Voor eenzaamen(1790)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Bij een Rozenstruik. Zagt is ’t rood van deze roosjes, Fris dit onverwelkte groen, Zon, noch regen, zelfs geen windje, Mogt dit struikje schade doen. Sierlijk hangt dit open roosjen, Welk een geur! …. dit knopjen duikt In 't bekleedzel noch, maar - 't gindsche Zie hoe fraaij dat knopje ontluikt. Zagt gezigt, hoe streelt gij 't oog, op Ongekunsteld schoon verzot! Lang kan ik dit struikjen aanzien, Even versch blijft mijn genot. Doch - zoo starend zie 'k de schade Die de tijd mijn struikje doet, Hoe ook, door de naauste zorgen, Voor 't verderf der lucht behoed. [pagina 46] [p. 46] Hier is reeds aan 't loof gegeten; Ginds verbleekt het zagte rood; Daar, verliest een roos haar bladen Ras, zijn al die bloempjes dood. Leven grenst zoo na aan sterven, Zelfs de schoonste ontwikkeling Eindigt, na een korte during, Zeker in vernietiging. Korte tijd van weinig dagen, Gij verwoest, helaas te ras! 't Werk waar aan natuur, zoo rustloos, Vele maanden bezig was. Gij, zoo 't schijnt, wilt slecht verstoren Al de krachten die zij gaf; Tijd! neemt gij dan alle schoonheid Eindlijk haar bezitter af? Kom dan lieve jonge Chloê! Bij mijn rozenstruikje staan. Denk lief meisjen! ‘als die roosjes Zal mijn schoonheid eens vergaan.’ Voel uw broosheid, voel de kleinheid Van uw waarde; kies dat goed, Dat u bijblijft; als gij schoonheid, Ja - het leven derven moet. Vorige Volgende