Voor eenzaamen(1790)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Aan een Beek. Klaar en zagtjes vloeit die beek, onder 't koele lommer, Over witte keitjes heen. 'k Zet mij, vrij van kommer, Op haar groenen oever neer. 'k Hoor het beekje ruischen; 'k Hoor, rondom mij, in 't geboomt, koele windjes suischen. Welk een rustplaats! - heete zon! schroei vrij dorre landen; Hier is 't veilig - van uw gloed kan geen straal hier branden: [pagina 4] [p. 4] Hier is koelte - hier is rust - Welk een lieve waassem Maakt hier ziel en zinnen kalm! - 'k Haal hier ruimer aassem. - 'k Zie 't kronklend stroompje snel langs zijn oevers vloeien; Gras, en mosch, en bloempjes, daar naast de varen groeien. Frissche plantjes aan den kant door de golfjes beven; Purpre bloemtjes hier en daar in haar spiegel zweven. 'k Volg het beekjen in zyn loop, wandlend langs zijn boorden. Van zijn gindse bron, daar 'k eerst 't lief gemurmel hoorde. Ongelijk maar altijd schoon glijdt het naast mij heenen; Hier, op 't effen zandig bed, langs begroeide steenen, Ongekruld maar klaar, en snel, in een stillen luister, Nauwlijks hoort hier 't luistrend oor 't jilpend zagt gefluister: [pagina 5] [p. 5] Ginder zie 'k in schaduw bruin kleine golfjes dansen: Straalt de zon - dan trillen zij schoon in zilverglansen. Rustelooze beek! gij maalt mij het menschlijk leven; Dat zoo ras, zoo snel als gij, van zijn bron gedreven, Of - in ijdle woeste vreugd, of - in aardsche zorgen, Of - in stilheid ongemerkt, voor het oog verborgen, Nimmer stilstaat - altijd spoedt, tot het eens, verslonden, In den kolk der eeuwigheid, niet meer word gevonden. Beekjes die, zoo fris en mild, door de dalen vloeien! Op des Scheppers heerlijke aard doet gij vreugde groeien. Aan het diep mistroostig hart, kunt gij moed en leven; Aan vermoeide en matte leen, rust en krachten geven. [pagina 6] [p. 6] Waarom is mijn ziel ook niet even blij en lustig, Nooit gejaagd door woeste drift, ook zoo stil en rustig, Als dit beekje? dat zoo zagt met gelijke schreden, Nooit te langsaam, nooit te snel in zijn spoor blijft treden, Altoos zijn bestemming volgt; zich door niets laat storen; Altoos even rein en klaar 't zelfde lied laat hooren. Leer dan, vreedzaam beekje! mij ook als gij te handlen; Altijd rustig, altijd blij, stil mijn pad te wandlen. Reine wellust! streelt mij 't hart; vreugde doet my zingen, Iedle zorgen kunnen hier tot mijn hart niet dringen. Neen, zoo vrij als 't beekje vloeit onder koele lommer, Vloeit dit uur, mijn leven mee Niet ontrust door kommer. Vorige Volgende