| |
| |
| |
Lijst der bronnen en geraadpleegde werken.
A. Bronnen.
Voor de werken van Lucas verwijzen wij naar de drukbeschrijvingen (vol. I). Uiteraard vermelden wij in onderstaande lijst de edities die wij hebben gebruikt. In enkele gevallen raadpleegden wij uitgaven die pas na de dood van Lucas verschenen. Zulks geschiedde enkel omdat oudere edities niet of minder gemakkelijk bereikbaar waren en nadat was gebleken dat de jongere drukken slechts op het gebied van de spelling van de oudere verschilden. Dit geldt voor de Canfeld-vertaling, Het Ryck Godts inder zielen van Joannes Evangelista van 's-Hertogenbosch en de Tauler-drukken.
Alexius van Brussel, Schala anagogica / in qua, quicquid univer / sa vitae internae exercitia / (etiam spiritualissima) / attinet, ordine quo me / lius fieri potuit suc / cinte describitur / universa ex prec / ipuis spirituali / bus authoribus / ad Dei gloriam / et maiorem com / moditatem / in unum collecta, (Gent, U.B., Hs., nr. 268). |
Bellinzaga I., Den / Kortsten wech / tot de hoochste Volmaecktheydt. / Inhoudende een cort begrijp vande / Christelijcke volmaecktheydt, vol / alderley schoone, hooghe, ende / Geestelijcke leeringen. / Ghemaeckt door eene Heylighe ende / verlichte Maghet van Milanen / in Italien / Ende nu overghesedt, uyt het François / in onse neder-Duytsche tale. / Door / H. Godevaert van Santvoort, / Canoninck van Antwerpen. / T'Antwerpen / By Cornelis Verschueren / inde Cammerstrate in de Rape- 1624. |
Benoît de Canfield, Reigle / de / Perfection, / contenant / Un bref et lucide Abrégé de toute la vie / spirituelle reduite a ce seul poinct de / la volonté de Dieu; divisée / en trois parties. /.../ Composée par F. Benoist, Anglois, / de Canfield en Essex, Prédicateur / Capucins, / Augmentée en ceste septiesme édition de sa miraculeuse / conversion, et un sommaire discours de son heureu- / se vie, et mort; plus, une sienne méthode et adres- / se de l'oraison, avec une lettre qu'autrefois il a es- / crit au P. Ange de Joyeuse. /.../ A Paris, chez la veufue Charles Chastellain, / Rue S. Jacques, à la Constance, devant S. Yves, / 1622. |
Benedictus van Canfeld, Den / Reghel / der / Volmaecktheyt, / Inhoudende een kort begrijp van het ghe / heel gheestelijck leven; besloten in dit / punt alleen van den wille Godts / ghedeelt in dry deelen: /.../ Ghemaeckt in 't Enghels ende François door den / Eerw. P. Benedictus van Engelant, uyt /Canfeld in Essexia / Predicant Capucin. / Daer na door het bevel vanden Eerw. P. Hieron. / van Castro Feretto, Generael der selfder / Oorden in het Latijn ghedruckt. / Daer-en-boven oock noch in de Italiaen-sche sprake gheprint / ende nu in onse / Nederlandtsche taele over-gheset. / Den vierden druck, / Van nieus oversien ende verbetert.../ T'Antwerpen, / By Aernout van Brakel / op de Wyngaert / brugh / inde Wijngaert-poort. Anno 1659. |
Bernardus, De diligendo Deo, P.L. 182, 973-1000. |
Bernardus, Sermones in Cantica Canticorum, P.L. 183, 786-1198. |
Bonaventura, Doctoris Seraphici S. Bonaventurae...Opera omnia...edita studio et cura PP. Colegii a S. Bonaventura..., Quaracchi, 1882-1902, 10 dln. |
[Charles J.], Het leven / van de seer edele en doorluchtighste / en / H. Begga / Hertoginne van Brabant, / Stighteresse der Beggynen. / Met / een cort begryp van de Levens der
|
| |
| |
Salige, / Godsvruchtige en lofweerdige / beggynthens / der vermaerde en Hoogh-gepresen Beggynhoven, by een vergadert door eenen onbekenden Dienaer Godts. t'Antwerpen, / By de Weduwe van Petrus Jacobs, woonende / inde corte Nieuwstraet, inden witten Leeuw. 1712. |
Constantinus van Barbençon, Les secrets sentiers de l'amour divin, esquels est cachée la vraye sapience céleste et le Royaume de Dieu en nos ames, composés par le P. Constantin de Barbanson [...]. Nouvelle édition, Parijs, Doornik, Rome, 1932. |
De groo- / te Evangelische Peerle / vol devote gebeden / godde- / lijcke oeffeningen / ende geeste- / lijcke leeringen / hoe wy dat /hoochste goet (dat Godt is) in onse sielen sullen soecken / ende vinden / ende uyt alle / ons crachten lief heb- / ben ende besitten. / Nu ten lesten oversien ende / verbetert. / Tot Cortryck. / By Peeter Bouvet / ghe- / sworen Boeck-drucker. / Anno / 1626. |
Gabriel van Antwerpen, De Gheestelijcke / Tortelduyve / Singhende met droever stemme inden persoon vande boet / vaerdighe, ziele verscheyden leet-tuyghende / Liedekens: Waer by ghevoeght zijn noch sommige andere vande / Gheboorte, ende Passie Christi, als oock vande / Weerdighe Maghet, ende Moeder Godts / Maria. / Alles ghemaeckt ende ghedicht door B. Gabriel van Antwerpen / Priester Capucin, ende op maet-sanck ghestelt door eenen / anderen Priester der selver Ordre. / t' Antwerpen, / By de Erf. ghenaemen van Peeter Phalesius / Anno 1648. |
Geestelycke / Oeffeninge / voor de / Novitien / Ofte beginnende Religieusen, die van / Godt geroepen zyn tot de Religie / van de Eerw: / P.P. Capucinen / om in korten tydt van werelts, en gee / stelijck, en innigh mensch te worden. / Waer by gevoeght is een / Oeffeninghe / van thien daghen, /.../ In 't licht gegeven door F.A.V.T. Priester / Met gebodt van syne overste / Capucinen. / Tot Loven, / By Guiliam Stryckwant / in de / Gulde Lampe. 1718. |
Gracian Gerónimo, Diez lamentaciones del miserable estado de los ateistas de nuestros tiempos ordenadas por Fr. Gerónimo Gracian de la Madre de Dios. Estudio preliminar por el P. Otger Steggink O. Carm., (Collección Civitas), Madrid, 1959. |
|
Hadewijch, Mengeldichten, opnieuw uitgegeven door Dr. J. Van Mierlo S.J., (Leuvense Studiën en Tekstuitgaven), Antwerpen, Brussel, Gent, Leuven, 1952. |
Hadewijch, Strofische Gedichten. Middelnederlandse tekst en moderne bewerking, met een inleiding door E. Rombauts en N. De Paepe, (Klassieken uit de Nederl. Letterk., nr. 12), Zwolle, 1961. |
Herp Hendrik, Theologiae mysticae / D. Henrici Harphii / Theologi eruditiss. / Ordinis Minorum / Ac rerum divinarum contemplatoris eximij / Libri tres, nunc denuo studio multo attentiori, quem hactenus / umquam plurium Theologorum opera / castigati et correcti. / Addita Introductione ad doctrinam secundi libri admodum necessa / ria, Per R.P. Fratrem Petrum paulum Philippium Ordinis / Praedicatorum S. Theologiae Doctorem.../ Romae, Apud Bibliopolas Socios. / 1586. |
