Voor eenzaamen(1790)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] De Nacht. Daar alles slaapt, daar diepe stilte heerscht In huis - in 't gansche dorp: Daar alles zwijgt, uit eerbied voor den nacht, Daar waakt, daar peinst mijn ziel. Ik zit alleen - en hoor het fijn geruis, Waar meê de luchtstroom vloeit, Mijn flaauwe lamp geeft slechts een kwijnend licht, Ik zie naar de avondster. Ik hoor van ver den vogel van den nacht - Hij klaagt zijn treurig lied, In 't eenzaam bosch, op 't oud bemoscht geboom: En de echo klaagt hem na - [pagina 8] [p. 8] Mij streelt die toon, hij schijnt een roumuzijk, Op d'overleden dag Die dag is dood - voor altijd voor mij heen! Hoe voel ik dit verlies! 'k Gevoel het nu - maar veel meer bij het eind Van - hoe veel weet ik niet. 'k Zal, op de grens der vreeslijke eeuwigheid, Veel meer zijn waarde zien. Herinner mij dit elke middernacht, Gij schoongevederde uil! Wek zoo mijn ernst, mijn deugd, mijn wijsheidslust, Wek die voor de eeuwigheid. En als ik eens den nacht des doods bewoon, U niet meer hoor, - beklaag Dan in den boom, die op mijn grafsteen ruischt, Den dood van uw vriendin. Vorige Volgende