niet in eenige betoverende aanvalligheden, maar in die edele trekken, die een
deugdzame ziel op het gelaat vormt, die door de veranderingen der jaren niet vernield kunnen
worden. - Den geest dan te verbeteren, is het ware middel om wezendlijke schoonheid, in spijt van
tijd en toeval, te bewaren, en een overwinnend vermogen te behouden, op edele harten, die alleen
onze aandagt verdienen.
Toen ik straks langs den wijngaard wandelde, en zijne milde trossen aanzag, dagt ik aan het gezegde
van den Zaligmaker: ‘Ik ben de wijnstok en gij zijt de ranken, zoo gij in mij blijft, zult gij vele
vruchten dragen.’
Wat, dagt ik, is dit blijven in Jezus anders, dan de uitoeffening van een levendig geloof? daar door
trekt men groeisappen uit hem, tot wasdom in de deugd. - Gebrek aan dit geloof is dan eene
genoegzame oorzaak van het weinig vrugten dragen. Zoo zeker als het is, dat wij buiten Jezus niets
doen kunnen, zo zeker is het, dat wij in hem alles vermogen. En wat maakt het geloof zo weinig
werkzaam, dan onoplettendheid op Gods woord, en op ons eigen hart? - Geven wij daarop acht,
dan zien wij onze eigen armoede en Jezus algenoegzaamheid, en zoo ras wij dat beide gelooven,
zullen wij niet traag zijn om van hem gebruik te maken.
Ik geloof ook dat een valsch denkbeeld van het Christenleven hier in veel nadeel doet. Het is