Herp Hendrik, Spieghel der Volcomenheit. Opnieuw uitgegeven door P. Lucidius Verschueren O.F.M., (Studiën en Tekstuitgaven van O.G.E., I), Antwerpen, 1931, II dln. |
Joannes Evangelista van 's-Hertogenbosch, Het / Eeuwigh Leven. / Qui manducat meam Carnem, et / bibit meum Sanguinem, habet / Vitam Aeternam, Joann. 6. / Verdeelt in twee Deelen.../ Ghemaeckt door den Eerw. P.F.I. Evangelista van 's Hertogenbosch, Meester van / Novitien, ende Definiteur van d'Or / dre der Capucinen inde Neder / landtsche duytsche Provincie. / den tweeden druck. / Tot Loven, / By Bernardin Maes, Boeckdrucker in 't / groen Cruys, met Privilegie 1645. |
| |
| |
Joannes Evangelista van 's-Hertogenbosch, Het / Ryck Godts / inder Zielen. / of / binnen U-lieden. / Ontdeckt ende ghetoont door klaere / redenen / ghemeyne gelijckenissen / ende seeckere / teeckenen / leerende aen de Godtsoeckende Ziel / hoe / sy 't selfde naer een Geestelijcke doot in haer vin / den / gestadelijck besitten / ende genie= / ten sal / volgens de woorden Christi.../ Ghemaeckt door den Eerw. P.F. Joannes / evangelista van 's-Hertogen-bosch, Guardiaen / ende Meester der Novitien binnen Loven.../ Tot Antwerpen, / voor Joachim van Metelen, in de vier Evangelisten / Anno 1659. |
Joannes Evangelista van 's-Hertogenbosch, R.P. Joannis Evangelistae / Capucini Silvaeducensis Deffinitoris quondam / Guardiani Lovaniensis, Divisio Animae ac Spiritus, / sive / Anagogicus Sponsae ad Osculum Sponsi. / Per amoris scalas ascensus / Libellus omnibus verae Theologiae mysticae studiosus perquam utilis / in: Liberti / Fromondi / Commentaria / in / Sacram Scripturam. /...Rothomagi /.../ 1709. |
Joannes Evangelista van 's-Hertogenbosch, Divisio animae et spiritus. Scheiding van ziel en geest. Ingeleid en vertaald door P. Paschasius van Meerveldhoven, o.f.m. cap., z.p., 1965, (machineschrift). |
Juan de la Cruz, Obras de San Juan de la Cruz, Doctor de la Iglesia, Editadas y anotadas por el F. Silverio de Santa Teresa O.C.D., Burgos, 1929-1931, V dln. |
Joannes van het Kruis, Volledige werken. Uit het Spaans vertaald volgens de laatste kritische uitgave van Simeon O.C.D. en van inleidingen voorzien door Joannes a Cruce Peters O.C.D. en J.A.J. Jacobs. Met medewerking van Amatus de Sutter, Romaeus Leuven en een moniale van de orde der ongeschoeide karmelieten, Hilversum, Antwerpen, 1963. |
[Jordaens Willem], Den / Grondt-steen / der / Volmaecktheyt. / Inhoudende de maniere om door een / Gheestelijcke doodt ons selfs / te / komen tot een Goddelijck / leven in Christo. / Gemaeckt Door den seer verlichten Heer, Meester / Gerardus de Groote van Deventer, die gheleeft heeft in 't Iaer 1350, / Nu eerst in 'tlicht ghebrocht door eenen Liefhebber der selver / t' Antwerpen, By Hendrick Aertssens / inde Cammerstraet / inde witte Lelie. 1638. Met Gratie Privilegie. |
Laurent de Paris, Le / Palais de / l' Amour Divin entre- / Iesus et l' Ame chrestienne / Auquel toute personne tant seculiere / que Religieuse peut voir les Regles / de perfaitement aimer Dieu et / son prochain en cette vie /. Composé par R.P.F. Laurent de Paris. Predicateur Capucin /.../ A Paris / Chez Denys de la Noüe / au nom de Iesus / et / Charles Chastellain, a la Cons / tance devant St. Yves, ruë St. Iaques 1614. |
Legendae S. Francisci Assisiensis...I, in Analecta franciscana sive chronica aliaque varia documenta ad historiam fratrum minorum spectantia....Tomus X, Quaracchi, 1926-1941. |
Malderus Joannes, Reverendissimi Domini / Joannis Malderi / Episcopi / Quondam Antverpiensis Judicium / de ecstasi perpetua, sive partis spiritualis ab animali / abstractione, et id genus anagogicis exercitiis. / Pharus Spiritualis. / in: Liberti / Fromondi / Commentaria / in /Sacram Scripturam. /.../ Rothomagi /.../ 1709. |
Pullen Pelgrum, Die navolginghe Christi. Ingeleid en toegelicht door Prof. Dr. A. Van Elslander, (K.V.A., Reeks III, nr. 36), Gent, 1958. (Zie ook B., bij L. Reypens). |
Den Reghel / ende / Het Testament / Onses Heyligen Vaders / Francisci: Met eenighe andere schoone Leeringhen. / Item / Constitutiones / der Minder-Broeders / Capucciinen genaemt, / van S. Franchois Orden. / T' Antwerpen, / Inde Plantiinsche Druckeriie / 1622. |
| |
| |
Ruusbroec Jan van-, T' Cieraet / der / Gheestelycker / Bruyloft, / Gemaeckt door den goddelijcken lee / raer, ende seer uutnemende schou / wer Heer Ian van Ruysbroeck, Cano / nick Regulier ende eerste Prioor van / Groenendale. / Int licht ghebrocht door eenen liefhebber Christi. / Met het leven ende miraculen des Autheurs /.../ Tot Brussel / By Ian van Meerbeeck, in de Putterye / in S. Anna. Anno 1624. |
Ruusbroec Jan van-, Werken. Uitgegeven door het Ruusbroec-Genootschap, Tielt, 1944-1948, IV dln. |
Sandaeus Maximilianus, Pro theologia mystica clavis. Elucidarium onomasticum vocabulorum et loquitionum obscurarum, quibus doctores mystici, tum veteres, tum recentiores utuntur ad proprium suae disciplinae sensum paucis manifestum, Heverlee, 1963 (anastatische herdruk van de ed. Keulen, 1640). |
Seuse (Heinrich), Deutsche Schriften im Auftrag der Württembergischen Kommission für Landesgeschichte herausgegeben von Karl Bihlmeyer. Unveränderter Nachdruck: Stuttgart, 1907, Frankfurt am Main, 1961. |
Speeckaert Bonaventura, Den / spieghel / der / patientie / onses Salichmakers / Jesu Christi / ghebenediidt, / gemaeckt door / Br. Bonaventura Speeckaert, / van Brussel, onweerdigh Capucijn / Predicant. / T'Hantwerpen, / By Jan Cnobbaert by het Professenhuys der / Societeyt Jesu, in Sinte Peeter. / Anno 1632. / Met gratie & privilegie. |
Tauler Joannes, Gheestelycke / Sermoonen / ghemaeckt / door den hoogh-verlichten / Leeraer / Joannes / Taulerus van d' Orden der Predick-Heeren / Op alle Sondaghen ende Heylighdaghen / van het gheheel Jaer. / Nu van nieuws overgeset in claerder Nederlantsche tale, / met aenwijsinge der plaetsen, die de Ketters vervalscht / ofte achtergelaeten hadden, als oock met nieuwe / Tafels der Sermoonen ende Materien verciert. / Door den Eerw. P. Joannes De Lixbona / Religieus der selver Orden. /.../ T' Antwerpen, / By Hieronymus Verdussen, woonende op de groote Merckt / in S. Augustinus. 1707. |
