Byron en het Byronisme in de Nederlandse letterkunde
(1928)–T. Popma– Auteursrecht onbekend
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Zevende hoofdstuk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
den geest’.Ga naar voetnoot1 Van het jaar 1826 sprekende zegt Jacob van Lennep: ‘In die dagen werd de jeugd nog opgevoed in den uitsluitenden eerbied voor de klassieke letterkunde. Byron begon hier pas bekend te worden; Victor Hugo had nog nauwelijks van zich doen hooren en voor de werken van de romantische school was nog geen sympathie ontwaakt. Men dweepte nog met Nieuwland en Bellamy, met Feith en Nierstrasz, en men veroordeelde elk ongelezen treurspel, dat niet in vijf bedrijven en in verzen geschreven was’.Ga naar voetnoot2 De geest, die hier te lande heerschte, wordt verder gekarakteriseerd door de populariteit, die Tollens' poëzie genoot; alles bleef laag bij den grond. Doch langzaam maar zeker werkte de zuurdeesem van de buitenlandsche romantiek ook in onze letteren door, totdat hij er ten slotte een volkomen omwenteling in te weeg bracht. Het is verder opmerkelijk, dat de groote buitenlandsche meesters hier vooral door vertalingen bekend zijn geworden; en de mannen, die in dit opzicht de toonaangevers op letterkundig gebied waren, gevoelden zich in het bijzonder aangetrokken tot de Engelsche romantiek. Het waren vooral Walter Scott en Lord Byron, die de romantieken hier inspireerden; de werken van deze twee schrijvers werden dan ook in de eerste plaats in onze taal overgebracht. Over die vertalingen loopt de opinie van bevoegde beoordeelaars merkwaardig uiteen. Terwijl Jonckbloet verzekert, dat ‘Lord Byron en Sir Walter Scott hier door meesterlijke vertalingen bekend en bemind raakten’,Ga naar voetnoot3 kan Prof. Prinsen geen woorden vinden, sterk genoeg om de overzettingen en navolgingen te brandmerken. ‘Die navolgingen en vertalingen van de groote romantici zijn over het algemeen een paskwil, en ze hebben een uiterst viezen smaak. Bijna alles wat hier buiten Potgieter's werk om onder revolutionnairen invloed is ontstaan, is een onwaar, laf coquetteeren, is leugen en bedrog; hoogstens eenige “onschuldige” gedichtjes, als Pauvres Gens en Lorsque l'enfant paraît, die in den Hollandschen geest pasten, zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
behoorlijk vertaald.’Ga naar voetnoot1 De andere overzettingen zijn wanproducten. ‘Al het vrije en losse is verdraaid, overgeslagen en jammerlijk verhapstukt in duffe, doode taal’.Ga naar voetnoot2 In de uitvoerige Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde door G. Kalff worden deze vertaalde gedichten ternauwernood vermeld. Naar onze meening terecht; want Byron's poëzie behoort tot de Engelsche literatuur en de surrogaten, die Beets, Van Lennep en anderen er van gegeven hebben, zijn geenszins ware kunst en als alle minderwaardige vervangingsmiddelen bestemd om te verdwijnen. Wij achten de navolgingen of de werken, die door den invloed van het Byronisme zijn ontstaan, dan ook veel belangrijker dan de overzettingen. Doch in de litteraire periode, die zoo sterk onder Byron's invloed stond, hebben ook deze haar beteekenis. Zij zijn in de eerste plaats te beschouwen als de inleiding tot het Byroniaansche tijdperk, hetzij van de periode in het algemeen, hetzij van iederen schrijver afzonderlijk. Men begon met onder de bekoring van den Britschen dichter te komen; dan volgden de lust en de poging om zijn poëzie in onze taal over te brengen. Daarin school echter een onoverkomelijke moeilijkheid; Byron's poëzie is in hooge mate subjectief. Zijn leed, gedroomd of werkelijk, maar steeds gekoesterd, was echt gevoeld; zijn ongeneeslijke, vage treurnis spreidde over zijn leven en werken een waas, dat er onafscheidelijk mee verbonden werd. Zeker, er was bij hem ook pose, maar zelfs de pose was in Byron natuurlijk. Hoe geheel anders was het met zijn Nederlandsche navolgers gesteld. Beets, Van Lennep, Ten Kate, S.J. van den Bergh - vergelijk hun aard, hun maatschappelijke positie, hun leven met die van Byron. Diens Weltschmerz, diens somberheid en trots konden zij onmogelijk echt aanvoelen; en zoo zijn de overzettingen òf onder een gesuggereerde stemming ontstaan, òf vlakke vertalingen geworden. Wij missen er pijnlijk het diep gevoelde en vaak ontroerende in, waardoor Byron de menschen van zijn tijd betooverde en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
meesleepte; de warmte, de gloed, het leven is er uit. Zij doen ons denken aan het door den dichter bezongen Griekenland zijner dagen: 'Tis Greece, but living Greece no more!
So coldly sweet, so deadly fair
We start, for soul is wanting there.Ga naar voetnoot1
Het is opmerkelijk, dat onder de dichters, op wie het Byronisme invloed heeft geoefend, degene, die de Hollandsche wereldsmart het zuiverst aanvoelde, A. van der Hoop, het minst en het minst karakteristieke van Byron heeft vertaald. Daarentegen bracht S.J. van den Bergh, de goedmoedige drogist, wiens wieg tusschen lauwerblâren en versch geplukte myrthen instond,Ga naar voetnoot2 The Corsair en Lara in onze taal over. Behalve in het laatstgenoemde geval zijn deze vertalingen bijna alle te beschouwen als jeugd-poëzie; ook als zoodanig is er wel iets voor te zeggen en staan zij niet achter bij de eerste verzen van menig schrijver van naam. De jonge dichter oefent zich in de kunst en loopt aan vreemden leiband, eer hij zijn eigen kracht kent en beproeft; zoo deed Van Lennep in zijn jeugd, zoo deden Beets, Ten Kate en zoovele anderen. Daardoor hebben de vertaalde verzen min of meer het karakter van dichtoefeningen; maar de hoogte, waartoe dergelijke poëzie het kan brengen: het nazingen van het lied des vreemden, waarbij de vonk van den vreemden poëet het smeulende dichtvuur in de verwante ziel doet ontvlammen, - die hoogte hebben zij niet bereikt. Ongetwijfeld hebben echter deze gedichten er toe medegewerkt om het al te gebondene, dat de poëzie van de achttiende eeuw kenmerkt, te doen verdwijnen. Ook zijn er verschillende passages in aan te wijzen, die wel geslaagd zijn en goede beschrijvingen, levendige schilderingen of poëtische gedachten bevatten. Tegenover de slechte verzen, die Prof. Prinsen citeert,Ga naar voetnoot3 kan men de geslaagde beschrijving van het wilde paard uit Mazeppa plaatsen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Breng hier den hengst!’ Men bracht hem hier
Voorwaarl het was een nobel dier!
Tartaar van echt Ukranisch ras,
In wiens oogen de gloed,
In wiens spieren de spoed
Van een bliksemstraal was.
Ongeleerd, ongetemd,
Nooit door zadel geklemd,
Nooit door breidel bestierd,
Nooit door knieën genepen,
Eerst gistren gegrepen,
Sprong het woeste gediert
Eerst vooruit; hief den kop;
Brieschte luid; steigerde op;
Toen terug,
Even vlug
Met een schichtigen blik,
Schuimend van gramschap en woedend van schrik.Ga naar voetnoot1
Deze overzetting staat slechts weinig ten achter bij de oorspronkelijke verzen, welke zij zelfs overtreft in rhythme en beweging In Beets' verzen gevoelt men beter de onrust en de woestheid van het wilde steppenpaard dan in die van Byron: ‘Bring forth the horse!’ - the horse was brought!
In truth he was a noble steed,
A Tartar of the Ukraine breed,
Who looked as though the speed of thought
Were in his limbs; but he was wild,
Wild as the wild deer, and untaught,
With spur and bridle undefiled -
'T was but a day he had been caught;
And snorting, with erected mane,
And struggling fiercely, but in vain,
In the full foam of wrath and dread
To me the desert-born was led.Ga naar voetnoot2
Zuiver heeft Beets ook de volgende stemmingsvolle regels weergegeven: And gently oped the door, and spake
In whispers - ne'er was voice so sweet!
Even music followed her light feet.Ga naar voetnoot3
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Zachtkens ontsloot zij de deur zich, en zoetjes
Sprak zij tot andren; hoe schoon klonk het mij!
