De mystieke lyriek van Lucas van Mechelen (1595/96-1652)
(1977-1978)–Karel Porteman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk II. De gedrukte werken.A. Werken tijdens het leven van Lucas verschenen.1. Den Bliiden Requiem, Antwerpen, 1631.BCNI, nr. 8372; Scheurleer, blz. 49 b; F.L., XVI, (1933), blz. 167; O.G.E., IX, (1935), blz. 230.
Titelblad: Den Boeck der // GHEESTELIICKE SANGHEN // Bedeelt in twee deelen // DEN // BLIIDEN REQUIEM // ende // GHELVCKIGHE VYT-VAERT // Van een Siele / die om tot oprechte inwendighe // ruste te comen / haer selven met alle creaturen gron = // delijck in den Heere af storf. Het welck den rechten // wegh is tot het Cloosterken der gheestelijcke // Verrijsenisse / oft van ontwordentheydt / // d'welck het tweede deel is // van desen boeck. // Door eenen Religieus van d'Oorden van Sinte FRANCOIS // ghenaemt Minder-broederen Capucynen. // In alle dinghen hebbe ick ruste ghesocht. // [vignet: het bekende Christus-monogram met de drie spijkers] // T'HANTWERPEN, // By Hendrick Aertssens / inde Cammerstrate / inde // witte Lelie. Anno 1631. Met Gratie ende Privilegie. // Men vercooptse tot Mechelen opt groot Begijnhof.
16 × 9,5 cm; (14) + 382 + (2) blz.; Got.
Schutblad met voorhandse titel
1-382. De 142 liederen, telkens met dubbele muzieknotatie (Superius en Bassus). Dan nog twee ongenummerde bladzijden met het privilegie van de koning, gegeven door I. Le Comte te Brussel op 9 december 1630 en het drukkersadres. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vindplaatsen: Antwerpen, Ruusbroec-Genootschap: 3115.E.4. 's-Gravenhage, K.B.: 799.G.I. Leuven, U.B.: A 67688 (Université Catholique de Louvain)Ga naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Commentaar:Titel:
De titel kan verwarring scheppen. Gheluckighe uyt-vaert is niet de titel van het tweede deel, maar wel Cloosterken der gheestelijcke Verrijsenisse. Enkel Den Bliiden Requiem is in deze druk opgenomen.
Eechen-dicht
Toewijding van de bundel aan de H. Geest in een niet-strofisch gedicht bestaande uit 24 alexandrijnen. Onderaan de bladzijde een gebedsspreuk: ‘Weest eeuwelijck ghebenendijdt, / Die eeuwighen lof weerdigh zijt’.
Voor-reden
Zij is van de hand van de dichter en om verschillende redenen merkwaardig. Zij bestaat uit drie delen die achtereenvolgens den eyndelijcken waerom (causa finalis)Ga naar voetnoot(2), de dispositie van de materie en de stijl, manier' van spreken ende termijnen van de bundel onder ogen nemen.
I. Lucas' beweeggrond is viervoudig. Hij schrijft deze liederen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Lucas geeft als voorbeelden hiervan niet alleen Mozes, Anna, Isaias, de drie jongelingen in de oven, Zacharias, Simeon en Maria, maar ook Franciscus ‘den welcken door over-vloet der danckbaerheydt uytberste in verscheyden Liedekens in Italiaensche dicht, van de welcke vermaert is, hetghene dat hy noemde, Het Liedken van Broeder Sonne, ende beghint, Altissimo Omnipotente, ende twee andere de welcke hy ghedicht, ende ghesonghen heeft, naer het ontfanghen van die heylighe wonden, volghens d'opinie van P. Lucas Waddingus, in de welcke hy wonderlijck beschrijft de cracht der Goddelijcke liefde, d'een beghint In Foco lamor me mise. het ander, Amor de Charitate,Ga naar voetnoot* waer uyt ick besluyte, dat wy maer naer en volghen het exempel van soo veel Heylighen als wy voort stellen in dicht liedekens den lof des Heeren’. II. Over de dispositie van de materie luidt het: ‘Op dese eynden comt rechtelijck te beantwoorden die materie begrijpende in haer de ghebenendijde Passie ons Salichmakers, het bewercken van de Theologale ende morale deughden, dat wandelen in de Goddelijcke teghenwoordicheydt, ende de opperste salicheydt van desen wegh, de welcke gheleghen is in die alderlieffelijckste vereeninghe met dat Goddelick wesen door gratie ende liefde...’. Deze passus zal voor de interpretatie van Lucas' bundel van groot belang zijn.
III. Het derde gedeelte over de maniere van spreken bevat Lucas' visie op het gebruik en de aard van de mystieke terminologie. Wij kozen deze tekst als uitgangspunt voor het Ie hoofdstuk van Deel II.
De beweegredenen die Lucas onder I uiteenzet bevatten een aantal formules die in min of meer gewijzigde vorm herhaaldelijk terugkeren in de inleidingen op de talrijke geestelijke liedbundels van de zeventiende eeuwGa naar voetnoot(3). Zo is de uitval van de kapucijn tegen ‘het ketters-fenijn’ en de ‘ketterije in Vranckrijck begost, ende als een peste voort ghespronghen door het beworp van dicht-liedekens, voor het simpel volck uytghestroyt’ niet ter zake: zijn bundels bevatten immers geen enkel lied dat tegen de Hervorming is gericht.
