verderfs, als de veragte bedelaar, dien men in stilte onder de
aarde delft, en door geen kunstige tranen beweent; beide zinken zij nêer in de plaatze der
vergetelheid. - Maar hoe akelig werd ik, toen ik vernam wie deze doode was. - Geen persoon die
beroemd was door menschenliefde; geene tranen van droevige beweldadigden zullen op haren zerk
rollen. Zij was eene vrouw van rang en aanzien, maar met de kruipende ziel van een bedelaar
geboren; zij bezat een ruimen schat, maar de arme daglooner was rijker dan zij. Haar liefste
bezigheid was te woekeren, om meerder schats, en door het lijden van gebrek haren overvloed te
bezuinigen. Zij dagt aan geen dood, geen agterlaten van alles, aan geen leven na dit leven; het werd
haar wel door den waggelenden ouderdom herinnerd, maar voor die stem was zij doof. - In deze
gesteldheid stierf zij, niemand ten minste, heeft bemerkt, dat zij tot betere gedachten gekomen is. En
is dat zoo, wat moet dan zulk een ziel gevoeld hebben bij haren overgang in de eeuwigheid, op dat
oogenblik, toen haar alles, - alles ontzonk! Uw ernstige brief doet mij dieper denken; hoe veel
ongelukkiger zal haar daar de nagedagte van een zoo kwalijk besteed leven maken: met welk eene
verachting moet zij nu op hare bedrijven terugzien, nu zij de oogmerken van haar aanzijn en van
haare aardsche bezittingen inziet, zonder het ge-