'k Hoorde muziek in de treetjes dier voetjes
Haar stem scheen me enkel melodij.Ga naar voetnoot1
Zoo zijn ook de aardige slotverzen van hetzelfde gedicht in de vertaling goed behouden: And if ye marvel Charles forgot
To thank his tale, he wondered not, -
The King had been an hour asleep.Ga naar voetnoot2
En zoo gij 't vreemd vindt, dat de Koning
Den Hetman zonder dankbetooning
Den zoeten sluimer vatten liet,
't Bevreemdde den verhaler niet:
De vorst toch, door zijn taal gesust,
Was reeds een vol uur in de rust.Ga naar voetnoot3
Natuurlijk zijn er ook minder en niet geslaagde gedeelten, waarop wij nog terugkomen; en de volle schoonheid van Byron's taal vinden wij in de Nederlandsche overzettingen nergens. Maar wij moeten niet vergeten, dat zoo ergens, op het gebied der letteren velen zijn geroepen, doch slechts weinigen uitverkoren. Byron behoort tot de laatsten; de Britsche dichter was een genie, terwijl de Nederlandsche schrijvers, die zich geroepen achtten hem bij ons in te leiden of hem na te volgen, ongetwijfeld mannen waren met letterkundigen en dichterlijken aanleg, maar bij wie wij genialiteit tevergeefs zoeken. Blijvende litteraire waarde heeft hun navolgingswerk dan ook niet; doch aan het tijdperk van onze literatuur, waarvan zij mede de vertegenwoordigers zijn, is het onafscheidelijk verbonden. - De voornaamste auteurs, die grootere of kleinere gedeelten van Byron's poëzie vertaald hebben, zijn, behalve Bilderdijk en Da Costa,Ga naar voetnoot4 Nicolaas Beets, Jacob van Lennep, J.J.L. ten Kate, S.J. van den Bergh, A. van der Hoop, C. Loots, H. Vinkeles, J.J. Abbink, K.L. Ledeganck, J.P. Hasebroek en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
E.J. Potgieter. Bovendien werd het dramatische gedicht Manfred in latere jaren niet minder dan vier maal in het Nederlandsch overgebracht, - door J.F. Brouwenaar in 1848, J.R. Steinmetz (1857), W. Gosler (1882) en G.C. van 't Hoog (1899) -, terwijl de Cain behalve door Da Costa, A.W. Engelen en Ten Kate, die gedeelten overzetten, nog in 1907 vertaald is door Dr. A.S. Kok. Al de laatstgenoemde vertalers vallen buiten ons bestek; ook volstaan wij met de vermelding van H. Vinkeles, die een overzetting van Sardanapalus,Ga naar voetnoot1 J.J. Abbink (1802-1870), die een vertaling van Heaven and Earth gaf; verder J.P. Hasebroek, die een enkel kleiner gedicht als de Stanzas written on the Road between Florence and Pisa, en E.J. Potgieter, die een gedeelte van The Dream een couplet uit The Prophecy of Dante en nog een enkel ander stukje, zooals een van de Hebrew Melodies, in onze taal overbracht.Ga naar voetnoot2 Ook door A. van der Hoop, C. Loots en K.L. Ledeganck is slechts weinig vertaald. Zoo blijven ons als hoofdfiguren ter beschouwing over Beets, Van Lennep, Ten Kate en S.J. van den Bergh. Chronologisch zou, zooals wij zagen, Van Lennep in de eerste plaats genoemd moeten worden; doch daar bij dezen de invloed van Byron betrekkelijk spoedig door dien van Walter Scott verdrongen werd, terwijl bij Beets juist het omgekeerde plaats had en de blijvende invloed die van Byron was, vangen wij onze beschouwing aan met den auteur, die in ons land gedurende een aantal jaren de verpersoonlijking geweest is van het Byronisme. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
II - Nicolaas Beets - Sonnet aan Chillon - De Gevangene van Chillon - Mazeppa - Parisina - Fragmenten - Joodsche Zangen - Verscheidene gedichten - De Droom - De Thyrza-gedichten - Aan Augusta - Kleinere gedichtenDe eerste vertalingen, die van de hand van Nicolaas Beets | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
het licht zagen, de Proeven uit Lord Byron's Werken, vormden het derde boekdeeltje van Westerman's Verzameling van Voortbrengselen van Uitheemsche Vernuften, dat in 1834 verscheen. Hierin komen voor: uit Parisina, Stanza 15-17, (Hugo's Dood); uit Mazeppa, Stanza 10-11; uit Beppo, Stanza 80; uit Lara, Stanza 1, (Canto II.); uit Don Juan, Stanza 192-198, (Canto I.); Stanza 2, (Canto III.) en Stanza 1, (Canto VII.). Verder treffen wij er in aan een elftal overzettingen uit de Hebrew Melodies, benevens de volgende Verscheiden Gedichten: 1. Scheidende (The kiss, dear maid.), 2. Aan*** (Well, thou art happy.), 3. Vaarwel (Farewell, if ever fondest prayer.), 4. O heerlijk zij de sfeer (Bright be the place of thy soul.), 5. Onder een Schilderij (Dear object of defeated care.), 6. Vaar gij wel (Fare Thee Well.), 7. Aan Genevra (Thine eye's blue tenderness.) en 8. Zangcoupletten (There 's not a joy.). Het volgende jaar verscheen een nieuwe verzameling overzettingen onder den titel van Gedichten van Lord Byron, waarin wij aantreffen: De Gevangene van Chillon, Mazeppa, Aan Marie (Vertaling van: Well, thou art happy.), Afscheid (The Kiss, dear Maid! thy lip has left.), Stancen aan Thyrza (And thou art dead.), Vaar gij wel (Fare Thee Well.) en Aan Augusta (Though the day of my destiny's over.). Het werkje was opgedragen aan Beets' Engelschen vriend John Ingram Lockhart en werd in 1837 gevolgd door een derden bundel, getiteld Parisina en andere Gedichten van Lord Byron. De opdracht van dit deeltje viel te beurt aan Beets' medestudent Bernardus Gewin, die de vriendelijkheid beantwoordde met een geschenk van de volledige uitgave van Byron's werken. ‘Geen Vondel’, zegt Beets, ‘kan meer in zijn schik geweest zijn met de “goude keeten en medalje van Koninginne Christina, door 't Afsetsel der Koninglijke Printe verdient”, dan ik het was met deze vriendengave; want tot hiertoe had ik geen enkele letter van den oorspronkelijken Byron in mijn bezit gehad, en al mijn vertalingen uit geleende boeken gemaakt’.Ga naar voetnoot1 De bundel bevat: Parisina, Hebreeuwsche Liederen, De Droom en de volgende Losse Stukken: Aan - (And wilt thou weep when | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
I am low.), Een Minnelied (Remind me not, Remind me not.), Aan Thyrza (Without a stone to mark the spot.), Aan Thyrza (Stanza's) (One struggle more and I am free.), Euthanasia, de volgende Verzen voor Muziek (Stanzas for Music.): 1. De Aarde kan geen vreugde geven (There's not a joy.), 2. Daar is geen van Schoonheids dochteren (There be none of Beauty's daughters.) 3. O, Heerlijk zij de sfeer (Bright be the place of thy soul.), benevens Morgengedachte (Lara II, 1.), Zomeravond (Uit de Monody on Sheridan's Death.) en Uit Don Juan (Julia's Afscheid van Don Juan, Canto I, Stanzas 192-198.). In 1848 verscheen van al deze vertalingen een gezamenlijke herdruk onder den titel van Navolgingen van Lord Byron. Enkele der kleinere gedichten waren geheel omgewerkt of zelfs opnieuw vertaald en ook aan de grootere was nog al iets veranderd. Wij komen nog op deze veranderingen, die bijna zonder uitzondering verbeteringen waren, terug. Beets zelf teekent er over aan: ‘Bij de vergelijking dezer nieuwe uitgave met de vroegere (1835, 1837) zal het misschien dezen of genen eenigszins verwonderen, dat ik nog heden zooveel moeite heb willen ten koste leggen aan de herziening van een arbeid, dien ik zeker verre zou zijn van nog te willen opzetten. Doch deze moeite, die men zich intusschen niet al te groot moet voorstellen, is mij eensdeels uitspanning en spelende oefening van den geest geweest, andersdeels beschouwde ik ze als een soort van letterkundige plicht. 't Scheen mij niet geoorloofd het werk van voor veertien, vijftien jaren nu door mijn handen te laten gaan zonder wegneming dier gebreken, die ik er al te duidelijk in zag, of zonder althans een poging aan te wenden om de schade te verkleinen, die erge misslagen en gebrekkige, versificatie aan de eer van het oorspronkelijke en aan de eer der Hollandsche taal hadden toegebracht; zonder, in een woord, het tot dien trap van volkomenheid te brengen, waartoe ik mij in staat gevoelde’.Ga naar voetnoot1 Inderdaad hebben de overzettingen er veel door gewonnen en wij hebben bij onze beschouwing van de vertaalde gedichten dan ook den vorm als maatstaf genomen, waarin zij in de Navolgingen voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
komen. In geheel denzelfden vorm en in dezelfde volgorde vindt men ze ook in de in 1874 verschenen uitgave van de volledige Dichtwerken van Nicolaas Beets: De Gevangene van Chillon; Mazeppa; Parisina; Fragmenten uit Lara, den Treurzang over Sheridan's Dood, Don Juan, Tasso's Klaagzang en Childe Harold, Joodsche Zangen en Verscheidene Gedichten, een zestiental overzettingen van kleinere stukjes, zooals de Thyrza-gedichten, De Droom, Aan Augusta en enkele andere. Aan deze gedichten ging vooraf Een Woord over Lord Byron's Poëzie, dat in de uitgave van 1874 achter de stukken is geplaatst. Het aan Manfred ontleende motto, de verzen, waarin de hoofdpersoon van dit drama gekarakteriseerd wordt, is hier op Byron zelf toegepast: This should have been a noble creature: he
Hath all the energy which would have made
A goodly frame of glorious elements,
Had they been wisely mingled; as it is,
It is an awful chaos - light and darkness -
And mind and dust - and passions and pure thoughts
Mix'd and contending without end or order,
All dormant or destructive.Ga naar voetnoot1
In de inleidende verhandeling wordt de poëzie van den Britschen dichter van een geheel ander standpunt beschouwd, dan de schrijver een tiental jaren te voren innam. Het is nu vooral de bezadigde predikant, die de fouten van den eens zoo bewonderden vertolker van de wereldsmart maar al te goed opmerkt en ze als een waarschuwend voorbeeld in het licht stelt. ‘Leerzaam zijn, gelijk het leven, zoo ook de werken van dezen dichter. Wij meenen het recht te hebben van te verwachten dat men ons op dit punt niet zal misverstaan. Dat zij ook gevaarlijk zijn zullen wij de laatsten wezen te betwisten. Wel is hun inhoud niet meer het specifiek vergif voor onzen tijd; diens idiosyncrasie vereischt iets anders. Het scepticisme van Lord Byron heeft misschien nog te veel zwakke oogenblikken en is door zijn zwaarmoedige zijde nog te ernstig; het ontleent te veel gronden aan het gevoel, het steunt te weinig alleen op koude rede. Noch- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
tans blijft de vorm voor de meesten altijd gevaarlijk, en de nieuwe belangrijkheid, die deze dichter aan de misdaad, het aandoenlijke, dat hij aan den wellust heeft bijgezet, het verheven licht, dat hij op het somber voorhoofd van den menschenhaat vallen laat, en die lauwe nevel van weemoed zelf, die over zijn meeste stukken verspreid ligt, ruim zoo zeer als de cynische lach of de lichtzinnige spotternijen, die daarin gehoord worden, kunnen niet dan een schadelijken invloed hebben op elk gemoed, dat tot geen vastheid van overtuiging gekomen is, en tot geen zuiverheid van zeden door beginsel en keuze. - - Het is van de groote genieën, dat men op onvergetelijke wijs leeren moet hoe alles ontbreekt waar de Heilige Geest ontbreekt, hoe alles miskend wordt waar Christus niet wordt gekend. Uit dit oogpunt niets stichtelijker, niets aandoenlijker dan de lezing van Byron. Op iedere bladzijde laat zich bespeuren wat er van hem als mensch en dichter geworden zoude zijn, indien hij van God had willen aannemen wat hij bij zichzelven, wat hij bij de menschen zocht; neen! waaraan hij liever wanhoopte, waarvan hij het zich eindelijk tot zijn hoogste eere maakte te weten dat het daar niet te vinden was’.Ga naar voetnoot1 Doch welke aanmerkingen er ook op den dichter en zijn werk gemaakt konden worden, het viel niet te ontkennen, dat er van zijn poëzie een ongekende bekoring uitging en dat de opgang, dien zij maakte, de invloed, dien zij oefende, algemeen en ongeëvenaard waren. De oorzaak hiervan was, dat Byron een geboren dichter was, aan wiens genie de schrijver ook recht laat wedervaren: ‘Het lezend publiek was door redeneerende en beschrijvende dichters niet meer dan beziggehouden, en slechts voor zoo ver het daar behoefte aan gevoelde, bij de vervuldheid der harten met staatkunde en oorlog tegen Frankrijk. Door zijn oudheidkundige liefhebberijen in middelmatige verzen, die echter iets liefelijks hadden, op te disschen, had Walter Scott het verval der kunst meer getoond dan gekeerd. Ook hij scheen zich geen hooger doel voor te stellen dan tijdverdrijf. Een zijner stukken droeg hij bijna op aan the spleen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoo stond de plaats nog open voor den man, die aan de indrukken, de gedachten, de krachten van zijn tijdvak een luide en een verheven uitdrukking leenen zou. Byron kwam die plaats vervullen. Revolutionnair door zijn vormen, autokraat door zijn hoogmoed en door zijn genie, verwezenlijkte hij op het gebied der letteren de groote denkbeelden van de laatste en der loopende tijden. Het scepticisme der achttiende eeuw vond in hem een vertegenwoordiger, maar die het door den nimbus eener dichterlijke droefgeestigheid een nieuwe bekoring wist bij te zetten: haar zinnelijke wijsbegeerte plaatste hij in den gloed zijner brandende verbeelding. Er is in hem van Voltaire, er is in hem van Rousseau, er is in hem van Bernardin de Saint Pierre; maar de Engelsche edelman, en de Engelsche zwaarmoedigheid, en de Engelsche zonderlingheid hebben er iets anders, iets nieuws van gemaakt. De hoogmoed der verlichting, het verfijnd egoïsmus, de oververzadiging en de insubordinatie, die het nieuwe tijdvak kenmerken, spiegelen zich in zijn werken. Voeg hierbij het belangwekkende van de persoonlijkheid van dezen dichter; zijn hooge geboorte; zijn avontuurlijk leven; zijn radicale gevoelens in het staatkundige; zijn karakter vol tegenstrijdigheden en den nevel van geheimzinnigheid, dien hij daarover in zijn werken uitspreidt; de miskenning, waarmede hij bij zijn eerste optreden bejegend was; den laster, waaraan hij menigmaal ten doel stond; de indrukmakende schoonheid van zijn gelaat; het grootmoedige, edele, teedere, ja weeke, dat zich in al zijn voortbrengselen, te midden van al wat dergelijke gevoelens scheen uit te sluiten, overvloedig vertoonde, en ook de omstandigheid dat zijn muze den oceaan liefhad, het reizen beminde, en van vreemde landen, luchten en zeden met een gansch nieuwe kracht van bekoring te verhalen wist. Dit alles was veel en zeer veel in de hand van een genie, wiens gevoel wel eenzijdig maar diep was, wiens verbeelding wel niet rijk in verscheidenheid maar des te sterker en te gloeiender op het punt, waarop zij staarde; een genie, toegerust met een titanischen moed om alles te durven en met een reuzenkracht om alles ten uitvoer te brengen; die genoeg in de school | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
der beste voorbeelden geleerd had en genoeg zijn taal meester was, zoowel om haar te buigen tot de zachtheid van het sirenengezang als om haar tot de kracht van den oorlogsdonder uit te zetten; en wien een juistheid van uitdrukking, een nieuwheid van beelden en vergelijkingen, en (zoo hij in kracht van samenstelling tekortschoot) een kracht van ontleding ten dienste stond, als misschien aan geen enkelen dichter vóór hem of tot nog toe na hem’.Ga naar voetnoot1 Zooals wij reeds hebben opgemerkt, heeft Beets de minst karakteristieke van Byron's grootere gedichten vertaald. Om den Britschen dichter goed te leeren kennen moet men naast zijn Childe Harold en Don Juan, die behoudens een enkel fragmentje nooit in het Nederlandsch zijn overgebracht, zijn Oostersche Gedichten The Giaour, The Corsair, Lara, ook The Bride of Abydos en The Siege of Corinth gelezen hebben. Al deze verhalen zijn door anderen vertaald; die gedichten, waarin de individualiteit van den schrijver het minst op den voorgrond treedt, doordat de inhoud eenigszins aan historische gegevens gebonden is, zijn door Nicolaas Beets gekozen: The Prisoner of Chillon, Mazeppa en Parisina. Men zal bemerken, dat er in de keuze een zekere climax is. Het eerstgenoemde is naar den maatstaf van Beets uit een zedelijk oogpunt het onschadelijkste van Byron's gedichten. De grondslag van Mazeppa is een verboden liefdehandel, die echter heel spoedig vergeten wordt door de belangstelling, die de lezer gevoelt voor den eigenlijken held van het stuk - het wilde paard uit de Ukraine. De schuldige verhouding, die de kern is van de intrigue in Parisina, is heel wat bedenkelijker en blijft het geheele stuk beheerschen. De Byroniaansche wanhoop, de trotsche verachting en onverzoenlijkheid is bij de hoofdpersonen van dit gedicht duidelijk waarneembaar. De smart-stemmingen van den Britschen dichter vinden wij verder in enkele fragmenten en in een aantal van de Verscheidene Gedichten. - Aan de vertaling van The Prisoner of Chillon laat de Nederlandsche dichter ook de overzetting van het Sonnet on Chillon voorafgaan. Wij laten hier ter vergelijking de beide sonnetten volgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Sonnet on Chillon
Eternal Spirit of the chainless Mind!