Approbatie en Ver-lof
Uit het Ver-lof van de provinciaal zou men kunnen opmaken dat ook het Cloosterken klaar was in de zomer van 1630. Of gaat het enkel om een verkeerde interpretatie van de titel? | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Privilegie
Het privilegie geldt zowel voor Bl. R. als voor Cl., en is verleend aan Ioufr. Anna de Man, Begijne op 't groot Begijn-hof van Mechelen. Haar wordt toegestaan exclusief te moghen doen drucken, verkoopen ende distribueren een Boecxken bedeelt in twee deelen gheintituleert den blyden Requiem, ende het Cloosterken der gheestelycke verryssenissevoor de duur van acht jaar. Het Cl. verschijnt dus juist voor het privilegie verstrijkt. R. Foncke heeft de aanvraag van Anna de Man teruggevonden in het Rijksarchief te Brussel, maar hij kon geen verband leggen met de bundel en zijn auteurGa naar voetnoot(4). Het smeekschrift is in het Frans gesteld en werd door Foncke uitgegeven. Juffrouw de Man liet het vergezeld gaan van het Ver-lof van de provinciaal, Iuvenalis van St.-Winoksbergen. Zoals het een officieel document past, is het in een neutrale stijl opgesteld: het verraadt niets over de relaties van de uitgeefster met de auteur van het liedboek: Remonstre tres humblement Anna de Man, Beghijne en la Ville de Malines, Comme ayant entendu qu'un Pere Capucin de ceste Province du Paijs bas auroit faict un livre de chansons spirituelles si ioincte..., que plusieurs ames devotes, et religieuses, desirent grandement voir mys en lumiere pour le prouffit et consolation, elle s'est resolue de fournir les despens qu'il faudra pour l'impression dudit Livre. De begijn vraagt het privilegie voor tien jaar. Zij is erop gesteld de gaafheid van de liederen te vrijwaren tegen het dangier de beaucoup d'incorrections, mais aussij pour plusieurs aultres bons respects... Het getuigenis uit 1712 heeft de achtergronden van de vrijgevigheid van Anna de Man gedeeltelijk blootgelegdGa naar voetnoot(5).
Inhoud
Van alle 142 liedteksten is de eerste strofe van een dubbele muzieknotatie voorzien (Superior en Bassus). Elke beginstrofe wordt dus drie keer gedrukt: tweemaal onder de muziek, eenmaal in de tekst. Op dezelfde wijze is ook Van Haeftens Lust-hof in 1622 uitgegeven. Zowel door haar omvang als door de talrijke muzieknotaties is Bl. R. wellicht geen goedkope uitgave geweest. Schuilt hier een verklaring voor het laattijdig verschijnen en het veel bescheidener voorkomen van Cloosterken? Erg praktisch is de opzet nochtans niet: in tegenstelling tot een bundel als Den Gheestelijcken Nachtegael (1634), het eerste liedboek dat Superius en Bassus het hele boek | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
door naast elkaar vertoontGa naar voetnoot(6), maakt de muziekschikking in Bl. R. het samenzingen of musiceren uit één exemplaar onmogelijk, vermits de Bassus zich in veel gevallen op de keerzijde bevindt van de bladzijde waar de Superius (bij Lucas Superior) is afgedrukt. Op 36 liederen na, waarvan het grootste gedeelte achteraan in de bundel is te vinden, is elk lied bovendien voorzien van één of meer wijsaanduidingen. De bundel is opgevat als een samenspraak tussen een Innighe Siele en een Begheerighe Siele. Innighe verhaalt aan Begheerighe de mystieke opgang van Salighe wier uitvaart zij heeft bijgewoond. Het verhaal is allegorisch en valt uiteen in twaalf momenten of fasen van Salighe's opgang. Wij sommen ze op aan de hand van het Cort begrijp van Lucas, waaraan wij telkens de vindplaats van de liederen (nummer en bladzijde) toevoegen: Dit is in 't cort wat in dit eerste deel ghehandelt wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
2. Cloosterken der Gheestelijcke Verryssenisse, Antwerpen, 1639.BCNI, nr. 9232; Scheurleer, blz. 49 b; F.L., XVI, (1933), blz. 168; O.G.E., IX, (1935), blz. 232.
Titelblad: CLOOSTERKEN // Der Gheestelijcke // VERRYSSENISSE // Ofte der // ONTWORDENTHEYT // Daer de nieuwe Creatuere Verrijsende | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
uyt hae = // ren ouden mensch / al wat sy van ghebreckelijck = // heydts weghen in haer selven gheworden was / door het in-wercken der ghenae = // den in Godt ontwordt. // Si consurrexistis cum Christo, quae sursum // sunt, quaerite, & c. // Is 't dat ghy mede Verresen zijt met Christus / soeckt de din = // ghen die boven zijn daer Christus is. Coloss. 3.2. // Haec est Resurrectio prima. // Dit is de eerste Verrijssenisse Apoc. 20.6 // Ghemaeckt door den selven Religieus Capucijn / dien den // Blijden Requiem ghemaeckt heeft. // [vignet voorstellend een kloostergebouw omvat door zonnestralen] // t' ANTWERPEN, // By Hendrick Aertssens / inde Cammerstraet / inde witte // Lelie. 1639. Met Gratie ende Privilegie.