Tauler Joannes, Die Predigten Taulers, herausgegeben von Ferdinand Vetter, (Deutsche Texte des Mittelalters, XI), Berlijn, 1910. |
Tauler Joannes (ps.), Het Merch / der / Zielen / oft van / Volcomentheyt alder Deughden / Een seer innich ende devoot Boeck, waer in meer / wort ghetreft den grondt der zielen, dan / uytwendighen schijn. / Ghemaeckt door den seer verlichten Doctoor / Joannes Taulerus. / Ende overgeset uyt de Overlantsche taele inde Ne / derlantsche, door Heer Anthonius van Hemert, / Regulier buyten Eyndoven. / t' Antwerpen, / By Hieronymus Verdussen / woonende op de groote Merckt / in Sinte Augustinus. 1707. |
Tauler Joannes (ps.), Naer-volginghe / des armen leven / Christi / ghemaeckt door den / verlichten leeraer / Joannes / Taulerus / waer in ons gheleert / worden verscheyden onderschey- /den der wariger armoede / ende hoemen tot een arm leven / sal gheraecken, / nu alder-eerst uyt een oudt geschreven exemplaer voor / hondert en seventich Jaer van woordt tot woordt ghe- / trouwelijck en heel onvervalscht naer-gedruckt, ende / nu in't Jaer 1631. uyt den voorseyden Hoogh duytschen / druck in onse Nederlantsche spraecke met de selve ge- / trouwigheyt over-geset. Door Pater Gabriel van Antwerpen Priester Capucien.../ t'Antwerpen, / By Hieronymus Verdussen / woonende op de groote Merckt / in Sinte Augustinus. (1707). |
Den Tempel onsen Sielen door de schrijfster der Evangelische Peerle. Ingeleid en kritisch uitgegeven door Dr. Alb. Ampe, (Studiën en Tekstuitgaven van O.G.E., XVIII), Antwerpen, 1968. |
| |
| |
Teresia van Avila, Obras Completas. Transcripción, introduciones y notas de los padres Efren de la Madre de Dios y Otger Steggink, (Biblioteca de Autores Cristianos), Madrid, 1962. |
Teresia van Avila, Werken van de H. Teresia, Uit het Spaans vertaald door Dr. T. Brandsma, Dr. Athanasius van Rijswijck, herzien door Mr. Dr. Thomas Keulemans, van de orde der Broeders van O.L. Vr. van den berg Carmel, Brugge, 1948-1949, II dln. |
Theologia Deutsch, -ed. H. Mandel in Quellenschriften zur Geschichte des Protestantismus, fasc. VII, Leipzig, 1908. |
Theologia Deutsch. Het boekje van het volkomen leven. Naar Luthers uitgave van de Theologia Deutsch vertaald door Heleen Esken. Inleiding van Prof. Dr. C.C. de Bruin, 's-Gravenhage, 1958. |
Zachmoorter Michiel, Thalamus Sponsi. / Bruydegoms Beddeken. / Ghedeylt in twee deelen. / Waer alle Godt-minnende zielen / ghenoodt worden om naer den arbeydt / der Meditatie ende andere goede oeffenin / ghen des werckende Levens, die / in 't eerste deel seer wel gheleert / worden, te gaen rusten in soet Con-templatie, die in 't tweede deel / verclaert wordt met die fonda / menten van het gheestelyck leven / tot groot behulp om alle gheeste- / lycke leeringhen wel te verstaen. / Door den Eerw. / H. Michiel Zachmoorter / L. inder G. Pastoor van S. Marten / t' Eckerghem binnen Ghendt, ende by hem / van nieuws oversien. III. Editie. /.../T'Antwerpen by Geeraert van / Wolschaten. 1628. met privilegie. |
| |
B. Geraadpleegde werken.
Deze lijst werd na juni 1974, datum van de beëindiging van deze studie, aangevuld met enkele recente titels die direct betrekking hebben op Lucas van Mechelen.
Alaerts J., Het ‘wezenlijke’ in de zielsopgang naar de mystiek in het ‘Rijcke der Ghelieven’, in Bijdragen. Tijdschrift voor Filosofie en Theologie, XXX, (1969), blz. 279-297, 415-434. |
Alaerts J., La terminologie ‘essentielle’ dans l'oeuvre de Jan van Ruusbroec 1293-1381, (Thèse présentée devant l'Université de Strasbourg II), Rijsel, 1973. |
Alamo M., Les ‘Diez Lamentaciones’ du P. Jerôme Gratien, in R.A.M., XX, (1939), blz. 198-203. |
Alberto de la Virgen del Carmel, Doctrina ascético-mistica del Ven. Padre Jeronimo Gracian in Revista de Espiritualidad, I, (1941), blz. 73-88; II, (1942), blz. 156-185; III, (1943), blz. 389-422. |
Ampe A., Een XVII-eeuwsch verzamelhandschrift met mystieken inhoud, in O.G.E., XVII, (1943), I, blz. 197-243. |
Ampe A., Gabriël van Antwerpen in verband met een weinig bekend Ruusbroec-gedicht, in O.G.E., XXIV, (1950), blz. 182-198. |
Ampe A., Wie was de uitgever van ‘Den Grondsteen’?, in O.G.E., XXV, (1951), blz. 279-288. |
Ampe A., Kernproblemen uit de leer van Ruusbroec, (Studiën en Tekstuitgaven van O.G.E., XI-XIII), Tielt, 1951-1957, III dln. |
| |
| |
Ampe A., De vrijheid en de ootmoed bij Ruusbroec, in O.G.E., XXX, (1956), blz. 400-421. |
Ampe A., De ootmoed en de loutering bij Jan van Leeuwen, in O.G.E. XXXIII, (1959), blz. 225-290. |
Ampe A., Een kritisch onderzoek van de ‘Institutiones Taulerianae’, in O.G.E., XL, (1966), blz. 167-240. |
Ampe A., Kritische beschouwingen bij ‘Die Naervolghinghe des armen leven Christi’, in Handelingen van de Kon. Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, XX, (1966), blz. 15-37. |
Andriessen J., Marginalia bij een recent synthesewerk, in O.G.E., XXIX, (1955), blz. 188-203. |
Andriessen J., Mystiek bij enkele Nederlandse Jezuïeten der XVIIe eeuw, in O.G.E., XXIX, (1955), blz. 271-301. |
Axters St., Bijdragen tot een bibliographie van de Nederlandsch-Dominikaansche vroomheid. Joannes de Lixbona, in O.G.E., VII, (1933), blz. 297-303. |
Axters St., Scholastiek lexicon, Antwerpen, 1937. |
Axters St., Mystiek brevier, I. Het Nederlandsche mystieke proza. III. De Nederlandsche mystieke poëzie, Antwerpen, 1944, 1946. |
Axters St., De ‘unio Mystica’ voor de Brabants-Rijnlandse mystiek van de dertiende en de veertiende eeuw, (Mededelingen v.d. Kon. Vl. Ac. voor Wetensch., Lett. en Sch. Kunsten van België; Klasse der Lett., Jrg. XI, nr. 6), Brussel, 1949. |
Axters St., Geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden, Antwerpen, 1950-1960, IV dln. |
Axters St., Wetenschappelijke fundering en wetenschappelijk nut van een geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden, in V.M.A., 1957, blz. 597-606. |
Axters St., Joannes Tauler in de Nederlanden, in Johannes Tauler. Ein deutscher Mystiker. Gedenkschrift zum 600. Todestag, hrsgbn. von E. Filthaut, Essen, (1961), blz. 348-370. |