Brightest in dungeons, Liberty! thou art:
For there thy habitation is the heart -
The heart which love of thee alone can bind;
And when thy sons to fetters are consigned -
To fetters, and the damp vault's dayless gloom,
Their country conquers with their martyrdom,
And Freedom's fame finds wings on every wind.
Chillon! thy prison is a holy place,
And thy sad floor an altar - for 't was trod,
Until thy very steps have left a trace
Worn, as if thy cold pavement were a sod,
By Bonnivard! - May none those marks efface!
For they appeal from tyranny to God.
Aan Chillon
O Vrijheid! Eeuwge zucht van 't bandenloos gemoed!
Het heerlijkst schittert ge in den nacht der kerkerkrochten;
Want daar bewoont gij 't hart dat ge eeuwig blaken doet,
En dat geen banden kent, dan die 't aan u verknochten.
Ja, als een zware boei uw zonen d'arm omsluit,
Als ze in den vochten nacht des kerkers zijn begraven,
Dan stijgt des landzaats roem door 't martlaarschap dier braven,
En roept de Faam hun deugd in elke windstreek uit.
Chillon! uw kerkerhol is heilig; een altaar
Der vrijheid is uw vloerplaveisel; 't is betreden
(Totdat, alsof 't een perk van weeke zoden waar,
De koude zarken 't merk ontvingen van zijn schreden)
Door Bonnivard! - o, dat geen andre ze ooit vervang!
Luid roepen zij tot God om wraak voor zieledwang.
De verontwaardiging, die Byron gevoelde over de vrijheidsberooving van Bonnivard, en zijn bewondering voor diens martelaarschap komen ook in de overzetting tot haar recht. De ernstige toon is behouden en is nog verzwaard door de hexameters, die Beets gebruikt heeft voor de pentameters van het oorspronkelijke sonnet. Overigens veroorzaakt dit een verzwakking van het geheel. Hoeveel krachtiger klinkt de aanhef Eternal Spirit of the chainless Mind!
Brightest in dungeons, Liberty! thou art,
dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
O Vrijheid! Eeuwge zucht van 't bandenloos gemoed!
Het heerlijkst schittert ge in den nacht der kerkerkrochten.
Ook gaat bij den vertaler de personificatie min of meer verloren, doordat hij Spirit door zucht vertaalt, wat tegen den geest van deze verzen is. Bovendien is het ongewoon, dat de versregels van een sonnet uit zesvoetige jamben bestaan. Beets' rijmschema wijkt meer van de meest gebruikelijke af dan dat van Byron; waar bij dezen het type a-b-b-a//a-c-c-a//d-e-d//e-d-e voorkomt, daar vinden wij in het Nederlandsche gedicht a-b-a-b//c-d-d-c//e-f-e-f//g-g. De verlenging van het derde vers met dat ge eeuwig blaken doet is een verzwakking, terwijl het slotvers te scherp is weergegeven; om wraak roepen is veel te sterk voor to appeal to. Zoo zijn er meer zwakke punten. Maar verschillende gedachten zijn ook juist weergegeven, zooals de vochte nacht des kerkers voor the damp vault's dayless gloom; ook de vierde versregel is goed getroffen. En wat de hoofdzaak is, de stemming van het sonnet is wel bewaard gebleven. Dit kan ook gezegd worden van het gedicht zelf. Het kan niet de bedoeling van deze verhandeling zijn zooveel mogelijk te wijzen op de vele vertaalde plaatsen, waarop aanmerkingen te maken zijn, of daartegenover te stellen de ook niet weinige gelukkige overzettingen. Wij willen in de eerste plaats trachten den indruk weer te geven, dien de lezing van het geheel maakt, en dien vergelijken met de stemming, die gewekt wordt door het oorspronkelijke gedicht. Daarbij zullen wij evenwel trachten het licht te laten vallen op tekortkomingen en op plaatsen, welke opvallen door juistheid van vertaling of schoonheid van uitdrukking. The Prisoner of Chillon heeft ons altijd getroffen door de kalme schoonheid van het geheel, den ernstigen toon van met berusting gedragen lijden ter wille van een hooger doel, het echt en diep menschelijk gevoel, dat uit bijna alle verzen spreekt, het roerende slot, dat voor dezen bevrijden gevangene zoo volkomen natuurlijk is: So much a long communion tends
To make us what we are; - even I
Regained my freedom with a sigh.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
In de overzetting is de stemming in verzwakte mate bewaard gebleven. De hopelooze gevangenschap wordt ons bij Byron in enkele verzen duidelijk voor oogen gebracht: Lake Leman lies by Chillon's walls:
A thousand feet in depth below
Its massv waters meet and flow;
Thus much the fathom-line was sent
From Chillon's snow-white battlement,
Which round about the wave inthralls:
A double dungeon wall and wave
Have made and like a living grave
Below the surface of the lake
The dark vault lies wherein we lay:
We heard it ripple night and day;
Sounding o'er our heads it knocked;
And I have felt the winter's spray
Wash through the bars when winds were high
And wanton in the happy sky;
And then the very rock hath rocked,
And I have felt it shake, unshocked,
Because I could have smiled to see
The death that would have set me free.Ga naar voetnoot1
Deze beschrijving luidt bij Beets aldus: Diep is 't meer Leman: duizend voet
Zonk 't peillood, dat het sterk kasteel
Liet dalen van zijn wit rondeel
En nederzinken in den vloed,
Die 't insluit van rondsom;
En onder 't waterpas der kom
Was 't wulf, waar 'k met mijn broeder lag,
Door dikke muren, diepe golven
Als levende in dit graf bedolven.
Wij hoorden 't water nacht en dag,
Steeds boven onze hoofden woelen
En rustloos klaatren; ja ik zag
't Bij stormig weer en winterdag
Wel eens de tralies binnenspoelen
Dan trilde soms de rots, en ik....
Ik trilde niet; hoe zoude ik beven?
Ik had verblijd en zonder schrik
Een eind zien komen aan mijn leven.Ga naar voetnoot2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kasteel Chillon
De Kerker van Bonnivard
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Men gevoelt het: de indruk is zwakker, maar wij hebben toch een goed beeld van den verschrikkelijken kerker en de wanhoopsstemming van den gevangene. Hetzelfde is het geval met de schildering van de ontzettende wanhoop, die zich van den overlevende meester maakt als zijn laatste broeder bezweken is, en van het gevoel van verlatenheid, dat er op volgt:
I only stirred in this black spot,
I only lived, I only drew
The accursed breath of dungeon-dew.Ga naar voetnoot1
Ik, ik bewoog mij hier alleen;
Ik slechts, ik leefde in 't aaklig oord
Van nacht, gevangenschap en moord,
Ik, niemand met mij, ik
Haalde adem in die plaats van schrik.Ga naar voetnoot2
Wel zeer verre blijft de Nederlandsche beschrijving ten achter bij de oorspronkelijke in de schildering van den toestand van wezenloosheid, waarin Bonnivard vervalt, nadat hem alles, wat hem dierbaar was, is ontvallen. It was not night - it was not day;
It was not even the dungeon-light,
So hateful to my heavy sight,
But vacancy absorbing space,
And fixedness - without a place;
There were no stars - no earth - no time -
No check - no change - no good - no crime -
But silence, and a stirless breath
Which neither was of life nor death;
A sea of stagnant idleness,
Blind, boundless, mute and motionless!Ga naar voetnoot3
't Was nacht noch dag
Hetgeen ik zag,
Zelfs niet dat haatlijk kerkerschemeren.
Wat mij voor de oogen scheen te wemeren,
Was ruimte zonder perk of palen,
Voorwerpen zonder plaats of stand,
Met eeuwig wervlen, wielen, walen,
Omzwierend buiten elk verband;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Geen lucht, geen zee,
Geen licht, geen sterre;
Geen wel, geen wee
Nabij noch verre;
Geen dalen, geen stijgen,
Geen schokken, geen stoot,
Maar angstigend zwijgen,
Werktuigelijk hijgen,
Geen leven, geen dood;
Een drijven op wolken
Doorzichtig en iel,
Een zinken in boômlooze kolken....
Een dalende nacht voor de ziel....Ga naar voetnoot1
Hoe forsch en aangrijpend is de schildering bij Byron; welk een zoeken naar rijmwoorden, welk een onwezenlijkheid bij Beets! Veel beter is hij geslaagd in het weergeven van de schoone passage, waar het gezang van den vogel den toestand van apathie verbreekt en als een blijde lichtstraal het sombere gemoed van den gevangene verheldert. Op eens! wat geluid?
't Is eens vogels gefluit;
Het verpoost, en gaat voort, -
Schooner een zang had ik nimmer gehoord.
