Voor eenzaamen(1790)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] 't Voorledene. Hoe vrij woonde ik voorheen Op 't stille Land alleen; Ver af van 't Stadsgewoel, In zalig rein gevoel, Gelukkig in 't genot Der schepping, en - van God. Vervloog mijn stille jeugd, In schaarschgekende vreugd. 'k Dwaalde éénzaam door een bosch, 'k Zat op een bank van mosch, Of in een klaverveld, Daar 't oog geen bloempjes telt; [pagina 58] [p. 58] Daar 't vee al grazend loeit; Daar 't murmlend beekje vloeit. Ik koos den stilsten hoek, Met een geliefkoosd boek. Daar, waar geen mensch mij zag, Natuur slechts voor mij lag. Daar, was mij zaligheid, Door 't gantsch heelal, verspreid. Hier vlogt ik, van jasmijn, Mij, voor den zonneschijn, Een geurig, lustpriëel. Daar zat, - daar dacht ik veel, 'k Ontdook 'er middaggloed, 'k Genoot er avond zoet. - Als 't rood de kim bemaalt - De maan zoo plechtig straalt - Dan was het blaauw azuur, De slapende natuur, De stilte van den nacht, Mij een toneel van pracht: Dan gaf die lieve rust, Mij kalmen zielelust: Dan voelde ik de eeuwigheid En al wat zij bereid. [pagina 59] [p. 59] Dan staarde ik op de nacht Des doods, die op mij wagt. Zoo met natuur alleen, Zoo met mij zelf te vreen, Vergat ik al de ellend, Die 't zwoegend menschdom kent. 'k Was vaak zoo vreedzaam, vrij, Zoo stil, zoo zacht, als zij, Geheel vernoegd genot, Gelukkig in mijn lot. Maar ach! dit alles - was! 't Verdween! helaas! te ras. Dat landgeluk zoo vrij, Bestaat niet meer voor mij. In 't rustloos stadsgewoel Ontbeer ik 't stil gevoel Waar na mijn boezem hijgt. En dien hij nooit recht krijgt. Verkeert het beste lot Dan na zoo kort genot? Bestaat dees wijde kring Dan steeds in wisseling? [pagina 60] [p. 60] Volgt straks op vreugde pijn, Zou ik dan droevig zijn? …. Een wyze vindt in druk - Zelf in gemis - geluk. Een Christen nog veel meer In 't volgen van zijn Heer. Wat hem begeeft of vliedt Zijn God verlaat hem niet! Die God, wat ik ook derf Waar ik ook leve of sterf, Is altijd aan mijn zij: Spreekt overal tot - mij. Ook mij roept hij tot vreugd, Door de oefening van de deugd Der weltevredenheid, Op 't pad waar hij mij leidt. Wel aan, die zij mijn lust! 'k Vind dan in onrust - rust. Vorige Volgende