Axters St., Waarheen met de geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden?, in V.M.A., 1962, blz. 75-86. |
Axters St., Bij het zesde eeuwfeest van de zalige Heinrich Seuse O.P., in V.M.A., 1966, blz. 36-52. |
Axters St., De zalige Heinrich Seuse in de Nederlandse handschriften, in Heinrich Seuse. Studien zum 600. Todestag 1366-1966. Hrsgbn. von E. Filthaut, Keulen, 1966, blz. 393-396. |
Axters St., Inleiding tot een geschiedenis van de mystiek in de Nederlanden, in V.M.A., 1967, blz. 165-306. |
Baruzi J., Introduction à des recherches sur le langage mystique, in Recherches Philosophiques, I, (1931-1932), blz. 66-82. |
Becker Br., De ‘Theologia Deutsch’ in de Nederlanden der 16e eeuw in Nederl. Archief voor Kerkgeschiedenis, N.S., XXI, (1928), blz. 161-190. |
Begheyn P.J., Nawerking van de ‘Evangelische Peerle’. Gerhard Tersteegen en zijn ‘Kleine Perlenschnur’, in O.G.E., XLIX, (1975), 173-192. |
Behn I., Spanische Mystik. Darstellung und Deutung, Düsseldorf, 1957. |
Beissel St., Geschichte der Verehrung Marias im 16. und 17. Jahrhundert, Freiburg i.B., 1910. |
| |
| |
Bendiscioli M., Der Quietismus zwischen Häresie und Orthodoxie, Wiesbaden, 1964. |
Bergmans P., Lucas (le père), dit de Malines, in Biographie Nationale, XII, (Brussel, 1892-93), kol. 563-565. |
Bertrand P., Pater Lucas van Mechelen, een onbekende dichter uit de XVIIe eeuw, in Biekorf, XVIII, (1907), blz. 189-202. |
Bertrand P., De Blijde Requiem, in Biekorf, XVIII, (1907), blz. 280-304. |
Bertrand P., Den Seraphynschen Nachtegael, in Biekorf, XX, (1909), blz. 90-96, 105-109. |
Bibliotheca Catholica Neerlandica Impressa, 1500-1727, Den Haag, 1954. |
Bizet J., Jean Tauler de Strasbourg, Parijs, 1968. |
Bizet J., Le mot ‘Gemüt’, in Mélanges de linguistique et de philologie Fernand Mossé in memoriam, Parijs, 1959, blz. 37-40. |
Blommaert Ph., De Nederduitsche schrijvers van Gent, Gent, 1861. |
Brandsma T., Groei en uitbloei van het mystieke leven volgens de H. Teresia en de Z. Joannes Ruusbroeck, in O.G.E., VI, (1932), blz. 347-370. |
Bremond H., Histoire littéraire du sentiment religieux en France, dl. II: L'invasion mystique (1590-1620), Parijs, 1916. |
Brouwer J., De achtergrond der Spaansche mystiek, Zutphen, 1935. |
Buese K., Das Marienbild in der deutschen Barockdichtung. Interpretation und Untersuchungen, Düsseldorf, 1956. |
Candide de Nant, Benoît de Canfeld, in Dict. de Spir., I, (Parijs, 1937), kol. 1446-1451. |
Cassabut A., Blessure d'amour, in Dict. de Spir., I, (Parijs, 1937), kol. 1724-1729. |
Champollion Cl., La place des termes ‘gemuete’ et ‘grunt’ dans le vocabulaire de Tauler, in La mystique rhénane. Colloque de Strasbourg 16-19 mai 1961 (Travaux du Centre d'Etudes Supérieures spécialisé d'Histoire des Religions de Strasbourg), Parijs, 1963, blz. 179-192. |
Clark J., The Great German Mystics. Eckhart, Tauler and Suso, Oxford, 1949. |
Cognet L., La spiritualité moderne. I. L'essor: 1500-1650, Parijs, 1960. |
Cognet L., Introduction aux mystiques rhéno-flamands, Parijs, 1968. |
Congar Y., Langage des spirituels et langage des théologiens, in La mystique rhénane. Colloque de Strasbourg 16-19 mai 1961 (Travaux du Centre d'Etudes Supérieures spécialisé d'Histoire des Religions de Strasbourg), Parijs, 1963, blz. 15-34. |
Coppens C., De geestelijke schrijver Michiel Zachmoorter († 1660), in O.G.E., XXXIX, (1965), blz. 299-309. |
Cuthbert F., The Capuchins. A Contribution to the History of the Counter-Reformation, Londen, 1930, II dln. |
Daeschler K., Anéantissemem in Dict. de Spir., I, (Parijs, 1937), kol. 560-565. |
Dagens J., Bérulle et les origines de la restauration catholique, Brugge, 1952. |
Dagens J., Bibliographie chronologique de la littérature de spiritualité et de ses sources (1501-1610), Parijs, 1952. |
Daniels A., Les rapports entre S. François de Sales et les Pays-Bas (1550-1700), Nijmegen, 1932. |
Deblaere A., Essentiel (superessentiel, suressentiel), in Dict. de Spir., IV, (Parijs, 1961), kol. 1346-1366. |
Deblaere A., De mystieke schrijfster Maria Petyt (1623-1677), (K.V.A., VIe reeks, Bekroonde Werken, nr. 87), Gent, 1962. |
| |
| |
Deblaere A., Leven ‘in de grond’; de leerschool van een Vlaamse mystieke, in Bijdragen. Tijdschrift voor Filosofie en Theologie, XXV, (1964), blz. 211-228. |
De Certeau M., ‘Mystique’ au XVIIe siècle. Le problème du langage ‘mystique’, in L'homme devant Dieu. Mélanges offerts au père Henri de Lubac. Du Moyen-Age au siècle des lumières, (Théologie, 57), Lyon-Fourvièvre, Parijs, 1964, blz. 267-293. |
De Guibert J., Documenta ecclesiastica christianae perfectionis studium spectantia, Rome, 1931. |
Demarré I., Het katholieke volksliedboek in Zuid-Nederland in de eerste helft van de XVIIe eeuw, Leuven, 1962 (doctorale dissertatie in ms.). |
De Muynck M., Een geestelijke schrijver der 17e eeuw: Michiel Zachmoorter (1582-1660), Leuven, 1954 (licentiaatsverhandeling in ms.). |
De Paepe N., Hadewijch. Strofische Gedichten. Een studie van de minne in het kader der 12e en 13e eeuwse mystiek en profane minnelyriek, (K.V.A., Leonard Willemsfonds, nr. 2), Gent, 1967. |
Dietsche B., Ueber den Durchbruch bei Tauler, in Johannes Tauler. Ein deutscher Mystiker. Gedenkschrift zum 600. Todestag, hrsgbn. von E. Filthaut, Essen, (1961), blz. 301-320. |
Dubois-Quinard M., Laurent de Paris. Une doctrine du pur amour en France au début du 17ème siècle, (Bibliotheca Seraphico-Capuccina, Sectio Historica, t. XVII), Rome, 1959. |
Dubois-Quinard M., L'humanisme mystique de Laurent de Paris. L'anéantissement de l'âme, in Etudes Franciscaines, N.S., XIV, (1964), blz. 31-57. |
Engelen, J., Lucas van Mechelen, Den Blijden Requiem (1631). Uitgegeven, ingeleid, toegelicht, Leuven 1948 (licentiaatsverhandeling in ms.). |
Foncke (R.), Een letterlievend begijntje in Oud-Mechelen (1630), in Het Boek, VIII, (1919), blz. 151-153. |
Garrigou-Lagrange R., Le langage des spirituels comparé à celui des théologiens in Vie Spirituelle (Suppl.), XLIX, (1936), blz. 257-276. |
Gerlach P., Een vriend van dichter Hooft: P. Gabriël van Antwerpen, o.f.m. Cap., in F.L., XI, (1928), blz. 340-344, 353-356. |