Tranen van dank kwamen op in mijn oogen;
'k Was voor een wijl aan mijn kerker onttogen.Ga naar voetnoot1
Maar weer lang niet zoo goed voldoet ons het slot van de overzetting; een warme toon treft ons in Byron's eindverzen en wij gevoelen volkomen, dat de gevangene zich zelfs aan zulk een sombere omgeving kan hechten. These heavy walls to me had grown
A hermitage - and all my own!
And half I felt as they were come
To tear me from a second home:
With spiders I had friendship made,
And watched them in their sullen trade
Had seen the mice by moonlight play,
And why should I feel less than they?Ga naar voetnoot2
Deze verzen luiden in de vertaling: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Was 't hol, waar elk van gruwen zal,
Mijn thuis, mijn eigendom, mijn all
En 'k schroomde schier, toen 't uur genaakte
Mij af te scheuren van een krocht,
Waaraan de tijd mij had verknocht,
Waar 'k met de spinnen vriendschap maakte,
Die 'k dikwijls, ijvrende in haar web,
Met afgunst gâgeslagen heb;
Waar 'k, als de maan wat helder glanste,
Het muisje soms met wellust zag,
Wanneer 't met luchte sprongen danste
Op d'eigen vloer waar 'k nederlagGa naar voetnoot1.
De sympathetische stemming wordt door de Nederlandsche verzen niet gewekt; het zijn woorden zonder ziel. Hoe goed kunnen wij ons den eenzamen Bonnivard voortstellen, die de spinnen in zijn kerker ten slotte als vrienden beschouwt, ze met belangstelling uren lang in haar doen en laten volgt. Wat maakt Beets daarvan? Die 'k dikwijls, ijvrende in haar web,
Met afgunst gâgeslagen heb.
Onaangenaam doen verder rijmen aan als En 'k wenschte droevig zuchtend, dat
'k Mijn boei maar niet verlaten had,Ga naar voetnoot1
of En kwam met balsem voor een ziel
Die niets op aard meer overhiel,Ga naar voetnoot2
of woordschikkingen als Het kreunen van zijn ademtocht
Dat hij, vergeefs wel duizend malen
Mij te verbergen had gezocht.Ga naar voetnoot3
De slotverzen geven de oorspronkelijke gedachte zuiver weer: Zoo kan gewoonte en tijd verbinden,
En ons verzoenen met ons lot!
Ja, wederkeerende in de lucht,
Hernam 'k de vrijheid met een zucht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
The Prisoner of Chillon is ook door K.L. Ledeganck (1805-1847) in het Nederlandsch overgebracht. Meer dan Beets heeft deze schrijver Byron op den voet gevolgd en ook de verdeeling in veertien strophen van ongelijke lengte bewaard. In 't algemeen geldt voor deze vertaling hetzelfde als wat van die van Nicolaas Beets is gezegd, doch wij stellen de laatste in bijna alle opzichten hooger. De beschrijving van Bonnivard's toestand van wezenloosheid is beter, die van de uitwerking, welke het gezang van den onverwachts binnengekomen vogel op zijn gemoed heeft, minder goed dan die bij Beets. Zeer slecht is inderdaad het slot bij Ledeganck: Zoo kan gewoonte aan lot en plaats
Ons maken wat wij zijn. Ja, zeer
Bedrukt zag ik de vrijheid weer.Ga naar voetnoot1
Het Sonnet is door Ledeganck niet vertaald. Ook in Mazeppa heeft Beets den dichter niet altijd geheel op den voet gevolgd; maar de verdeeling in een twintigtal strophen van verschillende lengte is bewaard, hoewel de nummering ontbreekt. Het gedicht is evenals De Gevangene van Chillon geschreven in viervoetige jamben, die hier en daar door kortere versregels worden afgewisseld. Ook dat metrum heeft de vertaler behouden, alleen heeft hij vaker dan Byron kortere verzen ingelascht. Voor de eenheid van het stuk is dit niet altijd bevorderlijk; een goed effect bereikt de Nederlandsche dichter er door in de strophe, waarin het vurige ongetemde paard wordt beschreven, doch in de derde strophe zouden wij bij de beschrijving van het terneergeslagen overschot van Karels verslagen leger liever den rustiger tetrameter gebruikt zien. In den hoofdpersoon Mazeppa is het Byroniaansche type niet te herkennen, ondanks de gelijkenis van de ontrouwe Theresa met Teresa Guiccioli, met wie de schrijver kennis had gemaakt, toen hij het gedicht schreef. La Guiccioli moge al niet geheel als prototype gediend hebben bij de schildering van de Poolsche Theresa, zoowel naar het uiterlijk als naar het innerlijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
doet de laatste denken aan de schoone Italiaansche gravin, die in Byron's hart zulk een voorname plaats innam. She had the Asiatic eye,
Such as our Turkisch neighbourhood
Hath mingled with our Polish blood,
Dark as above us is the sky;
But throught it stole a tender light,
Like the first moonrise of midnight;
Large, dark and swimming in the stream,
Which seemed to melt to its own beam;
All love, half languor, and half fire,
Like saints that at the stake expire,
And lift their raptured looks on high
As though it were a joy to die.
A brow like a midsummer lake,
Transparent with the sun therein,
When waves no murmer dare to make,
And heaven beholds her face within.Ga naar voetnoot1
Beets, die vrouwen altijd talentvol heeft weten uit te beelden, geeft deze beschrijving aldus weer: Zij had het Aziatisch oog
Van haar, die uit de mengling sproten,
Van onze Poolsche landgenooten
Met schoonen van een Turksch geslacht;
Gitzwart gelijk dees donkre nacht,
Maar van een glans doorgloed,
Als waar de maan de donkerheid
Van 't duister mid'nachtuur meê scheidt,
Als zij de zwarte wolken kliefde, -
Groot, donker, drijvende in een vloed
Van zachte teederheid, gansch liefde,
Half kwijning, en half vuur, - een blik
Als die van martelaars in 't sneven
Verrukt ten hemel opgeheven
Als bracht de dood hun vreugd voor schrik;
Een voorhoofd als een meertjen effen,
Wanneer geen windje 't komt verheffen,
Waarvan geen enkel golfje wiegelt,
En waar de hemel zich in spiegelt.Ga naar voetnoot2
Maar de daarop volgende verzen staan al te zeer bij de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
oorspronkelijke achter en zijn ook niet juist. Waar wij bij Byron lezen: I loved her then, I love her still;
And such as I am, love indeed
In fierce extremes - in good and ill,
daar vinden wij in de vertaling: Toen minde ik haar, en 'k min haar nog
En als een man, wien goed en kwaad
In uitersten ter harte gaat.
Beets schijnt met de verboden liefde van Mazeppa min of meer verlegen te zijn geweest. Wel heel sterk komt dit uit in de achtste strophe, waar de dichter de verrassing in luchtig schertsende verzen verhaalt: For lovers there are many eyes,
And such there were on us; the Devil
On such occasions should be civil -
The Devil! - I'm loth to do him wrong,
It might be some untoward saint,
Who would not be at rest too long,
But to his pious bile gave vent -
But one fair night, some lurking spies
Surprised and seized us both.Ga naar voetnoot1
Hiervan maakt Beets: Ach, hoe hij zich verbergen moog,
Verboden min val licht in 't oog.Ga naar voetnoot2
Ook de passage over den bedrogen echtgenoot laat de vertaler geheel weg. Beets dorst het blijkbaar in 1848 niet aan de volgende verzen onder de oogen van zijn landgenooten te brengen: An angry man, ye may opine,
Was he, the proud Count Palatine;
And he had reason good to be,
But, he was most enraged lest such
An accident should chance to touch
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Upon his future pedigree;
Nor less amazed, that such a blot
His noble 'scutcheon should have got,
While he was highest of his line;
Because unto himself he seemed
The first of men, nor less he deemed
In others' eyes, and most in mine.
'Sdeath! with a page - perchance a king
Had reconciled him to the thing;
But with a stripling of a page -
I felt - but cannot paint his rage.Ga naar voetnoot1
Intusschen is het merkwaardig, dat de beide geëlimineerde gedeelten in de uitgave van 1835 wel voorkomen. Wij moeten hier blijkbaar denken aan het aan Huygens ontleende motto, dat Beets in 1873 boven zijn voorrede bij deze gedichten plaatste, ‘Is 't onkruyt, 't is van 't best’, en dat hij gemeend heeft enkele schadelijke planten te moeten uitroeien. Het is niet gewaagd te onderstellen, dat het predikambt deze besnoeiing in de hand heeft gewerkt. Door dergelijke uitlatingen en onjuiste vertalingen maakt echter het liefdesavontuur in de overzetting een anderen indruk dan in het oorspronkelijke. Bovendien doen de uitlatingen kinderachtig aan; het verhaal werd toch niet pasklaar gemaakt voor een klasse van schooljongens! Beter is de vertaler geslaagd in de schildering van het paard, dat evenals bij Byron van het begin tot het eind onze aandacht boeit. In zijn woede, in zijn kracht, in zijn vermindering en bij zijn dood, overal is het goed geteekend. Te midden van zijns gelijken zien wij het nog eenmaal steigeren, hooren wij het nog eenmaal brieschen - ook bij Beets. De staarten dreigende opgeheven,
De manen golvend langs den nek,
Met nooit door 't bit beknelden bek,
En neuzen nooit door riem omgeven,
Die wijd en snuivende openstaan;
Met nooit door 't staal geschoeide voeten,
En lenden vreemd aan zweep en spoor,
Kwam als een zwellende oceaan,
Een duizend paarden steigrend aan,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
En draafde woest de valkte door,
Als om ons op den tocht te ontmoeten.
Hun aantocht bracht
Een wijl de kracht
In d'afgematten klepper weer;
Hij steigerde op als om te groeten,
En hinnikte - en viel neer.Ga naar voetnoot1
Het geheele gedicht door verneemt men den stap, den galop, het gebriesch, het gesnuif of de moeilijke ademhaling van het edele dier; van eentonigheid noch afmatting is sprake en ook in de vertaling blijft de belangstelling tot het einde geboeid. Ook hier bezwijkt de lezer een oogenblik met Mazeppa: Het zwerk scheen als een rad te wielen;
De boomen tuimelden en vielen
Als dronkaards; snel voorbijgevlogen
Verscheen een flikkring voor mijn oogen;
Toen zag 'k niets meer -,Ga naar voetnoot2
om weer bij te komen in het koude water van den woesten stroom, welken het dier met inspanning van zijn laatste krachten doorklieft. Uitgeput bereikt het den oever, De huid doorweekt en blinkend glad,
De manen druipende van 't nat,
De leden rillende, en de borst
Met weggesnoven schuim bemorst,
De lenden rookende, en de pooten
Met kracht op d'oever uitgestrekt,
Die poogt den zwemmer af te stooten,
Die zijn gespannen muskels rekt, -
Heeft eindlijk 't ros den kant bestegen,
Die op een open heide bracht,
Befloersd door 't duister van den nacht,
En dor en aaklig allerwegen:
Zij scheen, als de afgrond, dien we in droomen
(Maar vruchtloos!) trachten dóór te komen,
Zich immer verder uit te strekken.Ga naar voetnoot3
Deze beschrijving staat maar weinig bij de oorspronkelijke ten achter: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
With glossy skin, and dripping mane,
And reeling limbs, and reeking flank,
The wild steed's sinewy nerves still strain
Up the repelling bank.
We gain the top: a boundless plain
Spreads through the shadow of the night,
And onward, onward, onward - seems,
Like precipices in our dreams,
To stretch beyond the sight.Ga naar voetnoot1
Goed geslaagd is ook het gedeelte, waar de dichter beschrijft hoe de aasvogel reeds boven het doode dier en den stervenden mensch rondzweeft: En tusschen mij en de avondzon,
Zag 'k reeds de raaf verbeidend zwerven,
Die nauwlijks zóólang wachten kon,
Tot ik, gelijk mijn beest, zou sterven,
Eer zij haar aaklig maal begon.
