriends noch gedrukt; Maar hij is verdwenen. - Uw plechtige schaduw Is droevig, o Bosch, aan de vriendschap gewijd! Daar - ginds, op dat bankje van zoden gezeten, Verkoeld door uw schaduw, breedtakkige boom! Daar lazen wij Klopstok - Daar was ons uw suisen Muzijk, dat geheiligden wellust ontvonkt. Daar zaagt ge in onze ogen gevoelvolle tranen; En eerbied voor God in het peinsend gelaat, De vreugde der schepping doorstroomde onze harten, Maar zwijgen alleen, - was de taal van dat hart. [pagina 176] [p. 176] En nu - ben ik eenzaam - 't is alles zoo ledig! - Het windje, dat ruischt in de toppen van 't bosch, Dat sist in de dorrende struiken en grasjes; Dat vraagt mij zoo klagend: - ‘verliet u uw vriend?’ Gij, fleurige moschjes! uw bloeiende schoonheid Is niet meer voor hem. - Neen hij komt hier niet weer. Hij zoekt uws gelijken in andere streken, En denkt daar noch zuchtend aan u, en aan mij. Ja dorrende varen! 'k versta uw herinn'ring Uw schoonheid is weg; zoo verbloeide mijn vreugd - - 't Is alles zoo treurig - zoo eenzaam - zoo ledig Zelfs Klopstok is mij nu - die Klopstok niet meer. Zoo wislen op aard, dan genieten en derven, En droefheid en blijdschap elkanderen steeds af! Is duurzaam genoegen, is vreugd zonder tranen, Alleen voor de betere waereld bewaard? O zoek ze dan hier niet, mijn geest! breid uw vleuglen Van hoop en verlangen naar de eeuwigheid uit! Want zij is uw Vaderland, zalige ruste! Daar vlucht geen geluk voor 't gevoelige hart. Vorige Volgende