In hetzelfde boekdeel verscheen in een doorlopende paginering Den Besloten Hof van 't Cloosterken.
Titelblad: DEN // BESLOTEN HOF // VAN 'T // CLOOSTERKEN // Der Gheestelijcke // VERRYSSENISSE // Ter eeren vande H. Moeder Godts // MARIA // [medaillonvormig vignet voorstellend de H. Maagd en haar kind, zittend binnen een ommuurde tuin, gelegen in een berglandschap. De afbeelding is omringd door de tekst in kapitalen: Ego ovasi vitis fructificavi suavitatem odoris - Eccl. XXIIII] // Hortus Conclusus soror mea sponsa hor- // tus Conclusus. // Eenen besloten Hof zijdy mijn Suster mijn // Bruyt / eenen besloten Hof. Cant. 4.
16 × 10 cm; 235 + (3) blz.; Got.
De drie resterende ongenummerde blz. bevatten 1) een approbatie van G(aspar) E(strix), Plebaan te Antwerpen, gegeven op 5 januari 1639, en het Ver-lof der Overheydt van provinciaal Iuvenalis in de versie van de druk uit 1631, evenwel zonder de dateringGa naar voetnoot(7) (236). 2) De tekst van het | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
privilegie, zonder de vermelding van de acht jaar en de datum van toekenning. Toegevoegd is: Deze Privilegie is over ghetransporteert aen Hendrick Aertssens, volghens het contract daer van zijnde, etc. (237). 3) Een gegraveerde plaat (9,7 × 7 cm): de H. Maagd met het kind op de schoot. Maria reikt het kind een vrucht uit de korf die zich vóór beiden op een tafel bevindt. Op de linker benedenzijde van de tafel het merkteken van de etser: een grote V of omgekeerde openstaande passer waarvan elk been resp. door de letter C en V is doorkruist. Het betreft het monogram van de van Sichem's, waarvan er vier de voornaam Christoffel dragen. Het gaat hier waarschijnlijk, gezien de slechte kwaliteit van de tekening en de datering, om Christoffel junior (1581-1658)Ga naar voetnoot(8).
Vindplaatsen: Antwerpen, Ruurbroec-Genootschap: 3115.4.6. 's-Gravenhage, K.B.: 799 G 1. Leuven, U.B.: A 23547 (K.U.L.). Utrecht, U.B.: 253 K 22.Ga naar voetnoot(9). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Commentaar:Deze druk werd kennelijk veel goedkoper tot stand gebracht dan de editie van Bl. R. in 1631. Alles is er berekend op plaatswinst. Zulks komt niet alleen tot uiting in het gebruik van een kleiner lettertype waar de versregels te lang zijn, maar ook in de onoverzichtelijke schikking der liedteksten waar tussen de verschillende strofen geen ruimte is voorzien, en het wegvallen der muzieknotatie. Slechts bij een tiental liederen wordt niet naar de muziek van Bl. R. verwezen (6/18, 19/46, 30/71, 38/89, 6/184, 10/196, 11/199, 12/203, 15/212, 18/221).
Titel en Voor-reden
In de titel wordt Cl. niet meer aangekondigd als tweede deel van Den Boeck der Gheestelijcke Sanghen. Zulks geschiedt evenwel nog in de Voor-reden, waar enigszins algemener, sprake is van ‘het tweede Deel van onse Gheestelijcke Sanghen’. Deze Voor-reden is van de hand van de dichter, en zal voor de interpretatie van de onderlinge verhouding der bundels van belang zijnGa naar voetnoot(10). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Eechen- of Eyghendichten
Ze bestaan resp. uit 26 en 28 alexandrijnen. Onder het eerste staat de lofprijzing: Lof alderhooghste goedt / Lof Lieefde (!) wesen soet. Onder het tweede: Lof hemels Paradijs lof Godts Besloten Hof, / Lofweerdigh allen prijs naest Godts verheven lof.