Zij vloog, zat neder en vloog weer,
En naderde altijd meer en meer.Ga naar voetnoot2
In deze verzen komt de gedachte van den Britschen dichter eveneens goed tot haar recht. Jammer is het, dat ook in de overzetting van Mazeppa hinderlijke rijmen en zinswendingen voorkomen. Zoo moet het onbetoonde voegwoord dat ook hier eenige malen het laatste accent van den versregel dragen: - is het wonder dat
Dit lichaam koortsig, lijdend, bloedend,
Op 't laatst geen kracht tot weerstand had.Ga naar voetnoot3
Hier strekte
Mazeppa zich op 't leger, dat
Hij van geblaârt vergaderd had.Ga naar voetnoot4
Een goodly striplingGa naar voetnoot5 is onjuist vertaald door een knaap van melk en bloed. Van de niet erg mooie verzen van Byron, This change was wrought, too, long ere age
Had ta'en my features for his pageGa naar voetnoot6,
geeft de vertaler de afschuwelijke overzetting: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar dit verval begon reeds, eer de tijd
Mijn tronie zich ten dagboek had gewijd.Ga naar voetnoot1
Nog een paar takjes onkruid volgen hier: Want zeer had hij gevreesd
Dat zijn amechtig beest,
In nattigheid en koude,
Te grazen weigren zoude.Ga naar voetnoot2
Ja, razend als 't bedorven kind,
Dat ge in zijn wil weerstreeft,
Of zoo gij 't beeld gepaster vindt,
Als 't vrouwtje dat hem heeft.Ga naar voetnoot3
Slechter had de vertaler de oorspronkelijke verzen niet kunnen teruggeven. Men vergelijke Byron's woorden: All furious as a favoured child
Balked of its wish; or - fiercer still -
A woman piqued - who has her will!Ga naar voetnoot4
Wij komen nu aan het laatste van de door Beets overgezette grootere gedichten, Parisina. Dit gedicht bestaat evenals het voorgaande uit twintig strophen van ongelijke lengte, welke indeeling, wederom zonder de nummering, in de vertaling bewaard is. Ook de viervoetige jamben van het oorspronkelijke vinden wij in het Nederlandsche gedicht terug, ook hier door kortere, een enkele maal door langere versregels afgewisseld. Zooals wij zagen, is het verhaal gebaseerd op de schuldige verhouding tusschen Hugo en zijn stiefmoeder Parisina. Als de bedrogen echtgenoot Azo de betrekking tusschen zijn bastaard-zoon en zijn vrouw ontdekt, dorst hij als een andere Othello naar wraak, maar gaat bij dezelfde hardheid alleen met meer vertoon van uiterlijke rechtvaardigheid te werk. De vertaler is dus ook hier geplaatst voor de taak de beschrijving van de ‘verboden liefde’ en wat daaruit voortvloeit weer te geven. Wij laten hier de derde strophe, waarin het heimelijk samenzijn der | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gelieven wordt beschreven, volgen, om daarna te zien of de gedachten van den dichter ook in de vertaling tot haar recht komen. And what unto them is the world beside,
With all its change of time and tide?
Its living things - its earth and sky -
Are nothing to their mind and eye.
And heedless as the dead are they
Of aught around, above, beneath;
As if all else had passed away,
They only for each other breathe;
Their very sighs are full of joy
So deep, that did it not decay,
The happy madness would destroy
The hearts which feel its fiery sway:
Of quilt, of peril, do they deem
In that tumultuous tender dream?
Who that have felt that passion's power,
Or paused, or feared in such an hour?
Or thought how brief such moments last?
But yet - they are already past!
Alas! we must awake before
We know such vision comes no more.Ga naar voetnoot1
Byron laat in deze verzen het licht vallen op het hoogste genot, den teederen wellust, die de twee minnenden in elkanders bijzijn smaken. Voor niets anders hebben zij oog of oor; de aarde beneden, de hemel boven hen, het laat hun alles onverschillig. Zij leven enkel voor elkaar; zelfs hun zuchten zijn vol zaligheid, een zaligheid die zoo groot is, dat, als ze bleef voortduren, het hart haar niet zou kunnen verdragen. Zouden zij in zulk een onstuimigen droom van teederheid aan schuld, aan gevaar kunnen denken? Wie, die de macht van zulk een hartstochtelijke liefde heeft gevoeld, heeft ooit in zoo'n uur geaarzeld, of gevreesd, of aan den korten duur er van gedacht? Toch is het voorbij, voordat wij er aan denken. Helaas! wij zijn ontwaakt voor we weten, dat zulk een droom nooit terugkeert. Beets geeft deze strophe als volgt weer: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
En nu, wat is voor hun gemoed
Dees wereld met haar ebbe en vloed?
Ach, hemel, aarde, menschdom, God,
Vergeten zij voor zingenot,
Als dooden schijnen ze onbewust
Van wat er om hen woelt of rust.
Zij zien elkander slechts in 't oog
Of heel de schepping hun vervloog.
Elk zuchtje prikkelt nog de lust,
En pijnigt met de zoetste smart,
En tergt het brein, en blaakt het hart.
Wie droomt er, in dien wilden droom,
Van schuld of straf, gevaar of schroom,
Van lange wroeging, scherp verwijt?
De woeste hartstocht laat geen tijd
Om voor een oogenblik te denken,
Hoe kort een vreugd hij slechts kan schenken.Ga naar voetnoot1
In tegenstelling met den geest van de oorspronkelijke verzen vestigt de vertaler vooral de aandacht op de schuld, de straf, het scherpe verwijt, de lange wroeging, die deze ‘korte vreugd’ noodwendig na zich moet sleepen. Onjuist is wat hij van de passage over their very sighs, bij Byron zuiver gevoeld en mooi uitgedrukt, maakt: Elk zuchtje prikkelt nog de lust,
En pijnigt met de zoetste smart,
En tergt het brein, en blaakt het hart.
Ook de slotverzen van de strophe zijn foutief weergegeven. De gedachten van den Britschen dichter hier zijn zuiverder uitgedrukt in de vertaling, die J.J.L. ten Kate van Parisina heeft gegeven. Ter vergelijking laten wij hier hetzelfde gedeelte in de overzetting van den laatstgenoemde volgen. En wat nu zou hun de aarde zijn,
Met de ebbe en vloed van vreugd en pijn?
De waereld hier en God omhoog
Zijn niets meer voor hun hart en oog:
Zij zijn bewustloos als de dooden,
Van alles, boven of beneên,
En aâmen voor elkaar alleen,
Als ware al 't andre weggevloden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Hun zuchtjens zelfs zijn vol genucht,
Zoo diep, dat als die wilde ontroering,
Die zielsbedwelming, niet ontvlucht,
Hun hart bezwijkt in zijn vervoering.
Wat weten zij van schuld of schroom
In zulk een wilden, teedren droom?
Wien heeft ooit de eigen drift bewogen,
Die keerde of vreesde in zulk een uur,
Of dacht aan weeldes korten duur?
En nu - ze is reeds voorbijgevlogen.
Helaas, we zijn bedroefd ontwaakt,
Eer wij, misleiden, 't gissen mogen
Dat zulk een droom maar éenmaal wordt gesmaakt.Ga naar voetnoot1
Wij vervolgen onze lezing van Beets' vertaling en worden terstond weder getroffen door Op eens een plotselinge schrik
Voor 't vredig glinstrend hemellicht
Weerkaatsend van hun aangezicht;
Gevoel van onvergeefbre zonden
Door iedre stille, reine ster
Met afschuw aangezien van ver.
Kan Byron dat bedoeld hebben? Laat ons zien, wat hij zegt. While gleams on Parisina's face
The Heaven she fears will not forgive her,
As if each calmly conscious star
Beheld her frailty from afar.
Dat is geheel iets anders. De dichter legt hoogstens in de sterren een stil verwijt over Parisina's zwakheid. Wij kennen Byron trouwens te goed, dan dat hij in het toegeven van de vrouw aan haar liefdesdrang een onvergeefbare zonde, waarop de sterren met afschuw nederblikken, zou zien. Ook hier is Ten Kate zuiverder in zijn overzetting: Dat plechtig zwijgen van den nacht,
Die glans der kuische sterrenwacht,
Die al hun schuld heeft gâ geslagen,
't Heeft alles een geheime kracht.Ga naar voetnoot2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De tragiek, die er schuilt in de wijze, waarop Prins Azo de ontrouw van Parisina ontdekt, is door Beets in het algemeen beter weergegeven, hoewel wij ook in dit gedeelte een paar onjuistheden aantreffen. Wij laten hier de passage volgen. Naar 't eenzaam bed keert Hugo thans,
En smacht er van verboden lust;
Zij legt het schuldig hoofd ter rust
Aan 't argloos hart eens trouwen mans.
5[regelnummer]
Zij slaapt, maar koortsig; 't heete bloed
Ontsteekt haar wang in purpergloed;
Zij droomt, en op haar lippen stijgt
Een naam, dien zij bij dag verzwijgt.
Zij woelt en slaat haar armen uit,
10[regelnummer]
Dat zij haar vriend aan 't harte sluit',
En doet haar echtgenoot ontwaken,
En streelt hem met den zoeten waan,
Die lieve omhelzing ging hem aan,
Die haar gelukkig poogt te maken;
15[regelnummer]
Tot schreiens is hij aangedaan,
En opgetogen ziet hij neder
Op de engel, in haar slaap zoo teeder!Ga naar voetnoot1
De onjuistheden schuilen aan het begin en aan het slot; voor regel 4 lezen wij bij Byron: A husband's trusting heart beside,
waarmede alleen is uitgedrukt, dat Azo haar vertrouwt. Regel 14 is een foutieve overzetting; in 't oorspronkelijke lezen wij: And happy in the thought, mistakes
That dreaming sigh, and warm caress
For such as he was wont to bless.
Ook regel 17 is niet de juiste vertaling van .... her who loves him even in sleep.Ga naar voetnoot2
Zoo zouden wij meer onnauwkeurigheden kunnen aanwijzen; het spreekt van zelf, dat de indruk van het geheel door dit alles geschaad wordt. In het algemeen voldoet de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
lezing beter, naarmate wij het einde naderen; de vertaler is dan blijkbaar min of meer over de gevaarlijke punten heen. Zoo is het tooneel van den vertoornden vader, die ter rechtszitting een onverbiddelijk vonnis velt, goed weergegeven: Hij was een man van kort beraad,
En in de richtszaal van zijn staat
Zat Azo, Este's wettig heer,
Ter zetel zijner rechtsmacht neer.
Zijn eedlen en zijn wacht zijn daar,
En voor zijn oogen 't schuldig paar,
Ach! beide in 's levens eerst getij,
En zij.... hoe naamloos schoon is zij!
Ai mij, ontwapend en geboeid,
Staat daar een zoon voor 't streng gericht
Eens vaders, die van gramschap gloeit,
En moet op 't doodsbleek aangezicht
Een ongenadig vonnis lezen....
Toch schijnt hij niet verplet te wezen,
Maar klemt met kracht de lippen dicht.Ga naar voetnoot1
Pijnlijk voor het gemoed zijn de verwijten door den zoon tot den vader gericht; dit gedeelte komt wel tot zijn recht, evenals de fierheid en het gevoel voor rechtvaardigheid, waardoor Hugo zich onderscheidt. Het heeft den vertaler blijkbaar goed gedaan, dat de veroordeelde in zijn laatste oogenblikken den troost der kerk niet versmaadt. Voor de overblijvenden is er slechts wanhoop; van vertroosting door het geloof hooren wij niets Dit Byroniaansche slot is eveneens goed weergegeven: Zoo ging 't met Azo. Immer treurde
Zijn ziel inwendig om 't gebeurde.