Gerlach P., Onze ascetische schrijvers: P. Joannes Evangelista van 's-Hertogenbosch (1588-1635), in F.L., XIV, (1931), blz. 73-83, 187-190. |
Gerlach P., Wie is de auteur der ‘Geestelycke Oeffeninghe’, in F.L., XV, (1932), blz. 266-272, 297-301, 323-332. |
Gerlach P., P. Marcellianus van Brugge en ‘Het Geestelijc Pepelken’, in F.L., XVI, (1933), blz. 17-24, 239-247. |
Gerlach P., Franciscaansche dichters der Contra-Reformatie, in F.L., XVI, (1933), blz. 161-171. |
Gerlach P., Aantekeningen over onze schrijvers, in F.L., XVII, (1934), blz. 26-31, 58-60, 89-93, 154-156, 185-190, 286-295, 317-325, 455-460. |
Gerlach P., Het geestelijk leven der katholieken in de Nederlanden onder de Apostolische Vicarissen, in O.G.E., XXII, (1948), blz.387-403. |
Gerlach P., De architectuur der Capucijnen. IV. Grondplan en opstand van een Capucijnenklooster, in F.L., XXXVIII, (1955), blz. 84-86. |
Gijsen M., Anton van Duinkerken: Dichters der Contrareformatie, in Peripatetisch onderricht. Kroniek der poëzie, Hasselt, 1962, blz. 84-91. |
| |
| |
Giovanni della Croce Zr., Johannes vom Kreuz und die deutsch-niederländische Mystik, in Jahrbuch für Mystische Theologie, VI, (1960/1961), blz. 1-133. |
Godefroy de Paris, Les Frères Mineurs Capucins en France, t. II, Parijs, 1950. |
Godefroy de Paris, Benoît de Canfield. L'expérience mystique personnelle, in Etudes Franciscaines, N.S., XIII, (1963), blz. 174-180. |
Grootens P., Benedictus van Canfield, in O.G.E., XXIV, (1950), blz. 119-209. |
Groult P., Les mystiques des Pays-Bas et la littérature espagnole du seizième siècle, Leuven, 1927. |
Gruenewald St., Franziskanische Mystik. Versuch zu einer Darstellung mit besonderer Berücksichtigung des Hl. Bonaventura, München, 1932. |
Guillet L., Nuit de lumière. Introduction à Saint Jean de la Croix, (Tours), 1969. |
Gullick E., en Optat de Veghel, Herp, III. Doctrine spirituelle, IV. Influence, in Dict. de Spir., VII, (Parijs, 1971), kol. 351-366. |
Gullick E., The life of Father Benet of Canfield, in Collectanea Franciscana, 42, (1972), blz. 39-67. |
Gullick E., Benet of Canfield: the Active and Contemplative Life, in Laurentianum, 13, (1972), blz. 401-436. |
Gullick E., The Supereminent Life and the Contemplation of the Passion in the Doctrine of Benet of Canfeld, in Laurentianum, 15, (1974), 288-348. |
Harrau L., Histoire politique et religieuse de Bergues-St. Winoc, depuis son origine jusqu' à nos jours, St.-Winoksbergen, 1906-1912, II dln. |
Hartinger J., Der Traktat' de paupertate' von Marquard von Lindau, Würzburg, 1965. |
Helmer G.J., Den Gheestelijcken Nachtegael. Een liedboek uit de zeventiende eeuw, Nijmegen, 1966. |
Hilarion von Luzern P., Die Studien im ersten Jahrhundert des Kapuzinerordens in Liber memorialis ordinis fratrum minorum S. Francisci Capuccinorum quarto iam pleno saeculo ab ordine condito..., (Supplementum ad vol. XLIV Analectorum Ordinis), Rome, 1928, blz. 79-130. |
Hildebrand P., Den Boeck der Gheestelijcke Sanghen van P. Lucas van Mechelen, in Neerlandia Franciscana, II, (1919), blz. 304-313. |
Hildebrand P., Un mouvement pseudo-mystique chez les premiers capucins belges, in Franciscana, VII, (1924), blz. 257-263. |
Hildebrand P., P. Marcellianus van Brugge, in F.L., XIV, (1931), blz. 205-212. |
Hildebrand P., Uit de voorgeschiedenis van het Quiëtisme. Dwalingen bij de Nederlandsche ‘Perfectisten’ volgens Geronimo Gracián († 1614), den vriend van S. Teresia, in O.G.E., VI, (1932), blz. 60-72, 183-193. |
Hildebrand P., P. Lucas van Mechelen, in O.G.E., IX, (1935), blz. 229-243, 355-381. |
Hildebrand P., Les premiers capucins belges et la mystique, in R.A.M., XIX, (1938), blz. 245-294. |
Hildebrand P., Een paar oudere kapucijnen over Jan van Ruusbroec, in O.G.E., XVII, (1943), II, blz. 145-146. |
Hildebrand P., De kapucijnen in de Nederlanden en het Prinsbisdom Luik, Antwerpen, 1945-1956, X dln. |
Hildebrand P., Gabriël van Antwerpen, uitgever van de pseudo-Tauler en Ruusbroec, in Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het oud hertogdom Brabant, Reeks III, VI, (1954), blz. 43-50. |
| |
| |
Hildebrand P., Les capucins en Belgique et au Nord de la France. Synthèse historique illustrée, Antwerpen, 1957. |
Hofmann A., Die Christusgestalt bei Tauler, in Johannes Tauler. Ein deutscher Mystiker. Gedenkschrift zum 600. Todestag, hrsgbn. von E. Filthaut, Essen, (1961), blz. 208-231. |
Hugueny E., La doctrine mystique de Tauler, in Revue des Sciences Philosophiques et Théologiques, X, (1921), blz. 194-221. |
Huyben J., Aux sources de la spiritualité française du XVIIe siècle, in La Vie Spirituelle, XXV, (1930), blz. 113-139; XXVI, (1931), blz. 17-41, 75-111; XXVII, (1932), blz. 20-40, 94-122. |
Huyben J., Ruysbroeck et Saint Jean de la Croix, in Etudes Carmelitaines, XVII, (1932), blz. 232-247. |
Huyben J., Gratien et les Perfectistes, in Etudes Carmelitaines, XVIII, (1935), blz. 237-243. |
Janssens-Aerts C., Het geestelijk liedboek in de Zuidelijke Nederlanden (1650-1675), in O.G.E., XXXVIII, (1964), blz. 337-392. |
Jose de Jesus Crucificado Fr., El. P. Thomas de Jesus, escritor mistico, in Ephemerides Carmeliticae, III, (1949), blz. 305-349; IV, (1950), blz. 149-206. |
Kalverkamp D., Die Vollkommenheitslehre des Franziskaners Heinrich Herp († 1477), (Franziskanische Forschungen, 6), Werl/Westfalen, 1940. |
Kampschreur L., Wie is de auteur van ‘Cort begrijp...’?, in F.L., XXXVIII, (1955), blz. 131-142. |
Kampschreur L., Leven, werken en leer van Joannes Evangelista van 's Hertogenbosch (1588-1635), Rome, 1960 (doctorale dissertatie, in ms.). |
Kampschreur L., De capucijn Joannes Evangelista van 's-Hertogenbosch. Zijn betekenis als geestelijk schrijver, in F.L., XLIII, (1960), blz. 172-183. |
Kampschreur L., Werken van Joannes Evangelista van 's Hertogenbosch (1588-1635), in O.G.E., XXXVI, (1962), blz. 165-193, 372-407. |
Kelley C.F., The Book of the Poor in Spirit by a Friend of God. Translated and with an Introduction, London, New-York, Toronto, 1954. |
Kerssemaekers J., Welke schrijvers werden gelezen in de Nederlanden in de XVIe en XVIIe eeuw, in O.G.E., II, (1928), blz. 393-412. |
