Algemeen besluit
Wilden wij, bij wijze van besluit, de mystieke lyriek van Lucas van Mechelen omschrijven met het soort formules waarin bvb. Juan de la Cruz de mysticus van het Niets heet, dan zouden wij het werk van de kapucijn bezwaarlijk anders kunnen noemen dan een mystiek van het sterven.
Daarmee zou natuurlijk niet alles gezegd zijn. Dergelijke formules moet men immers zeer voorzichtig hanteren. Zij leiden snel tot een definitievorming, waarmee de literatuurstudie vaak slecht gediend is. Bovendien vergen zij steeds een relativerende toelichting, zodat men terecht hun geldigheid en hun bestaansreden kan betwijfelen.
De bescheiden resultaten van deze studie laten ons toe de bewuste omschrijving als volgt toe te lichten en te verantwoorden.
Het thema van de Requiem, of van het sterven dat uiteindelijk leven is, is bij Lucas de krachtbron die het gehele complex van de mystieke voortgang in al zijn voegen bepaalt. Niet alleen het ascetisch moment, dat de Godsontmoeting voorbereidt, wordt als een sterven voorgesteld, maar ook in de vervoerde verrukking en de diepste stilte van mystieke begenadiging blijkt het gestorvenzijn, het gelukkig ontledigd-zijn in God, de ervaringsdominant: als bekroning van de vita mystica vallen het lichamelijk verscheiden en het hoogtepunt van de mystieke excessus samen. Het kernstuk van Lucas' mystiek is het grondig besef dat aan het begin en aan het eindpunt van de onthechting steeds de verheugenis staat van een altijd dieper en intenser wordende Godsontmoeting. In het sterven ligt het geluk. Sterven is God ontmoeten en uiteindelijk met Hem verenigd worden.
Het is duidelijk dat deze thematiek het kader van de ascetische ‘zelf-versterving’ volkomen overstijgt. Is de intensiteit, waarmee Lucas deze zelf-versterving als de weg naar de voltooiing van de Godsontmoeting aanwijst, een getuigenis van de toenemende ascetisering die de post-tridentijnse vroomheidsliteratuur in onze gewesten kenmerkt, de uiteindelijke betekenis van het sterven ligt in zijn mystieke momenten. Daarom ook is het zelveloos-worden altijd een verblijding, een blijde Requiem, en is de inspanning hard, dan ook nog wordt ze tot een Alleluia.
Hierbij kunnen twee bedenkingen worden gemaakt. Men zou de omschrijving van Lucas' mystiek als een mystiek van het sterven periferisch kunnen noemen, omdat de conplementariteit van zelfverlies en leven, van sterven en verrijzen (Mt. 16, 25), in de geestelijke literatuur de dynamische wezenstrek is van elke weg naar God en derhalve het stramien vormt voor elke beschrijving van en belijdenis over deze weg. Het behoort echter tot het meest eigene van Lucas' liederen dat zij, in weerwil van de nadruk op dit sterven gelegd, de gehele mystieke opgang, in al zijn aspecten, vanuit deze complementariteit gaan belichten. Het mystieke begrippen- en beeldengoed wordt door hem steeds weer in de zin van het sterven omgebogen. Op deze wijze wordt niet alleen elke deugd een illustratie van wat wij zo vaak de wet van het sterven hebben