Inhoud
Samenspraak tussen een Godt-ghenietende en een Godt-soeckende ziele. De eerste vertelt aan de tweede hoe zij in het Cloosterken, symbool van de mystieke Godsontmoeting, ‘ghetoghen is geweest’. Zij spreekt voortdurend in de verleden tijdGa naar voetnoot(11). De allegorie is eenvoudig opgezet; zij valt uiteen in drie delen: 1) de opgang naar het Cl. (1/7 - 15/35), 2) de onderdelen van het kloostergebouw als allegorische voorstellingen van het mystieke leven (16/37 - 31/73), 3) een mystieke allegorie van het kloosterleven, met de klemtoon op de drie geloften, waarvan de gehoorzaamheid en de armoede breedvoerig worden uitgewerkt (32/76 - 66/163). Na het laatste lied lezen wij de volgende tekst (blz. 166): Ghelijck uyt grondighe ghehoorsaemheyt armoede des gheests gheboren wort, soo komt uyt Gheestelijcke armoede des herten Reynicheydt te spruyten, die ghelijckt een derde gheloofte tot het leven van dit Goddelijck Cloosterken eygentlijck toebehoort, daer den Heere van seyt. Matt. 5. Saligh zijn de reyn van herten, want sy sullen Godt sien. Maer hier van dient tot meerder klaerheydt met onghebonden reden in een ander boeck ghesproken te worden. Nu vervolght vanden besloten Hof... Zulks hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat, zoals Hildebrand meentGa naar voetnoot(12), Lucas van plan was zo'n boek uit te geven. ‘Onghebonden reden’ kan ook gewoon aanduiden dat deze materie voor liederen in versvorm hem ongeschikt leek. Besloten Hof lijkt te worden aangekondigd als een soort compensatie. Den Besloten Hof telt driemaal zeven liederen die achtereenvolgens Seven Lof-Sanghen / Op de seven Feest-daghen (1/169 - 7/187), Op de seven Blijschappen (8/190 - 14/209) en Op de Seven Ween van de H. Moeder Godts (15/212 - 21/228) bieden. Tot slot volgt een Besluyt Liedeken tot de H. Moeder Godts (22/232).
Besluit: Het auteursprobleem.
Geen van beide drukken die tijdens Lucas' leven verschenen, vermeldt een auteursnaam. Andere bronnen komen evenwel Lucas' auteurschap onmiskenbaar bevestigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
1) Het oudste getuigenis dateert uit 1640, één jaar na het verschijnen van Cloosterken. In zijn Scriptores Ordinis Minorum (Rome, 1640) schrijft de befaamde franciscaanse bibliograaf L. WADDING op blz. 238: Lucas, Mechliniensis, Capuccinus, provincie Flandriae, scripsit: Librum Canticorum spiritualium...Antwerpiae apud Henricum Aertssens anno 1631. 2) Uit 1646 stamt een afschrift in hs. van een Cathalogus illorum qui aliquid typis mandavere, die ten behoeve van de Bibliotheca...CapuccinorumGa naar voetnoot(13) naar Rome werd gestuurd (ACB, I, 4718). Wij lezen er: V.P. Lucas Mechliniensis, sacerdos. In de rand links is door dezelfde hand toegevoegd: Hic pater vocatur P. Lucas Mechliniensis, sacerdos Capucinus. 3) In zijn Bibliotheca Ecclesiastica, pars II (Antwerpen, 1649, blz. 262) bevestigt Aubertus MIRAEUS Lucas' auteurschap. Van hem vernemen wij eveneens wie de muziek voor Lucas' liederen heeft geschreven: Lucas Mechliniensis Cantica composuit spiritualia Flandrice, quae P. Tiburtius BruxellensisGa naar voetnoot(14) ex eodem ordine musica illustravit an. 1631. | |||||||||||||||||||||||||||||||
B. Postume uitgaven.1. Den Boeck der Gheestelycke Sanghen, Gent, 1674.BCNI, nr. 13221; Scheurleer, blz. 49 b; Bibliographie Gantoise, II, 270; F.L., XVI, (1933), blz. 168; O.G.E. IX, (1935), blz. 233 en XXXVIII (1964), blz. 365.
Titelblad: Den Boeck der // GHEESTELYCKE SANGHEN // Bedeelt in dry Deelen // DEN // BLYDEN REQUIEM, // DEN // DROEVEN ALLELUIA, // ende // GHELUCKIGHE VYTVAERT // Van een Salighe Ziele, die om tot oprechte inwendige // ruste te komen, haer selven met | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
alle creaturen gron - // delijck in den Heere af-storf. Het welck de rech - // te weghen zijn tot het Cloosterken der gheestelycke // Verryssenisse, oft van ontwordentheyt, 't welck // het derde deel is van desen boeck. // Door eenen Religieus van d'Oorden van S. FRANCOIS ghe- // naemt Minderbroederen Capucijnen. // [drukkersvignet: versierde hoofdletter D (van D'Erckel)] // TE GHENDT, // By F. D'ERCKEL, inden Phoenix, 1674.
16 × 9,5 cm; (14) + 215 + (9) + 129 + (1) blz.; Got.
Hierna volgt nog een blanco bladzijde. Vervolgens een nieuwe titelbladzijde voor het tweede deel: Het tweede Deel der // Gheestelijcke Sanghen; // DEN // DROEVEN ALLELUIA // OFT // DEN WEGH DES WAERHEYTS // Bestaende in // t' Samenspraken van een deughdelijcke Ziele // met haren Vriendt, waer in hy haer aen-wijst het // door-breken der nature met een ontsincken // van al dat geschapen is, eer dat haer Godt // sijn aenschijn thoont, ende naer haer // getrouw mede-wercken haer thoont // met wat suyverheyt de deughden moeten gevrocht worden, haer // verlicht in 't gebedt ende eyn- // delijck tot hem neemt. // Gemaeckt door den selven Religieus Capucyn, die den // Blijden Requiem gemaeckt heeft. // [vignet: het bekende Christus-monogram met de drie spijkers] // Te GHENDT, by F. D'ERCKEL, inden Phoenix, 1674.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Op blz. 129 bevindt zich een nieuwe approbatie van G. Arents. In tegenstelling tot de approbaties uit de vorige drukken is zij berijmd. Bovendien is zij niet gedateerd: Saligh zijn die met Liefde worden ontsteken
Want alleen door de Liefde wordt Godt beseten:
Die tot de Liefde willen worden verheven,
Uyt de Liefde moghen dese Liedekens over-lesen.
