Voor eenzaamen(1790)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] Aan V***. Zou ik de schoone maalkonst, Die schepster der toneelen, Die oog en harte treffen; Die 's waerelds lotgevallen, Doet uit de donkre diepte, Van 't lang voorleden rijzen, Die reeds verdwenen wezens, Te rug roept in het aanzijn, Die uwen grootschen luister, Die uwe zagte schoonheid, Natuur! aan doek kan leenen; Die u verjongd doet pralen, De rozen mild doet bloeien, De bosschen statig groenen, Het veld verrijkt met kudden, Het rijpend graan doet golven, [pagina 159] [p. 159] Terwyl de dorre winter, Verwoesting, dood en naarheid, In uw gebied doet heerschen. Zou ik die schoone maalkunst, Voor haren lievling zingen? Neen V***! dit was dwaasheid. Uw kunst, hoe 'k haar beminne, Zou door mijn zang verliezen, Ik zwijg dan liefst; en starend Op 't roerend paar tafreelen, Door uw penseel getrokken, Gevoel ik hunne waarde, Daar 't eene mij herinnert, De vlucht der kortende uren, Van 't broos en ijdel leven; Dat als een bloem verwelken, Dat, als een flikkrend lichtje, Verdwijnen zal, en sterven..... En door een grijnzend doodshoofd Mij 't lot der menschen predikt. Vind ik mijn naam op 't ander Omringt van bloemenkransen, Bij boeken - blad, en veder [pagina 160] [p. 160] Dan denk ik, ‘als die bloemen, Zal ook mijn naam eens sterven. Wanneer ik dan vergeten. Bij vrienden en bekenden, In 't eenzaam hoekjen aarde Gerust en vreedzaam sluimer, Dan zal dit kunstig roosje, Dan zal dit blaauwe bloempje, - Vergeet mij niet, noch leven; En van de doode spreeken. Dan zal misschien noch iemand, Bij 't aanzien van die boeken, Die rol papier, die veder, Met vochtige ogen denken, Aan mijn bedrijf op aarde.’ Hoe vleiend is dit denkbeeld, Hoe groeit voor mij de waarde Van uw geschenk bij 't voordeel, Kan, vindigrijke maler! Kan dit uw moeite loonen? Vorige Volgende