Hij droeg zijn dooden in zijn hart.
Daar was een ledig in zijn leven,
Slechts aan te vullen door zijn smart.
Hij durfde zich de hoop niet geven
Dat daar hereening was bij God
Met die zoo schuldig moesten sneven.
Zij wrochten zich hun eigen lot.
Het strengste vonnis was rechtvaardig,
Hun euveldaad geen deernis waardig....
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook die gedachte schonk geen troost;
Zijn smart bleef knagen, onverpoosd.
Wanneer een wijze hand de loten
Waarin verderf sloop, zorgzaam snoeit,
Het deert den boom niet, maar hij bloeit,
In versche twijgen uitgesproten;
Maar als des hemels ongenade
Den bliksem in zijn kruin deed woên,
Dan voelt de stam de onheelbre schade,
En niet een takje wordt meer groen.Ga naar voetnoot1
De schoone vergelijking met den door den bliksem getroffen boom komt ook bij Beets tot haar recht. Wij zouden onze beschouwing hiermede kunnen besluiten, als er ook in dit gedicht niet een aantal storende woorden en uitdrukkingen opvielen, die wij niet stilzwijgend mogen voorbijgaan. Het is zeker aan het zoeken naar rijmwoorden te wijten, dat uitdrukkingen als de gecursiveerde zijn blijven staan. Hij trok zijn dolk, maar stak hem weer
Ter scheede voor de punt ontbloot was;
Schoon Parisina's misdrijf groot was,
Haar schoonheid zette hem ter neer.Ga naar voetnoot2
't Gebroken hart der liefste vrouwe
Hef, met mijn afgeslagen kop,
Het loflied van uw jonglingstrouwe
En vaderlijke teerheid op.Ga naar voetnoot3
Wie hartstocht tot den val genoopt had,
Maar die de schande niet verdroeg,
Waarmeê de ontdekking ze overhoopt had,
Die 't hart haar met vertwijfling sloeg.Ga naar voetnoot4
Gewis, hier werd slechts recht gedaan....
Maar 't schouwspel was niet uit te staan.Ga naar voetnoot5
Uit Lara vertaalde Beets alleen de eerste stanza van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Canto II, de beschrijving van den morgenstond, ‘een kleine proeve van des dichters natuurbeschouwing, gretiger om contrasten dan om harmonieën op te vangen’.Ga naar voetnoot1 De overzetting is zeer vrij; Beets heeft wel is waar Byron vers op vers gevolgd, maar tevens alles uitgebreid. De vijfvoetige jamben van het oorspronkelijke zijn in de vertaling tot alexandrijnen verlengd; het aantal verzen, dat bij Byron slechts zeventien bedraagt, is tot acht en twintig aangegroeid. Mede daardoor is het krachtige en opgewekte, dat ons in het oorspronkelijke zoo bekoort,Ga naar voetnoot2 in de overzetting geheel verloren gegaan. Men vergelijke bijvoorbeeld eens de forsche regels van den Britschen dichter Immortal Man! behold her glories shine,
And cry, exulting inly, ‘They are thine!’
met de slappe verzen, die de vertaler hiervoor in de plaats geeft: Onsterflijk mensch, aanschouw die wondren rondom u,
En roep dan in uw waan met opgetrokken slapen
En fiere blikken uit: ‘'t Werd al om mij geschapen!’
Bovendien is deze vertaling niet juist. De dichter laat den mensch in verrukking uitroepen: ‘Al dat schoone in de Natuur, de zon aan den hemel, het leven op de aarde, de bloemen, de stroomen, het behoort alles u!’ Van waan of van fiere blikken is geen sprake. Voor de sobere woorden Health on the gale, and freshness in the stream
lezen wij: Dezelfde frischheid aâmt in 't koeltje nu als toen;
Als toen verrast de zon den heldren stroom in 't wiegelen
Nog heden, om zich 't hoofd er dartel in te spiegelen.
Hoe misplaatst is verder een woord als traantje in een regel als Noch aard noch hemel zal om u een traantje plengen,
waar wij in het oorspronkelijke vinden: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Nor earth nor sky will yield a single tear.
Ons hinderen trouwens al die verkleinwoorden voortdurend; men wordt wee van het maantje, het bloempje, het meertje. In dit fragment worden wij onthaald op een koeltje, een traantje, een wolkje, een windje en een zuchtje, waarvan de vier laatstgenoemde nog wel in vier opeenvolgende verzen met ernstige strekking voorkomen. - Deze overzetting achten wij slecht geslaagd. Wanneer wij hiermede de vertaling van S.J. van den Bergh, die het geheele gedicht in onze taal overbracht,Ga naar voetnoot1 vergelijken, dan worden wij in het algemeen getroffen door een nauwkeuriger weergave; ook hier is het aantal verzen tot acht en twintig uitgebreid, al is de pentameter bewaard. Aan de geciteerde verzen aanvangende met Immortal Man! geeft ook deze vertaler echter een onjuiste beteekenis: Onsterflijk mensch, aanschouw die heerlijkheden
En roep dan uit in uw verdwaasden waan:
Dit alles moet om mij alleen bestaan!
Een beschrijving van den avondstond ontleent Nicolaas Beets aan de Monody on the Death of the Right Hon. R.B. Sheridan, waarin de schoone vergelijking van den avond bij een pauze in de Natuur voorkomt, Her breathing moment on the bridge where Time
Of light and darkness forms an arch sublime.
De vertaling staat bij deze verzen wel ten achter, maar geeft de gedachte toch ook mooi weer: Als 't haar vergund is voor een oogwenk op de kusten,
Waar duisternis en licht ineenvloeit, uit te rusten.
Een dissonant vormt daarna echter weer het woord lekkernij in: Wien was die kalme rust geen lekkernij voor 't hart.
Zooals men ziet, zijn ook hier de vijfvoetige jamben in zesvoetige veranderd, waartegen in deze statige passage min- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
der bezwaar is dan in de beschrijving van de zich verjongende Natuur in den vroegen ochtend. - Ook uit Don Juan heeft Beets een klein aantal fragmenten in onze taal overgebracht: van den Eersten Zang de stanza's 192-198, Julia's Afscheidsbrief; van den Derden Zang stanza 2, Minnesmart; en van Canto VII de eerste stanza, Begoocheling. Het best geslaagd hiervan achten wij het tweede der genoemde fragmenten: O Min! wat is het op deze aarde, dat
't Noodlottig maakt bemind te worden? Wat
Siert ge uw priëel met dof cypressenloover,
En brengt een zucht het best uw aanzijn over?
Als hij, die door een zoeten geur verrukt,
De tengre bloem van 't buigzaam steeltje plukt,
En ze aan zijn boezem plaatst, maar om te sterven:
Zoo nemen wij het voorwerp onzer min
In 't kloppend hart, dat voor zijn heil gloeit, in,
Maar om 't geluk en leven te doen derven.Ga naar voetnoot1
Oh, Love! what is it in this world of ours
Which makes it fatal to be loved? Ah why
With cypress branches hast thou wreathed thy bowers,
And made thy best interpreter a sigh?
As those who dote on odours pluck the flowers,
And place them on their breast - but place to die -
Thus the frail beings we would fondly cherish
Are laid within our bosoms but to perish.Ga naar voetnoot2
Het zuivere ottava rima van Byron is in de Nederlandsche vertaling, die ook weer langer is, prijsgegeven. De laatste verzen zijn de zwakste; overigens komt de Byroniaansche gedachte wel tot haar recht. - Van Childe Harold's Pilgrimage vertaalde Beets de beroemde coupletten, die bekend zijn als de Ode aan de Zee, aanvangende Roll on, thou deep and dark blue Ocean - roll!Ga naar voetnoot3
Met voorliefde heeft de vertaler wederom de strophe behandeld, waar de godsdienstige levensbeschouwing naar voren komt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Thou glorious mirror, where the Almighty's form
Glasses itself in tempests; in all time,
Calm or convulsed - in breeze, or gale, or storm -
Icing the Pole, or in the torrid clime
Dark-heaving - boundless, endless, and sublime -
The image of Eternity - the throne
Of the Invisible; even from out thy slime
The monsters of the deep are made - each Zone
Obeys thee - thou goest forth, dread, fathomless, alone.Ga naar voetnoot1
Zee! Reuzenspiegel, waar zich God Almachtig
In spiegelt, onder stormen! 't Allertijd,
Bij stilte, koelte, noodweer, rust of strijd,
Waar gij de pool met ijs omschorst, of krachtig
Den gloed verkoelt, waarvan de keerkring splijt,
Alom verheven, groot en grootsch; 't veelslachtig
Geslacht der felste monsters in uw diep
Verbergende; van 't uur dat God u schiep,
Dezelfde en onveranderd; beeld des Eenen
En Eeuwgen en Onpeilbren - bruis daarhenen!Ga naar voetnoot2
De Ode aan den Oceaan is ook door Van der Hoop in onze taal overgebracht en door H.A. Meyer nagevolgd. - Wij komen nu tot de Hebrew Melodies, een groep gedichtjes, waartoe Beets zich in het bijzonder aangetrokken moet hebben gevoeld en welke hij dan ook alle, het zijn er vier en twintig, in het Nederlandsch heeft overgebracht. Alleen van By the Waters of Babylon heeft hij geen overzetting gegeven; dit gedichtje komt te zeer overeen met By the Rivers of Babylon we sat down and wept, dat wel door Beets in onze taal is overgebracht. Wanneer de vertaler in deze door hem genoemde Joodsche Zangen bij den dichter objectiviteit heeft verwacht, ‘een koenen overgang in een ander gebied’, dan is hij bedrogen uitgekomen. Reeds uit den eersten zang den besten - inderdaad de beste naar onze meening - spreekt de subjectieve Byron; van Hebreeuwschen of Bijbelschen invloed is hierin niets te bemerken. Wij zullen hier evenals bij vele andere moeten denken aan wat de dichter zeide tot Nathan, den componist, die de muziek bij de Hebrew Melodies maakte: ‘Every mind must make its | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
own references’. Men vindt het gedichtje in zijn geheel in het Appendix; hier volgen ter vergelijking het eerste couplet en Beets' vertaling er van. She walks in Beauty, like the night
Of cloudless climes and starry skies;
And all that's best of dark and bright
Meet in her aspect and her eyes:
Thus mellowed to that tender light
Which Heaven to gaudy day denies.Ga naar voetnoot1
In schoonheid! wandelt ze, als de Nacht
Aan onbewolkte starrenbogen;
Des donkers ernst, des middags pracht
Vloeit saâm in haar gelaat en oogen,
En mengt zich tot dien malschen gloed,
Waar 't blinkendst licht voor onderdoet.Ga naar voetnoot2
Ook bij Beets is het lied nog mooi gebleven; maar hoeveel delicater is de schoonheid van het oorspronkelijke! Het slot van het eerste couplet is bedorven door den malschen gloed, die het tender light van Byron slecht weergeeft. Het tweede couplet is het best geslaagd, het derde het minst. De overzetting van 1848 is oneindig veel beter dan die, voorkomende in de uitgave van 1837, bij welke laatste de vertaler aanteekent: ‘Het stukje is misschien het schoonste en zoetste van de geheele verzameling. Ik schaam mij het zoo omslachtig, en met zoo veel wezenlijke verminking te hebben overgebracht’.Ga naar voetnoot3 De tweede van de Hebrew Melodies, The Harp the Monarch Minstrel swept, was meer in den geest van Beets. Het is een van de best geslaagde vertalingen; daarom laten wij dit gedichtje hier in zijn geheel volgen:
De Harp des Mans naar 's Heeren Hart
De harp des mans naar 's Heeren hart,
Des lieflijken in Isrels psalmen,
Die door Gods Geest in al zijn galmen
Gelouterd en geheiligd werd,
De harpe van den koningszanger
Zweeg stil en troost ons hart niet langer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij schonk aan woestaards zacht gevoel,
Zij breidelde de wilde tochten,
Geen oor zoo stomp, geen hart zoo koel,
Dat niet haar tonen boeien mochten,
Tot Davids harp, weemoedig zacht,
Zijn schepter overtrof in macht.