Ten slotte nog een ongenummerde pagina: blanco.
Vindplaatsen: Antwerpen, Ruusbroec-Genootschap: 3115.E.5.bis Gent, U.B.: G 1265 en BL 2037. 's-Gravenhage, K.B.: 5 B 22. Leuven, U.B.: A 67687 (K.U.L.)Ga naar voetnoot(15). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Commentaar:Deze Gentse druk, die 22 jaar na het overlijden van de dichter verscheen, bevat een bundel die Lucas zelf nooit had gepubliceerd: Den Droeven Alleluia. De uitgave is erg slordig en telt talrijke zetfouten. Tegenover de editie van 1631 vertoont het eerste deel slechts weinig noemenswaardige verschillen in de spelling.
Titel.
In de titel wordt de volgorde van de delen, zoals die door de auteur in 1631 en 1639 werd aangebracht, gewijzigd. Dr. All. wordt nu het tweede deel. Het Cl., dat niet in deze druk is opgenomen, wordt als het derde deel aangekondigd. Voor de rest volgt de titel getrouw de formulering van de druk van 1631. Had Lucas het echter over ‘Den Bliiden Requiem ende Gheluckighe Uyt-vaert’ als één titel voor het eerste deel, dan splitst de uitgever van 1674 de tweeledige titel van het eerste deel zodat de ‘Gheluckighe Uyt-vaert’ pas na ‘Den Droeven Alleluia’ wordt genoemd. Deze wijziging vindt wellicht haar oorsprong in het feit dat zowel de allegorie van Bl. R. als van Dr. All. op een sterfscène eindigt.
Opdrachten.
De opdrachten zijn voor de drukgeschiedenis van Lucas' werken interessant. Om de onrust te bedaren, die de crijgs-tuygh veroorzaakt, luidt het in de opdracht aan de abdis van Ter-Hagen (een zinspeling op de Hollandse oorlog)Ga naar voetnoot(16): | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
(ik) nu nieuwelijcks in 't licht geve dit Liedt-Boeck 't welck met de tijden verdonckert, scheen vergeten, en met de weynigheyt van Exemplairen begraven. Sijn Rijm-Konst is seer aerdigh, de hooft-spreuken claer, en de deught-leerlingen soo bestandigh, dat den Autheur, uytdruckende d'Hemelsche soetigheden, en d'eenvoudighe Zielen aenporrende tot een innigh leven, hun een recht-salighe wegh thoont, om door 't verloochenen sijns selfs, ende 't puer Godt-meynen, te verkrijgen de vreughden die d'Heylighe over-vloedelijck genieten inden Hemel. 'K hebb' dan, door dit opsicht, de Blijde Requiem, van veel Godt-vruchtighe Persoonen met grooten yver aensocht, ernstelijck ter handt ghenomen... In de opdracht aan Zuster Verdevoy wordt hetzelfde in andere bewoordingen herhaald over Den Droeven Alleluia, die, nimmer van te vooren bekendt, nu in 't licht komt met verlangen van veel Godt-minnende Zielen. Offer-dicht.
Het Eechen-dicht uit de druk van 1631 valt weg in Bl. R.; de uitgever plaatst het echter bij de aanvang van het tweede deel.
Approbaties.
Het privilege is uiteraard weggevallen. Ook het Ver-lof van de kapucijnenoversten. De tweede ongedateerde approbatie van G. Arents is belangrijk. Zij moet gegeven zijn vóór 1639, het jaar waarin de censor overleedGa naar voetnoot(17). Ook de liederen van Dr. All. waren dus al klaar toen Cl. verscheen, en er bestonden plannen om ze uit te geven. Anna de Man spreekt er niet over. Dat het hs. dat d'Erckel uitgaf in Gent (Ter-Hagen?) circuleerde, is best mogelijk: Lucas was in Gent gestorven. Ook het Haagse handschrift stamt uit GentGa naar voetnoot(18).
Voor-reden.
De eerste Voor-reden bevat de levensschets van de auteur, die wij in hoofdstuk I hebben geanalyseerd.
Inhoud.