Kolakowski L., Chrétiens sans église. La consience religieuse et le lieu confessionnel au XVIIe siècle. Traduit du polonais par Anna Posner, Parijs, 1969. |
Kunisch H., Das Wort ‘Grund’ in der Sprache der deutschen Mystik des 14. und 15. Jahrhunderts, Osnabrück, 1929. |
Lausberg H., Handbuch der literarischen Rhetorik, München, 1960, II dln. |
Leuven L.P., De boekhandel te Amsterdam door katholieken gedreven tijdens de Republiek, Epe, 1951. |
Lexicon Capuccinum. Promptuarium historico-bibliographicum ordinis fratrum minorum capuccinorum, Rome, 1951. |
Lievens R., De mystieke inhoud van het handschrift Dr. P.S. Everts, in Leuvense Bijdragen, LI, (1962), blz. 1-33. |
Loosen L., Lodewijk Makeblijde (1565-1630). Hymnen en Gezangen, (Zwolse drukken en herdrukken, nr. 64), Zwolle, 1964. |
| |
| |
Lüers G., Die Sprache der deutschen Mystik des Mittelalters im Werke der Mechtild von Magdeburg, München, 1926. |
Luigi Maria de Genova P., Dottrina spirituale della primitiva legislazione cappuccina, Genova, 1963. |
Maes J., Op de wijze van, in Ons Heem, XX, (1966), blz. 202-203. |
Marechal J., Etudes sur la psychologie des mystiques, Parijs-Brussel, 1937-1938, II dln. |
Marijsse A., Mystiek als Christusbeleving. Christus' mensheid als voorwerp van beschouwend gebed bij de H. Johannes van het Kruis en de H. Teresia, Gent, 1960. |
Martin F.X., Friar Nugent. A Study of Francis Lavalin Nugent (1569-1635), Agent of the Counter-Reformation, Rome, Londen, 1962. |
Maximilianus P., De franciskaansche armoede in de Nederlandsche literatuur, in F.L., VI, (1923), blz. 1-5, 33-40, 49-51, 102-110, 121-126, 145-155, 197-207, 224-228, 247-254; VII, (1924), blz. 271-275, 295-300; VIII; (1925), blz. 49-51, 73-80, 97-100. |
Maximilianus P., S. Franciscus en zijn donna in onze letteren, Rotterdam, (1929). |
Maximilianus P., Tauler en de orden van Franciscus, in F.L., XXI, (1938), blz. 195-200. |
Melchior a Pobladura P., Historia generalis ordinis fratrum minorum cappucinorum, Rome, 1947-1948, II dln. |
Milner M., Poésie et vie mystique chez Saint Jean de la Croix, (La Vigne du Carmel), Parijs, 1951. |
Mommaers P., Benoît de Canfeld: sa terminologie ‘essentielle’, ses sources flamandes, Parijs, 1971 (doctorale dissertatie in ms.). |
Mommaers P., Benoît de Canfeld: sa terminologie ‘essentielle’, ses sources flamandes, in R.A.M. (sinds 1972: Revue d'histoire de la spiritualité), 47, (1971), blz. 421-454; 48, (1972), blz. 37-68, 401-434; 49, (1973), blz. 37-66. |
Mommaers P., Waar naartoe is nu de gloed van de liefde? Fenomenologie van de liefdesgemeenschap volgens de mysticus Ruusbroec, Antwerpen, 1973. |
Nelson L., The Rhetoric of Ineffability. Toward a Definition of Mystical Poetry in Comparative Literature, VIII, (1956), blz. 323-336. |
Optatus P., Benedictus van Canfield en Ons Geestelijk Erf, in O.G.E., XX, (1946), blz. 293-323. |
Optatus P., Nogmaals: Benedictus van Canfield en Ons Geestelijk Erf, in O.G.E., XXI, (1947), blz. 82-84. |
Optatus P., De spiritualiteit van de capucijnen in de Nederlanden gedurende de XVIIe en XVIIIe eeuw, (Batavia Sacra), Utrecht, Brussel, 1948. |
Optat(us) De Veghel, Benoît de Canfield (1562-1610). Sa vie, sa doctrine et son influence, (Bibliotheca Seraphico-Capuccina, Sectio Historica, tom. XI), Rome, 1949. |
Optatus P., Benedictus van Canfield en Ons Geestelijk Erf. Reghel en Beworp, in O.G.E., XXIII, (1949), blz. 88-104. |
Optatus P., De strijd om de bronnen van de Franse spiritualiteit in de zeventiende eeuw, in F.L., XXXIII, (1950), blz. 4-17. |
Optatus P., Benedictus van Canfield en Ons Geestelijk Erf, in F.L. XXXIII, (1950), blz. 37-49. |
Optatus P., De capucijnen en de gouden eeuw der Franse vroomheid, in Studia Catholica, N.R., XXV, (1950), blz. 306-318. |
| |
| |
Optat(us) de Veghel, Encore sur l'influence de Benoît de Canfield, in Etudes Franciscaines, N.S., (1950), blz. 297-308. |
Optatus P., De geschiedschrijving over de franciscaanse vroomheid in de Nederlanden gedurende de laatste 25 jaren, in F.L., XXXVII, (1954), blz. 106-117. |
Optatus P., Geestelijke schrijvers uit de capucijnenorde, in F.L., XLI, (1958), blz. 124-128. |
Optatus P., De eerste schrijver: Joannes van Fano († 1539), pionier van Nederlandse vroomheid, in F.L., XLI, (1958), blz. 139-157. |
Optatus P., Scriptores ascetici et mystici ordinis capuccinorum, in Laurentianum, I, (1960), blz. 98-130, 213-244. |
Optatus P., De orde der minderbroeders-capucijnen, in F.L., XLV, (1962), blz. 1-11, 33-46, 65-77, 97-106, 153-164; XLVI, (1963), blz. 20-27, 82-92, 144-155, 173-186. |
Optat(us) de Veghel, Benoît de Canfield (né en 1562) à l'occasion du quatrième centenaire de sa naissance, in Etudes Franciscaines, N.S., XIII, (1963), blz. 163-173. |
Optat(us) de Veghel, Le fond franciscain de la réforme capucine, in Miscellanea Melchior a Pobladura, Rome, 1964, dl. II, blz. 11-59. |
Optat(tus) de Veghel, Frères mineurs. IV. Spiritualité franciscaine aux 16e et 17e siècles (âge d'or des capucins), in Dict. de Spir., (Parijs, 1964), col. 1347-1391. |
Optat(us) de Veghel, La réforme des frères mineurs capucins dans l' ordre franciscain et dans l'église, in Collectanea Franciscana, XXXV, (1965), blz. 5-108. |
Orcibal J., Divinisation, V. Au 17e siècle, in Dict. de Spir., III, (Parijs, 1957), col. 1445-1452. |
Orcibal J., La rencontre du Carmel Thérésien avec les mystiques du Nord, Parijs, 1959. |
Orcibal J., Une formule extatique de Platon à saint Jean de la Croix et au cardinal de Bérulle, in Mélanges offerts à E. Gilson, Toronto, Parijs, 1959, blz. 447-363. |
Orcibal J., Le rôle de l'intellect possible chez Jean de la Croix. Ses sources scolastiques et nordiques, in La mystique rhénane, Colloque de Strasbourg 16-19 mai 1961. (Travaux du Centre d'Etudes Supérieures spécialisé d'Histoire des Religions de Strasbourg), Parijs, 1963, blz. 235-279. |
Orcibal J., Française (école). V. Le 16e siècle. 3. Vers l'épanouissement du 17e siècle (1580-1600), in Dict. de Spir., V, (Parijs, 1964), col. 910-916. |
Orcibal J., Le cardinal de Bérulle. Evolution d'une spiritualité (Tradition et Spiritualité, 8), Parijs, 1965. |
Orcibal J., Saint Jean de la Croix et les mystiques rhéno-flamands. (Présence du Carmel, 6), Parijs, 1966. |