Zij bracht Jehova hulde en eer;
Zij meldde 's konings zegepralen;
De heuvlen huppelden, de dalen
Weergalmden, ceders bogen neer.
De klank wilde opwaarts uit die snaren,
En is ten hemel ingevaren.
Maar is hij ook voor de aard verstomd,
De stille godsvrucht spitst haar ooren,
En meent de melodie te hooren,
Die uit den hemel tot haar komt.Ga naar voetnoot1
Zwak is het derde vers van couplet 2, de heuvlen huppelden, wat in de plaats staat van the mountains nod. Het slot is zeer goed, ofschoon het nog al wat afwijkt van Byron's verzen: Since then, though heard on earth no more,
Devotion and her daughter Love
Still bid the bursting spirit soar
To sounds that seem as from above,
In dreams that day's broad light can not remove.Ga naar voetnoot2
Bezien wij ook nog het derde gedichtje, If that High World, dat denkbeelden en voorstellingen van onsterfelijkheid bevat op den voet van aardsche liefde. Byron's twijfel aan een hiernamaals komt er duidelijk in uit in een stemming, die door Beets moeilijk overgenomen kon worden. Zijn overzetting heeft dan ook iets stijfs. Beter voldoet in dit opzicht Als Doodskou door de Leden vaart, de vertaling van het vijftiende gedichtje, When Coldness wraps the suffering clay, waarin ongeveer dezelfde gedachte wordt uitgewerkt. In de liederen is verder weinig verscheidenheid van onderwerp; bijna een vierde gedeelte handelt over de smarten der ballingschap; en van de Bijbelsche personen gevoelde Byron zich, wat ons niet kan verwonderen, vooral aangetrokken tot karakters als | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Saul, Belzazar, Herodes. Het bekendste van de groep, The Destruction of Sennacherib. maakt in de Nederlandsche overzetting wel ongeveer denzelfden indruk als in het Engelsch. De zuivere anapesten, die zoo uitermate geëigend zijn voor dit gedichtje vol handeling, zijn in het Nederlandsch bewaard, wat er niet weinig toe bijdraagt om het effect te behouden. Toch staat de vertaler in schoonheid van uitdrukking ook hier verre ten achter bij den dichter. Men vergelijke bijvoorbeeld eens het tweede couplet, dat lang niet het slechtst vertaald is, met het oorspronkelijke: Als de blaadren des wouds, door den zomer gekust,
Zag nog de avond dien vijand ten strijde gerust;
Als die blaadren ten prooi aan des najaars geweld,
Zag de morgen dien vijand verstrooid en geveld.Ga naar voetnoot1
Like the leaves of the forest when Summer is green,
That host with their banners at sunset were seen;
Like the leaves of the forest when Autumn hath blown,
That host on the morrow lay withered and strown.Ga naar voetnoot2
Van no. 18, Were my Bosom as false as thou deem'st it to be, heeft ook Potgieter een overzetting gegeven.Ga naar voetnoot3
De groep Verscheidene Gedichten vangt aan met de vertaling van de tot Mary Ann Chaworth gerichte verzen Well thou art happy.Ga naar voetnoot4 In deze regels spreekt de ziel van den jongen dichter, die moet ervaren, dat het voorwerp zijner liefde een ander toebehoort. Het gedicht is niet vrij van sentimentaliteit en als men wil kan men er heel wat pose in zien. Maar toch wekt de lezing ontroering en het geheel boeit door zijn eenvoud. Dat is in de Nederlandsche vertaling ten eenenmale verloren gegaan. Men gevoelt niets bij de lezing van de vertaalde verzen, die bovendien overvloeien van gezochte rijmwoorden en van rhetoriek: Vaarwel, vaarwel, mijn jonglingsdroom!
Geheugen, wil niet spreken!
Besproei mijn hart, Vergetel-stroom!
Daar 't zwijgen moet of breken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Al die uitroepteekens zijn niet bij machte om den indruk van voosheid weg te nemen, welke door deze en de voorgaande regels gewekt is. Ook is de ernstige toon van het oorspronkelijke verdwenen, mede doordat de vertaler de coupletten in het balladen-metrum geschreven heeft, waar wij in het Engelsch de gelijkmatige viervoetige jamben vinden. Welk een geheel andere stemming wordt gewekt door 'k Dacht dat door tijd, door trots misschien!
Mijn jonglingsgloed verdoofd was;
Ik zag u weder om te zien
Dat slechts mijn hoop me ontroofd was,
in welke verzen wij ook het dubbelrijm liever zouden missen, dan door I deem'd that Time, I deem'd that Pride,
Had quench'd at length my boyish flame;
Nor knew, till seated by thy side,
My heart in all, - save hope, - the same.
Ook het schoone gedicht The Dream, waarin de geheele verhouding tot Miss Chaworth en de voltrekking van Byron's huwelijk met Annabella Milbanke is beschreven, is door Beets vertaald. De overzetting is evenals het oorspronkelijke in rijmlooze vijfvoetige jamben geschreven. De vertaler zegt in een aanteekening, dat hij begonnen was haar in rijmende alexandrijnen te schrijven, maar ‘spoedig bemerkte, dat zij zoodoende veel te pompeus en heel wat anders werd.’Ga naar voetnoot1 Uit de verzen, die daarbij ter toelichting worden gegeven, blijkt dit inderdaad duidelijk: Tweevoud is 't leven, en de slaap heeft ook zijn wereld,
Als, in dien tusschenstaat van wat men Leven hiet
En Dood, eens menschen ziel in halfbedwelming dwerrelt;
Zijne is die tusschenstaat, en zijne een wijd gebied
Van wilde wanorde en bestaanbaarheid; en droomen
In hunne ontwikk'ling hebben leven, leed en smart,
En boezemfoltering en angst en tranenstroomen,
En weelde en wellust ook, met balsem voor het hart.
Dat klinkt geheel verschillend van de rijmlooze kortere verzen, waarin dezelfde gedachten zijn uitgedrukt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij leven tweevoud: - slapen ook is zijn;
Een toestand tusschen doodzijn en bestaan.
De slaap heeft ook zijn wereld; 't is een breed
Gebied van wanorde en bestaanbaarheid.
In droomen ook is leven en gevoel,
Smart, kwelling leed en keetling van genot.
Zij laten ons, ontwaakt, een wicht op 't hoofd;
Zij nemen, slapende, ons een wicht van 't hart.Ga naar voetnoot1
Deze verzen voldoen veel beter, al staan ze nog weer ten achter bij de oorspronkelijke, die hier volgen: Our life is twofold: Sleep hath its own world,
A boundary between the things misnamed
Death and existence: Sleep hath its own world,
And a wide realm of wild reality,
And dreams in their development have breath,
And tears, and tortures, and the touch of Joy;
They leave a weight upon our waking thoughts,
They take a weight from off our waking toils.Ga naar voetnoot2
Potgieter, die een vertaling van de eerste stanza van The Dream heeft opgenomen in De Nalatenschap van den Landjonker, geeft deze verzen aldus weer: ‘De slaap’ - zoo klinkt het - ‘mag op eigen wereld roemen;
Gelegen tusschen wat wij te onrecht doodzijn noemen
En te onrecht vieren als bestaan: een werk'lijk rijk; -
Ook heerscht maar schijnbaar ruste in zijner droomen wijk,
Geweldiglijk als tot hun wicht van wee ze ons doemen,
Of van den druk des dags ontslaan genadiglijk’.Ga naar voetnoot3
Deze zuivere vertaling, waarvan wij echter de twee laatstgeciteerde verzen niet kunnen bewonderen, is wel in alexandrijnen geschreven; maar bij wijze van compensatie is het aantal verzen verkleind. Beets schijnt het bezwaar van verlenging der versregels hier sterker gevoeld te hebben dan bij zijn overzettingen uit Lara en de Monody on the Death of Sheridan, waar hij naar wij zagen wel hexameters heeft gebruikt. In het algemeen voldoet zijn vertaling van The Dream wel; de schrijver was hier niet aan rijmwoorden gebonden en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
daardoor vrijer in de keuze der woorden. Ook is hij hier in het algemeen diep genoeg in het gevoelsleven van den dichter doorgedrongen om diens denkbeelden zuiver weer te geven. Als voorbeeld citeeren wij de overzetting van de voorlaatste stanza: A change came o'er the spirit of my dream.
The Wanderer was alone as heretofore,
The beings which surrounded him were gone,
Or were at war with him; he was a mark
For blight and desolation, compassed round
With Hatred and Contention; Pain was mixed
In all which was served up to him, until,
Like to the Pontic monarch of old days,
He fed on poisons, and they had no power,
But were a kind of nutriment; he lived
Through that which had been death to many men,
And made him friends of mountains: with the stars
And the quick Spirit of the Universe
He held his dialogues; and they did teach
To him the magic of their mysteries;
To him the book of Night was opened wide,
And voices from the deep abyss revealed
A marvel and a secret - Be it so.Ga naar voetnoot1
Daar kwam verandring in 't gezicht mijns drooms.
De zwerver was alleen, gelijk weleer;
Verlaten van de wezens, die hem korts
Omringden, of met hen in twist en strijd.
5[regelnummer]
Hij strekte aan vloek en trouwloosheid ten doel,
Omringd van haat en afschuw. Daar was smart
In al wat men hem aandeed; even als
Van ouds de koning van den Pontus at
Hij slechts vergiften, en zij doodden niet,
10[regelnummer]
Maar waren hem tot spijze; hij doorstond
Wat tot den moord van velen had volstaan.
Hij maakte bergen tot zijn vrienden; hij
Ging met de sterren, met d'onzichtbren geest
Van 't groot heelal als met zijn meester om!
15[regelnummer]
Zij leerden hem verborgen tooverkracht!