Aan de samenspraak in Dr. All. nemen vier personen deel: een Ziele, haar Vriendt, Charitas (de verpersoonlijking van Gods genade) en Godt zelf. De allegorie is er ingewikkelder dan in de andere bundels. Het liedboek vangt aan met een dialoog van de ziel met haar vriend (1/1-13/22): de vriend wijst op de zelfverloochening en het kruis als de wegh des waerheyts (cfr. ondertitel) en voorwaarde tot het mystieke leven. Wanneer de ziel de gepaste gesteltenis heeft bereikt, treedt God zelf op (14/24): Charitas neemt | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de leiding over en voert de ziel in inwendighe afghescheydentheydt of de woestijne des Heeren (16/27-20/34)Ga naar voetnoot(19), waar God haar in de deugd onderricht en haar de acht berghen der saligheden toont (21/36-39/73). Daarna roept hij Charitas terug die de ziel verder onderwijst en haar een uitleg geeft van de Pater-noster (Onze Vader) (40/75-51/97). Tot troost van de ziel roept Charitas de vriend terug: nu ontspint zich een tweede samenspraak met de vriend, waarbij de begenadigde ziel nu de leiding neemt, en verhaalt over het leven der afgescheyden zielen (52/99-63/121). Charitas keert terug en verzoekt de ziel afscheid te nemen van de vriend. Vooral de vriend ervaart dit afscheid, dat als een reëel afsterven lijkt voorgesteld, niet onvermengd als een verheugende gebeurtenis (64/122-67/127). | |||||||||||||||||||||||||||||||
2. De Amsterdamse drukken.a. Het Boeck der Geestelycke Sangen. Amsterdam, 1688.BCNI, nr. 14812; Scheurleer, blz. 49 b; F.L., XVI, (1933), blz. 168-169; O.G.E., IX, (1935), blz. 234-238; De Nieuwe Taalgids, 63, (1970), blz. 89-91.
Titelblad: Het Boeck // Der // GEESTELYCKE // SANGEN // Gedeelt in drie deelen // I. DEN BLYDEN REQUIEM. // ofte // De Geluckige uytvaart. // II. DEN DROEVEN HALLELUJA. // ofte // Den Weg des Waarheyts. // III. HET KLOOSTERKEN DER // GEESTELYCKE VERRYSENIS. // ofte // Der Ontwordentheyt. // Door eenen Religieus van de order van // St. Francois, genaamt // Minder-broed'ren Capucynen. // Den derden Druck. // Van veele voorgaende fouten gesuyvert. // De Musijck - noten daer dese Gesangen op gesongen // konden werden / zijn bysonder gedruckt // en te bekomen // [drukkersvignet: Christus met twee leerlingen?] // t' AMSTERDAM, // By JOHANNES STICHTER, Boekverkooper in de // Kalverstraet / in de Bergh Kalvarien / // ANNO 1688.
16,5 × 9,5 cm; (20) + 430 + (6) blz.; Got.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vindplaatsen: Antwerpen, ACB: 102.6. 's-Gravenhage, K.B.: 5 B 23. 's-Hertogenbosch, ACH: J 83 boe 1688.
Terzelfdertijd verschijnt een bundel met de muzieknotaties van de liederen:
Titelblad: Hondert-en-twee en veertigh // MUSICALE // SANGH-VOOISEN, // In SUPERIUS En BASSUS: // Op dewelcke konnen Gesongen werden alle de // Liederen / begreepen in de drie Deelen // Van het Boeck der // GEESTELYCKE SANGEN, // Namelyck, // I. DEN BLYDEN REQUIEM, // II. DEN DROEVEN HALLELUJAH, // III. HET CLOOSTERKEN DER GEESTE- // LYCKE-VERRYSENIS. // Heel curieus gedruckt, met afgedeelde maten, // en van fouten gesuivert. // Seer bequaem / Voor Liefhebbers die haer in // de Sang-konst willen oeffenen. // [Vignet voorstellend een vrouwenfiguur die een orgel bespeelt; spreukband: ‘Die ghenoecht is 't al’] // T' AMSTERDAM, // By JOHANNES STICHTER, Boeckdrucker / en // Boeckverkooper / in de Kalverstraet. 1688.
17 × 10 cm; 287 + (1) blz.; Got.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte een ongenummerde bladzijde met de Druck-fouten.