Orcibal J., La règle de Benoît de Canfield a-t-elle été interpolée?, in Divinitas, XI, (1967), fasc. II, blz. 845-874. |
Paulissen J., Het leven en de werken van Fulgentius Bottens O.F.M., Utrecht, Nijmegen, 1959. |
Pepin F., Noces de feu. Le symbolisme nuptial du ‘Cantico espiritual’ de Saint Jean de la Croix à la lumière du ‘canticum canticorum’, Doornik, 1972. |
Peters C., De donkere nacht der bestijging van de berg Karmel, - een bestek, in Ons Geestelijk Leven, XXXIX, (1962), blz. 26-42, 96-104. |
| |
| |
Peters P., Geloof en mystiek. Een theologische bezinning op de geestelijke leer van St.-Jan van het Kruis (Archivum Carmelitanum Edith Stein, Studiën), Leuven, 1957. |
Philippen L., De begijnhoven, Antwerpen, 1918. |
Philippen L., Begijnhoven en spiritualiteit, in O.G.E., III, (1929), blz. 165-196. |
Piesch H., Meister Eckharts Ethik, Luzern, 1935. |
Plard H., Une mystique flamande retrouvée: Maria Petyt (1623-1677), in Etudes Germaniques, XVII, (1962), blz. 347-354. |
Poiret P., De eruditione solida specialioria, tribus tractatibus..., Amsterdam, 1707. |
Pollmann J., Ons eigen volkslied, Amsterdam, 1935. |
P(orion) J.-B., Hadewijch d'Anvers, Poèmes des béguines traduits du Moyen-Néerlandais, Parijs, 1954. |
Porteman K., Een nieuw getuigenis over Hadewijch uit de 17e eeuw, in Spiegel der Letteren, XII, (1969-1970), blz. 204-210. |
Porteman K., Luyken als bladvulling, in De nieuwe Taalgids, LXIII, (1970), blz. 89-91. |
Porteman K., Pieter Datheen in vreemd gezelschap, in De nieuwe Taalgids, LXIV, (1971), blz. 176. |
Porteman K., Het gedicht uit de derde Nederlandse editie van Canfelds ‘Reghel der volmaecktheyt’ (1631), in O.G.E., XLVI, (1972), blz. 266-277. |
Porteman K., De anonieme kapucijn over de taal van Winoksbergen ca. 1645, in Biekorf, 1973, blz. 325-330. |
Porteman K., Dwers door eenen duysteren nacht. Zeventiende-eeuwse Nederlandse vertalingen van gedichten van Juan de la Cruz, in V.M.A., 1973, blz. 103-186. |
Porteman K., Nederlandse mystici uit de 17e eeuw of de mystici van ‘Den Niet’, in O.G.E., XLVII, (1973), blz. 386-407. |
Porteman K., Mystiek tegenover taal en literatuur in de 17e eeuw. Een verkenning, in O.G.E., XLIX, (1976), blz. 129-147. |
Porteman K., Werd Lucas van Mechelen in het Duits vertaald? in O.G.E., LII, (1978), blz. 39-40. |
Poulain A., Les grâces d'oraison. Traité de théologie mystique, Parijs, 193111. |
Pourrat R., La spiritualité chrétienne, II-III, Parijs, 1927-1928. |
Quint J., Mystik und Sprache, Ihr Verhältnis zu einander, insbesondere in der spekulativen Mystik Meister Eckeharts, in Altdeutsche un altniederländische Mystik, hrsgbn. von Kurt Ruh, (Wege der Forschung, Bd. XXIII), Darmstadt, 1964, blz. 113-151 |
Quint J., Meister Eckharts Traktat ‘Von Abegescheidenheid’, in Dr. L. Reypens-Album, (Studiën en Tekstuitgaven van O.G.E., XVI), blz. 303-22. |
Renaudin P., Un maître de la mystique française, Benoît de Canfield, Parijs, (1956). |
Reypens L., Le sommet de la contemplation mystique, in R.A.M., III (1922), blz. 250-272; IV, (1923), blz. 256-271; V, (1924), blz. 33-59. |
Reypens L., Nog een vergeten mystieke grootheid. De schrijfster der Evangelische Peerle, in O.G.E., II, (1928), blz. 52-76, 189-213, 304-341. |
Reypens L., Pelgrum Pullen (1550-1608). Een heilig mystiek leider en zijn onuitgegeven geschriften, in O.G.E., III, (1929), blz. 22-44, 125-143, 245-277. |
Reypens L., Ruusbroec en Juan de la Cruz, in O.G.E., V, (1931), blz. 143-185. |
| |
| |
Reypens L., Ruusbroec's mystiek als bekroning der inkeringstheorie, in O.G.E., VI, (1932), blz. 257-281. |
Reypens L., Ame (son fond, ses puissances et sa structure d' après les mystiques), in Dict. de Spir., I, (Parijs, 1937), col. 433-469. |
Reypens L., Ruusbroec-studiën. I. Het mystieke ‘gherinen’, in O.G.E., XII, (1938), blz. 158-186. |
Reypens L., La ‘nuit de l'esprit’ chez Ruusbroec, in Etudes Carmélitaines, XXIII, (1938), blz. 75-81. |
Reypens L., Markante mystiek in het Gentsche begijnhof. Claesinne van Nieuwlandt († 1550-1611), in O.G.E., XIII, (1939), blz. 291-360, 403-444. |
Reypens L., Pullens tractaatje ‘van een nieuwe creature’, in O.G.E., XVIII, (1944), I, blz. 126-213. |
Reypens L., Mystik (V. Religionsphänomenologische und psychologische Deskription), in Lexikon für Theologie und Kirche, (2e voll. herz. uitg.,), VIII, (Freiburg, 1962), kol. 741-743. |
Rombauts E., Het literair aspect van de Nederlandsche Contra-Reformatie, in Streven, XII, (1945), blz. 14-29. |
Rombauts E., De letterkunde der XVIIe eeuw in Zuid-Nederland, in Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. V. De letterkunde van Renaissance en Barok, Antwerpen, (1952), blz. 379-482. |
Rombauts E., Een leemte in de Nederlandse literaire geschiedschrijving, in Dietsche Warande en Belfort, 1954, blz. 214-222. |
Rosier, I., De carmelitaanse vroomheid in de Nederlanden, in O.G.E., XXI, (1947), blz. 52-65. |
Rosier I., Biographisch en bibliographisch overzicht van de vroomheid in de Nederlandse Carmel. Van 1235 tot het midden der achttiende eeuw, (Studiën en Tekstuitgaven van O.G.E., X), Tielt, 1950. |
Ruh K., Bonaventura deutsch. Ein Beitrag zur deutschen Franziskaner-Mystik und -Scholastik (Bibliotheca Germanica, VII), Bern, 1956. |
Ruh K., Zur Grundlegung einer Geschichte der franziskanischen Mystik, in Altdeutsche und altniederländische Mystik, hrsgbn. von K. Ruh, (Wege der Forschung, Bd. XXIII), Darmstadt, 1964, blz. 240-274. |
Salzer A., Die Sinnbilder und Beiworte Mariens in der deutschen Literatur, Linz, 1893. |
Scheurleer D.F., Nederlandsche liedboeken. Lijst der in Nederland tot het jaar 1800 uitgegeven liedboeken, 's Gravenhage, 1912; Supplement, 1923. |
Schlueter D., Philosophische Grundlagen der Lehren Johannes Tauler, in Johannes Tauler. Ein deutscher Mystiker. Gedenkschrift zum 600. Todesdag, hrsgbn. von E. Filthaut, Essen, (1961), blz. 122-161. |
Schneiders G., Die Askese als Weltentsagung und Vollkommenheitsstreben bei Tauler, in Johannes Tauler. Ein deutscher Mystiker. Gedenkschrift zum 600. Todestag, hrsgbn. von E. Filthaut, Essen, (1961), blz. 178-207. |
