Voorbij Confucius
(1996)–Hugo Pos– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
[pagina 135]
| |
Ik begrijp niet waarom het plegen van zelfmoord het werk van een schrijver zou moeten uittillen boven dat van anderen die gewoon doorgaan.
In Japan is dat niet het geval, omdat de al of niet rituele zelfmoord daar een onderdeel vormt (vormde) van een bepaald cultuurpatroon. Tochten naar het Stedelijk en Boymans brengen me op de gedachte dat schilders en tekenaars, anders dan schrijvers, niet weten van ophouden. Vanuit Parijs bereikten me enthousiaste berichten over de stokoude Hokusai, die elke dag een leeuw, die hij nooit in levenden lijve had gezien, placht te tekenen. Nu ik dit - het betrof de grote Hokusai tentoonstelling - heb gezien, hoef ik niet meer naar Japan, schreef een bereisde journalist, die zeker, schat ik, nog een jaar of veertig voor de boeg had.
De dokter in Nickerie, het oostelijk grensdistrict van Suriname, vertelde me dat hij voornamelijk op maandagochtend met zelfmoorden werd geconfronteerd. Jonge Hindostaanse vrouwen, heel vroeg uitgehuwelijkt en uitgebuit door hun schoonmoeder, kiezen de dag dat de week weer begint bij voorkeur uit om zich | |
[pagina 136]
| |
op te hangen of azijnessence in te nemen. Laten we hopen dat dat nu verleden tijd is, dat het niet of nauwelijks meer voorkomt, dat de drang om te leven, de levensdorst, om een Boeddhistische term te gebruiken, het wint van de demonen die in een andere richting rukken.
Goed beschouwd is een bejaardentehuis een verzameling van dapperen, die stuk voor stuk de Willemsorde, derde of vierde klasse, verdienen. Volhouden tot het einde toe. Als oude, maar toch nog monter uitziende mannen het op de tv over de oorlog hebben, moeten ze bij het noemen van hun gevallen kameraden altijd iets wegslikken, de emotie wordt hen - en dat is het sublieme moment voor de kijkers - dan weer te machtig. Alsof het knagende verdriet van iets onherstelbaars overdraagbaar was. Als het nou een Renault was of een elektrisch scheerapparaat, dan zou het nog vervangen kunnen worden door eentje dat nog veel mooier en beter is afgewerkt. Maar met vrienden die zijn doodgeschoten, vergast of onthoofd zul je verder moeten leven. Dat het kan is proefondervindelijk bewezen. Tragisch als hun lot was hebben ze één voorsprong op de overlevenden, ze worden niet ouder. Er komt geen jaartje, zelfs geen onderdeel van een seconde bij, eenentwintig blijft eenentwintig, drieëndertig zal nooit vierendertig worden. Misschien is de opgewektheid van al die met stokken zich voortbewegende oudjes | |
[pagina 137]
| |
alleen maar te danken aan het feit dat ze zich omringd weten door een niet aflatend gezelschap van jonge strijdmakkers. Misschien zijn ze minder alleen dan ik, die denkt dat ze alleen zijn. Een mateloze angst weerhoudt mij om me goedschiks bij hen aan te sluiten. Uit weloverwogen zelfbehoud streef ik ernaar om de herinnering aan de oorlog om te vormen, te onderwerpen aan een operatieve ingreep, seksloos te maken, gevaarloos, pijnloos, gesteriliseerd, gedomesticeerd tot een positief huisdier, een makkie. ‘Tap a doro,’ sluit de deur dan toch, roep ik mijn kinderen ontstemd toe als ze de deur van mijn kamer voor de zoveelste keer laten openstaan. Want zelfs als de deur op een kier staat loop je de kans dat het een en ander ongenood binnenwaait.
Dit vervormen van het verleden, hoor ik u vragen, heeft dat enige zin? Je bent toch wie je bent, het product van bepaalde genetische en maatschappelijke factoren. Nou, en wat zou dat? Waarom tekende Hokusai elke dag weer een nieuwe leeuw? Waren honderd of driehonderd leeuwen dan niet genoeg? Zolang niemand mij daarover een afdoende verklaring geeft, zal ik naar een eigen antwoord blijven zoeken. Ik wil best naar Japan, ik heb geen reisleider, geen Van Gulik of Van Egeraat nodig om mijn culturele achterstand bij te spijkeren. Een Guide Bleue is nuttig, maar niet onmisbaar. Wat ik wil te weten komen kom ik, troost je, op den duur wel te weten. Ik begin zelfs te begrij- | |
[pagina 138]
| |
pen hoe blindgeborenen het leven aankunnen. Vroeger, toen ik nog te gretig was om alles rondom mij op te slorpen en aan zeven zintuigen niet voldoende had, kon ik me dat nauwelijks voorstellen. Nu wel. Beelden van werelden die ze niet kennen scheppen ze zelf. Ze zijn door hun handicap gedwongen om te scheppen. Ze scheppen de leeuwen die ze nooit hebben gezien. |
|