Vindplaatsen: Amsterdam, U.B.: 607 D 71. Antwerpen, ACB: 102.25. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Commentaar:De druk van Stichter is de eerste volledige uitgave van Lucas' bundels. De editie is zeer verzorgd: alle liederen en strofen zijn genummerd, en de lied boeken worden bovendien verdeeld in hoofdstukken, die de compositie van de allegorie op geslaagde wijze verduidelijken. Voor Bl. R. volgt de uitgever hiervoor het Cort begrijp van Lucas, maar de opdelingen van Dr. All. en Cl. bewijzen dat hij de bundels goed kende. In Dr. All. onderscheidt hij zes afdeelingen:
Het Cl., dat hij in navolging van de druk van D'Erckel, als derde deel beschouwt, heeft vier afdeelingen:
De keuze van de wijsaanduidingen is aangepast (cfr. Bijlagen); in Dr. All. en Cl. wordt meestal alleen maar naar Bl. R. verwezen. Op het titelblad is de verwarring definitief verdwenen. Geluckige Uytvaart hoort bij Bl. R., zodat nu de titel van elke bundel van een ondertitel vergezeld is. In het Eyghen-dicht bij de aanvang van Cl. wordt het rijmwoord van vers 2 (gesicht) terecht verbeterd tot gedicht en in v. 8 wordt tweede deele uiteraard aangepast tot derde deele. Belangrijker is echter de inlassing van een nieuw dergelijk gedicht. De druk van 1674 herneemt in Dr. All. gewoon het Eechen-dicht van Bl. R. In de Amsterdamse uitgave wordt deze doublure vermeden: in Dr. All. verschijnt een Offer-Dicht Aan den Heyligen Geest dat in geen der vorige drukken is te vinden (blz. 208). Be- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
schikte de uitgever nog over andere teksten van Lucas? In zijn inleiding heeft hij het echter alleen maar over ‘drukken’. Alhoewel de tekst Lucas' werkwijze getrouw volgt (24 alexandrijnen, gevolgd door een tweeregelige lofspraak), valt het derhalve te betwijfelen of hij wel van de hand van de kapucijn is. Het gedicht is bovendien van een merkelijk betere kwaliteit dan beide andere (cfr. Bijlage II). Wellicht is het van de hand van de tekstbezorger. In zijn bericht aan den christelycken Leeser en Sanger laat de drukker dezelfde beweegredenen horen, die ook Fr. D'Erckel ertoe hadden aangezet, Lucas' liederen opnieuw uit te geven: Deese eed'le en Hoog-geestelijcke Sangen (van welckers waerdigheyt ick hier niet spreecken sal, dewijl de naevolgende voor-redens haren inhoudt beschrijven) deselve voor 50 a 60 Jaren gedruckt, en voor 15 à 16 Jaeren weder herdruckt, doch 't een noch 't ander niet meer te bekomen sijnde, hebbe dienstig geacht deselve weder in 't licht te brengen, op dat desen edelen Schat niet in de vergetelheyt begraven soude worden (blz. (3)). Vervolgens heeft hij beslist om de gezangen wederom met de Musijck nooten te versien, enerzijds omdat de zangwijzen uit de vroegere drukken meestal onbekend en verouderd zijn, anderzijds omdat de musicale Voysen uit Bl. R. 1631 seer raere zijn, en bovendien licht om aan te leren door hem die maer een weynigje van de Sang-konst verstaet (blz. (4)). Hij besluit de muziek afzonderlijk uit te geven om de kosten voor de niet-zangers niet op te drijven - zij kunnen zich desgevallend met de vernieuwde wijsaanduidingen tevreden stellen -, en om de muziekliefhebbers en zangers (de Sangkundige) een bruikbaar instrument te bezorgen, waarbij zij bij het zingen of musiceren geen pagina's hoeven om te slaan, wat voor de onpraktische druk van 1631 het geval was (blz. (4)-(5)). Ten slotte, heeft deze uitgave vooral een religieuze bedoeling: Gebruyckt het (werck) tot uwen voortgang in het Goddelycke leeven. Godt zy de eere. Daar de druk in het gereformeerde Noorden verscheen, stelt zich onmiddellijk de vraag van zijn herkomst. Is hij het initiatief van de in de katholieke mystiek geïnteresseerde piëtistische kringen van Amsterdam? Zo luidt in elk geval de opinie van Hildebrand, die meende dat de uitgave ‘in een protestantsch midden, dat belang stelde in mystiek’ was ontstaanGa naar voetnoot(20). Hij dacht hierbij meer bepaald aan Pierre Poiret, een bewonderaar van de terecht beruchte Antoinette Bourignon. Poiret sympathiseerde met het katholicisme en liet verschillende katholieke mystici herdrukken. Hildebrands voorstelling van zaken wordt des te aanlokkelijker als men weet dat Poiret de Geestelycke Sangen kende, en de titel van bundel, overigens zonder noemenswaardige commentaar in zijn Catalogus...scriptorum opnam: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Geestelyke Gesangen / of / Blyde Requiem etc. Belg. illum. totus Mysticus & intern. insignisGa naar voetnoot(21). Nog verder gaat Hildebrand wanneer hij Eens Christens Pelgrimstroost, het lied dat als bladvulling fungeert, een mogelijke toespeling noemt op de ‘gedwongen ballingschap van veel vreemde inwijkelingen’. Hildebrand bewandelt hier zwierig de paden van de hypothese, maar toen wij in de bladvulling een gedicht van Jan Luyken herkendenGa naar voetnoot(22), meenden wij aanvankelijk een tastbare aanwijzing voor de protestantse herkomst van de bundel te hebben gevonden. Toch is de editie wellicht niet op last van nietkatholieke belangstellenden uitgevoerd. Poiret liet zijn werken elders drukken en er zijn