Smits Van Waesberghe M., Het verschijnsel van de opheffing des geestes bij Jan van Ruusbroec en Hendrik Herp, Nijmegen, Utrecht, 1945. |
Smits Van Waesberghe M., Nederlandse mystiek. 1. Katholieke Nederlandse mystiek, Amsterdam, 1947. |
| |
| |
Spaapen B., Bedenkingen bij een nieuw boek over de woordenschat van meester Eckhart, in O.G.E., XXXIX, (1965), blz. 113-132. |
Spaapen B., Bij de zevende eeuwfeestviering van Eckharts geboorte, in O.G.E., XXXVI, (1962), blz. 241-280. |
Spaapen B., Nieuw licht op Tauler, in O.G.E., XXXVII, (1963), blz. 170-187. |
Spiessens G., Tiburtius van Brussel, in Nationaal Biografisch Woordenboek, II, (Brussel, 1966), kol. 868-872. |
Stracke D., Uit den nabloei van onze mystiek, in O.G.E., XVIII, (1944), II, blz. 39-65. |
Stracke D., Valsche of echte, gestolen of eigen perel?, in O.G.E., XXI, (1947), blz. 5-51. |
Stracke D., Uit den nabloei van onze mystiek (vervolg), in O.G.E., XXII, (1948), blz. 313-366. |
Stracke D., Canfield in de Nederlanden, in O.G.E., XXIII, (1949), blz. 396-408. |
Stracke D., Canfield in de Nederlanden. II. Beworp versus Reghel, in O.G.E., XXIV, (1950), blz. 80-89. |
Symphorianus P., Capucijner-gebedsopvatting in de Nederlanden. De Leuvense school 1591-1796, in F.L., XI, (1928), blz. 366-374. |
Theotime de Bois-le-Duc, Le P. Constantin de Barbanson et le préquiétisme, in Collectanea Franciscana, X, (1940), blz. 338-382. |
Theotimus van 's-Hertogenbosch, Const. van Barbanson. De geheime paden van de goddelijke liefde. Met een inleiding, Roermond, Maaseik, (1945). |
Theotimus van 's-Hertogenbosch, P. Constantijn van Barbanson. Een oude mysticus met moderne opvattingen, in F.L., XXIX, (1946), blz. 71-87. |
Theotime de Bois-le-Duc, La doctrine mystique du P. Constantin de Barbanson, in Etudes Franciscaines, N.S., II, (1951), blz. 261-271. |
Theotime de Bois-le-Duc, Les oeuvres du P. Constantin de Barbanson, in Etudes Franciscaines, N.S., XI, (1960), blz. 184-197. |
Tillmans W.G., De aanwezigheid van het bijbels hooglied in het ‘Cantico espiritual’ van San Juan de la Cruz (Meded. v.d. Kon. Vl. Ak. voor Wetensch. Lett. en Sch. Kunsten van België; Klasse der Lett., Jrg. XXIX, nr. 1), Brussel, 1967. |
Ubald d'Alençon, La spiritualité franciscaine, in Etudes Franciscaines, XXXIX, (1927), blz. 276-295, 338-351, 449-471, 591-604; XL, (1928), blz. 81-99. |
Van Duinkerken A., Dichters der Contra-Reformatie. Een bloemlezing met inleiding en bibliografische aanteekeningen, Utrecht, 1932. |
Van Duinkerken A., De mystiek van Maria Petyt, in Festoenen voor een kerkportaal, Leuven, 1966, blz. 113-136. |
Van Duyse F., Het oude Nederlandsche lied. Wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd, 's Gravenhage, 1903-1908, III dln. |
Van Elslander A., Een onbekend handschrift met werken van P. Pullen, in O.G.E. XIX, (1945), blz. 210-223. |
Vanneste R., Over de betekenis van enkele abstracta in de taal van Hadewijch, in Studia Germanica, I, (1959), blz. 9-95. |
Van Putte P.C.A., Lucas van Mechelen o.f.m. kap en zijn ‘Bliiden Requiem’ in hun beider geestelijk milieu, Leiden, 1961 (doctoraalscriptie in ms.). |
Van Tol J., Lucas van Mechelen en een anonieme codex van de verzameling Scheurleer, in Leuvense Bijdragen, LV, (1966), blz. 72-84. |
| |
| |
Van Schoote J.-P., La ‘Perle Evangélique’ et les traductions latines et françaises des mystiques germaniques du XVIe et XVIIe siècles, in Handelingen van het XXIVe Vlaams Filologencongres, 6-8 april 1961, Leuven, 1961, blz. 188-195. |
Van Schoote J.-P., La Perle Evangélique. II. La doctrine, in R.A.M., XXXVII, (1961), blz. 291-313. |
Verbeke H., Het geestelijk liedboek in de Zuidelijke Nederlanden (1675-1725), in O.G.E., XXXIX, (1965), blz. 337-393. |
Verjans M., Franciscaansche dichters der Contra-Reformatie, in F.L., XVII, (1934), blz. 445-455. |
Verschueren L., De heraut van Ruusbroec, in Jan Van Ruusbroec, leven, werken, Mechelen, Amsterdam, 1931, blz. 232-262. |
Verschueren L., Leven en werken van Hendrik Herp, in Collectanea Franciscana Neerlandica, II, (1931), blz. 245-293. |
Verschueren L., Invloed van Hendrik Herp, in O.G.E., VI, (1932), blz. 193-208. |
Verschueren L., Harphius et les capucins français in Etudes Franciscaines, XIV, (1933), blz. 316-329; XLVI, (1934), blz. 272-288. |
Verschueren L., De mysticus Lucas van Mechelen in zijn tijd, in F.L., XX, (1937), blz. 345-360; XXI, (1938), blz. 7-19. |
Verschueren L., De boeken eener geestelijke dichter, in O.G.E., XIII, (1939), blz. 185-209. |
Verschueren L., Onbekende werken van Pelgrom Pullen, in Studia Catholica, XX, (1944), blz. 1-7, 84-96. |
Voigt-Terhorts A., Der bildliche Ausdruck in den Predigten Johann Taulers, (Germanistische Abhandlungen, 51), Breslau, 1920. |
Viller M., L'Abrégé de la Perfection de la Dame Milanaise, in R.A.M., XII, (1931), blz. 44-89; XIII, (1932), blz. 34-59, 257-293. |
Walther G., Phänomenologie der Mystik, Olten, Freiburg in Br., 19552. |
Walz A., ‘Grund’ und ‘Gemüt’ bei Tauler. Erwägungen zur geistlichen und predigerischen Ausdrucksweise eines Rufers zur Innerlichkeit, in Angelicum, XL, (1963), blz. 328-369. |
Walz A., Taulero presso i cappuccini. Dal seculo XVI al seculo XVIII, in Miscellanea Melchior de Pobladura, Rome, 1964, dl. II, blz. 171-188. |
Weilner I., Johannes Taulers Bekehrungsweg. Die Erfahrungsgrundlagen seiner Mystik, Regensburg, 1961. |
Winklhofer A., Johann vom Kreuz und die Suriusübersetzung der Werke Taulers, in Theologie in Geschichte und Gegenwart. Michael Schmaus zum 60en Geburtstag...hrsgbn. v. J. Auer und H. Volk, München, 1957, blz. 317-348. |
Winklhofer A., Tauler und die Spanische Mystik in Johannes Tauler. Ein deutscher Mystiker. Gedenkschrift zum 600. Todestag, hrsgbn. von E. Filthaut, Essen, (1961), blz. 396-407. |
Wolfs S., Zum Thema: Seuse und die Niederlande, in Heinrich Seuse. Studien zum 600. Todestag 1366-1966, hrsgbn. v. E. Filthaut, Keulen, 1966, blz. 347-408. |
Wrede G., Unio mystica. Probleme der Erfahrung bei Johannes Tauler (Studia Doctrinae Christianae Upsaliensia, 14), Uppsala, 1974. |
Wyser P., Taulers Terminologie vom Seelengrund, in Altdeutsche und altniederländische Mystik, hrsgbn. von K. Ruh, (Wege der Forschung, Bd. XXIII), Darmstadt, 1964, blz. 324-352. |
|
|