nergens gegevens voorhanden dat Johannes Stichter voor piëtistische milieus zou hebben gewerkt. Onze editie lijkt duidelijk van katholieke huize. Joannes Stichter (1637-±1705) treedt op als derde drukker-boekverkoper van het katholieke drukkersgeslacht Stichter, waarvan Cornelis Jansz. de grondlegger wasGa naar voetnoot(23). Naast profane edities, waaronder de befaamde Stichtersalmanakken, die het een paar eeuwen uithielden, ging de aandacht van het bedrijf vooral uit naar katholieke medidatie- en liedboeken. Zo bracht Joannes Stichter o.a. werk van Bellarminus, Makeblijde, Nakatenus, Poirters, Theodotus, Van der Gracht op de Amsterdamse boekenmarkt. Belangrijk is zijn compagnieschap met zijn geloofsen stadgenoot Frederik van Metelen, die gehuwd was met de dochter van de bekende Antwerpse drukker J.B. Verdussen. Samen publiceerden zij meer dan één katholiek werk dat uit het Zuiden afkomstig was. De uitgave van 1688 dient zich aan als een gewone voortzetting van de Zuidnederlandse drukken van Lucas' bundels (Bericht). Behalve een aanpassing in de taal (cfr. infra) en de zangwijzen, werd Lucas' Voor-reden op den Blyden Requiem gekuist: enkele citaten uit Thomas, de uitval tegen het kettersfenijn en de korte beschouwing over de verscheyden Liedekens in Italiaensche dicht van St. Franciscus blijven achterwege. Ook de approbatie is weggevallen. Nergens echter is verder het katholieke karakter van de bundel aangetast. Wellicht is de hypothese aanvaardbaar dat Stichter als boekhandelaar van oordeel was dat zijn editie in bepaalde Amsterdamse kringen weerklank kon vinden. Vandaar ook de kleine adaptaties. De bladvulling hoeft niet noodzakelijk op een niet-katholieke opdrachtgever te wijzen, zij kan ook een publicitaire bedoeling hebben. Het feit dat Lucas' | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
niet-mystieke en uitgesproken dogmatisch-katholieke Marialiederen met approbatie het jaar daarop zijn gepubliceerd, kan deze veronderstelling komen ondersteunen. Deze aanvulling zou dan geschied zijn ten behoeve van de roomse klant, die het fascikel eventueel bij de grote bundel uit 1688 kon inbinden. Dat bij dit alles ook een zekere voorzichtigheid met de hervormde overheid om de hoek kwam kijken, is klaar, alhoewel het klimaat te Amsterdam in die tijd bijna sereen was geworden. De bladvulling illustreert in elk geval dat de op de Zuidnederlandse spiritualiteit gerichte katholieken uit Amsterdam, ook contact hadden met het devote reveil dat zich vanuit de piëtistische kringen doorzette. | |||||||||||||||||||||||||||||||
b. Den Besloten Hof van 't Kloosterken, Amsterdam, 1689.BCNI, nr. 14901; O.G.E., IX, (1935), blz. 236.
Titelblad: DEN // BESLOOTEN-HOF // VAN 'T // KLOOSTERKEN // der Geestelijcke // VERRYSSENISSE // Ter eeren vande H. Moeder Godts // Maria. // Hortus-conclusus soror mea Sponsa Hortus- // conclusus / // Eenen Beslooten-hoff zy dy myn Suster myn // Bruydt, eenen Beslooten-hoff. Cant. 4. // [vignet: gekroonde madonna met kind; het kind draagt een bloem.] // t' AMSTERDAM, // By JOANNES STICHTER, Boeckverkooper, // in de Kalver-straet, in den Bergh van Calvarie. // M.DC. LXXXIX.
16,5 × 9,5 cm; 44 + (4) blz.; Got.
Volgen nog vier ongenummerde bladzijden met het register (1)-(3), en de approbatie van G(aspar) E(strix) (cfr. ed. 1639). Zij is echter uitgebreid tot alle werken van Lucas: Dit Boecxken van den blijden Requiem, den droeven Alleluia, het Kloosterken der geestelijcke Verrijsenisse, ende den Besloten Hoff van de heylige Moeder Godts Maria, sal mogen gedruckt worden, om te verwecken ende te onderhouden de devote Godt-liefhebbende zielen. Actum in Antwerpen, desen 5. Januarius 1639. Imp. potes G.E. Plebanus et Canon. Antw. Op de slotbladzijde is een gegraveerde prent afgedrukt: links, onder een triomfpoort staat, gekroond met een tiara, God de Vader. Hij verwelkomt de Zoon die een gekroonde jonkvrouw bij de hand leidt; zij deelt in de aureool van de Zoon. Beide zijn vergezeld door twee engelen, en vertrappen een geraamte en de duivel. Aan de voeten van het paar ligt een omgeheerde wereldbol. De vrouwelijke figuur stelt ofwel Maria voor, ofwel de met Christus verenigde ziel, die de wereld en de dood heeft overwonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In de linker benedenhoek de initialen van de etser P.B., waarschijnlijk Philibert Bouttats senior of juniorGa naar voetnoot(24).
Vindplaatsen: Amsterdam, U.B.: 607 D 72. 's-Hertogenbosch, ACH: J 83 boe 1688. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Commentaar:Uit de datering en de nieuwe paginering blijkt dat het bundeltje afzonderlijk werd uitgegeven. Daar het een approbatie bevat die voor de gehele verzameling geldt, is het, zoals gezegd, mogelijk dat deze aanvulling voor Stichters katholieke klanten was bestemd. Anderzijds is mij geen afzonderlijk exemplaar van Den Besloten Hof bekend. Naar mijn weten zijn de Marialiederen steeds samengebonden met de bundels die in 1688 het licht zagen. Er komen wel exemplaren voor, waar zij ontbreken (ACB, 102.6).
Besluit.
De verspreiding van Lucas' liedbundels in druk ziet eruit als volgt:
|
|