Het boek des nachts lag open voor zijn blik:
En stemmen uit den afgrond riepen hem
Geheimnis toe en wonder.... Wel! zoo zij 'tGa naar voetnoot2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer men beide fragmenten met elkaar vergelijkt, dan zal men bemerken, dat de oorspronkelijke gedachten ook in de overzetting tot haar recht komen. Men zou een aanmerking kunnen maken op regel 6, waar het woord afschuw het oorspronkelijke contention niet juist weergeeft; of op het woord aandeed in regel 7, dat een andere gedachte wekt dan served up. Maar deze kleinigheden schaden den indruk van het geheel niet noemenswaard. - Van de weinige gedichten, die betrekking hebben op Lady Byron, heeft Beets het bekendste in onze taal overgebracht, het - wij mogen gerust zeggen - eens vermaarde Fare Thee Well, dat in zijn tijd in geheel Europa zooveel schoone oogen heeft rood gemaakt.Ga naar voetnoot1 De viervoetige trochaeën van het oorspronkelijke zijn door den vertaler wederom in vijfvoetige veranderd, waardoor terstond de schoonheid geschaad wordt; want wij missen er door het vlugge overgaan van de eene gedachte op de andere, wat bij Byron treft en ontroert. Het is trouwens bijna onmogelijk de emoties weer te geven, onder welker invloed de dichter deze verzen schreef. In het oorspronkelijke gevoelen wij, dat de eene opwelling van teedere herinneringen na de andere tot uiting komt; wat men van deze verzen ook moge beweren, men zal er een warm gevoel niet aan kunnen ontzeggen. Byron's levensbeschrijver vertelt, dat het papier, waarop de dichter de stanza's schreef, bevochtigd werd door de tranen, die hij niet kon weerhouden. Zoo kon hij schrijven: These are words of deeper sorrow
Than the wail above the dead;
Both shall live - but every morrow
Wake us from a widowed bed.Ga naar voetnoot2
Hiervoor geeft Beets in de plaats: Dat's een woord van dieper rouw en zorgen
Dan bij 't graf de treurkreet des gemoeds;
Ach gij leeft - ik leef, maar iedre morgen
Wekt ons van een weduwlijke koets.Ga naar voetnoot3
Men gevoelt het, in de overzetting worden de gedachten als | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
het ware voortgesleept. Verder is rouw en zorgen iets anders dan sorrow; er was een rijmwoord noodig voor morgen, maar het woord, dat het juiste gevoel uitdrukt, is er door verdrongen. Hoe ver staat ook de treurkreet des gemoeds achter bij the wail above the dead. Het laatste der geciteerde verzen is moeilijk weer te geven; een weduwlijke koets is een uitdrukking, die wel zeer on-Hollandsch aandoet. Cornelis Loots (1765-1834), die dit gedicht ook vertaalde, was weinig gelukkiger in het overzetten van deze regels. Hier volgen ter vergelijking de verzen bij Loots: Dit zijn woorden, dieper grievend
Dan 't misbaar, bij 't lijk gezet:
Wij, ja leven, maar de morgen
Wekt elk uit een weduwbed.Ga naar voetnoot1
In het oorspronkelijke treffen ons verder in het bijzonder de verzen: Every feeling hath been shaken;
Pride - which not a world could bow -
Bows to thee - bij thee forsaken,
Even my soul forsakes me now,Ga naar voetnoot2
waarvoor wij bij Beets lezen: Elk gevoel moest zwichten dat mij blaakte,
Trotschheid, die geen wereld week, week u,
U alleen - doch sinds ze uw hart verzaakte,
Hoe verzaakt mijn ziel zich zelve nulGa naar voetnoot3
Ook hier zijn op iederen regel aanmerkingen te maken; de tweede is al heel slecht en de vierde is onjuist vertaald. Wij zien weer hoe moeilijk het is dergelijke gevoelsverzen en in het algemeen lyrische poëzie in een andere taal over te brengen. Ook wat Loots er van gemaakt heeft is eigenlijk een beetje onzin: Elk gevoel is in me ontzenuwd;
Trots, die voor geen wereld viel,
Valt voor u, door u verloochend!
Mij verloochent zelv' mijn ziel!....
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Een gevoel, dat ontzenuwd is, een trots, die valt of die door een ander verloochend wordt - het is alles onjuist. Bij Beets treffen ons hier en daar verzen, die weldadig aandoen, zooals bijvoorbeeld de volgende: Doch wie toomt de muitende gedachten,
Die zich uittocht vergen, spijt den wil?
voor But the thoughts we cannot bridle
Force their way without the will.
In Loots' vertaling is hiervan weer weinig terecht gekomen: Maar geen denkbeeld kan men breidlen,
't Vliegt zijn eigen wil voorbij.
Wij kunnen ons niet voorstellen, hoe een denkbeeld zijn eigen wil kan voorbij vliegen; ook als zijn bij men behoort is het een ongerijmdheid, zooals er in Loots' vertaling vele voorkomen. Wij achten de laatste dan ook slechter dan Beets' overzetting, ondanks het feit, dat Loots het oorspronkelijke metrum bewaard heeft. Maar ook de vertaling van Beets kan niet in de schaduw staan van Byron's Fare Thee Well. Wij komen nu aan de Thyrza-gedichten,Ga naar voetnoot1 waarvan Beets er vier in onze taal heeft overgebracht, n.l. To Thyrza, One Struggle more and I am free, Euthanasia en And thou art dead, as young and fair. In het algemeen heeft de vertaler het metrum dezer gedichten - viervoetige jamben, een enkele maal door drievoetige afgewisseld - bewaard. Alleen in Euthanasia heeft hij bijna uitsluitend gebruik gemaakt van trimeters; slechts het vijfde en het voorlaatste vers van ieder achtregelig couplet zijn tetrameters. Het aantal versregels van dit gedichtje is daardoor in de overzetting verdubbeld. Ter vergelijking laten wij hier de eerste strophe volgen. When Time, or soon or late, shall bring
The dreamless sleep that lulls the dead,
Oblivion! may thy languid wing
Wave gently o'er my dying bed!Ga naar voetnoot2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer, 't zij vroeg of laat,
De ontzettende ure slaat,
Waarin mij de adem kust
Dier droomenlooze rust,
Donswiekige vergetelheid!
Zweef gij dan 't sterfbed rond,
Waar 't hart zijn laatsten klop verbeidt,
Zijn jongsten levensstondGa naar voetnoot1
De beelden van het oorspronkelijke zijn in de vertaling behouden, maar min of meer verzwakt. Zoo is the dreamless sleep juister en mooier dan de droomenlooze rust, de languid wing of oblivion zuiverder en schooner dan donswiekige vergetelheid. De laatste twee verzen komen in het oorspronkelijke niet voor en hadden ook in de vertaling wel gemist kunnen worden. Beschouwen wij ook nog het tweede couplet, dan bemerken wij, dat de oorspronkelijke gedachte ook in de overzetting tot haar recht komt. Voor elken versregel van Byron heeft Beets er juist twee noodig gehad. No band of friends or heirs be there,
To weep, or wish, the coming blow:
No maiden with dishevelled hair,
To feel, or feign, decorous woe.
Geen vriend met sombren blik
Verbei den laatsten snik,
Geen erfgenaam wiens hart
Mij 't einde gunt der smart,
Geen maagd met losgerukt gewaad,
Die jammerklagend deinst,
En die een droefheid voelt of veinst
Die haar bekoorlijk staat.
In het algemeen komt deze overzetting ons beter geslaagd voor dan die van het eerste der Thyrza-gedichten, door Beets getiteld Aan Thyrza, I, waarvan hier de eerste strophe volge: Geen steen bedekt uw graf en zegt
Wat heel de wereld wel mocht weten;
Gij zijt in 't stille graf gelegd
Door elk, behalven een, vergeten;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ons scheidde 's aardrijks zwalpend nat
En spotte met een min zoo teeder;
't Verleden en de toekomst bad
Om weerzien en gij zaagt niet weder.Ga naar voetnoot1
Vooral de slotverzen van dit couplet zijn zwak, maar ook in het oorspronkelijke zijn de eindregels niet erg duidelijk. Without a stone to mark the spot,
And say, what Truth might well have said,
By all, save one, perchance forgot,
Ah! wherefore art thou lowly laid?
By many a shore and many a sea
Divided, yet beloved in vain;
The Past, the Future fled to thee,
To bid us meet - no - ne'er again!Ga naar voetnoot2
Dit is een van de gedichten, waarvan Beets in de Navolgingen een bijna geheel nieuwe vertaling heeft gegeven. Die, welke voorkomt in den bundel van 1837, is in vijfvoetige jamben met een enkele alexandrijn er tusschen geschreven en blijft in het algemeen ten achter bij de laatste overzetting. Doch de regels 7 en 8 voldoen ons beter in de eerste. Ter vergelijking laten wij de geheele strophe in de eerste vertaling hier nog volgen: Ach waarom zijt ge in 't stille graf gelegd,
Door elk misschien, behalven een, vergeten?
En waarom merkt geen zark de plaats en zegt
Wat waarheid wel aan de aarde mocht doen weten?
Zoo menig kust en zee scheidde ons van een,
En vruchteloos minde u mijn hart zoo teeder,
't Verleden vlood, de toekomst ook verdween,
Wij zien elkander nooit - (o nooit!) op a arde weder.
One Struggle more, and I am free is bij Beets in de eerste vertaling, die in zesvoetige jamben is geschreven, getiteld Stanza's, in den bundel Navolgingen van 1848 Aan Thyrza, II. De alexandrijnen zijn voor dit mooie stukje lyrische poëzie geheel ongeschikt; daarom voldoet ons de tweede overzetting, die evenals het oorspronkelijke uit viervoetige jamben bestaat, veel beter dan de eerste. Wij laten hier als voorbeeld de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
bekende regels volgen, die dikwijls ter kenschetsing van Byron zijn aangehaald: Though gay companions o'er the bowl
Dispel awhile the sense of ill;
Though Pleasure fires the maddening soul,
The Heart, - the Heart is lonely still.Ga naar voetnoot1
(1837) En schoon ook 't vroolijk lied, bij schuimende bokalen,
Een oogenblik de vreugd in 't krank gemoed verspreidt,
En mijn gedachten van mijn jamren af doet dwalen,
Het hart, het hart nochtans gevoelt zijn eenzaamheid.Ga naar voetnoot2
(1848) De vriendschap moog den beker tooien,
En bieden heulsap bij de smart,
't Vermaak een wijl de ziel verstrooien:
Verlaten voelt zich 't arme hart.Ga naar voetnoot3
And Thou art dead, as young and fair is het laatste van deze groep, dat door Beets in onze taal is overgebracht. De eerste vertaling, welke voorkomt in den in 1835 verschenen bundel Gedichten van Lord Byron, is getiteld Stancen aan Thyrza en geheel in viervoetige jamben geschreven. In het oorspronkelijke worden deze regelmatig afgewisseld door drievoetige, waardoor meermalen het effect verkregen wordt, dat de droevige gedachte plotseling wordt afgebroken. In de tweede overzetting, die tot titel heeft Ook gij bezweekt, heeft de vertaler dit metrum zuiver bewaard en ook voor de coupletten dezelfde lengte behouden als in het Engelsch. Daardoor is deze vertaling beter dan de eerste. Wij geven hier het eerste couplet in de drie vormen: And thou art dead, as young and fair
As aught of mortal birth;
And form so soft, and charms so rare,
Too soon returned to Earth!
And o'er the spot the crowd may tread
In carelessness or mirth,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
There is an eye which could not brook
A moment on that grave to look.Ga naar voetnoot1
(1835) Ook gij gestorven, jong en schooner
Dan wat op aard ooit sterven moest!
Zoo lief een leest, bekoorlijkheden
Zoo zeldzaam en zoo aangebeden,
Zoo vroeg reeds door den dood verwoest!
Maar bood u de aard haar schoot ter ruste,
En treê de Dartle en de Onbewuste
U zorg- en achtloos over 't hoofd, -
Daar is, wien 't denkbeeld doet verschrikken,
Slechts eenmaal op dat graf te blikken!Ga naar voetnoot2
(1848) Ook gij bezweekt - gij jong en schoon
Als wat ooit bloeide op aard!
Zoo lief een leest, zoo frisch een koon
Niet door den dood gespaard!
Maar bood u de aarde een plek van rust,
Waar dartelheid en levenslust
Gedachteloos op staart:
Eén, lieve doode! leeft er, wien
De moed ontbreekt die plek te zien.Ga naar voetnoot3
Van de tot Augusta gerichte gedichtenGa naar voetnoot4 heeft Beets alleen de Stanzas to Augusta vertaald, de schoone compositie, waarvan Edgar Allan Poe zeide, dat zij nooit volledig den lof heeft ontvangen, die haar toekomt. ‘Nimmer werd de pen van een dichter door edeler onderwerp bezield.’ Ook van dit gedicht vinden wij bij Beets wederom twee vertalingen, de eerste in den bundel Gedichten van 1835, de laatste in de Navolgingen van 1848. De eerste bestaat in tegenstelling met het oorspronkelijke, dat in anapesten is geschreven, uit alexandrijnen, die een geheel anderen indruk wekken dan de Engelsche verzen en het gedicht veel te zwaar maken. De vertaler heeft dat blijkbaar ook ingezien, want in de tweede overzetting heeft hij het metrum van Byron bewaard; ook de woordenkeus is hier veelal gelukkiger. Wij achten het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
laatste van de zes coupletten het best geslaagd; het volge hier: From the wreck of the past, which hath perished,
Thus much I at least may recall,
It hath taught me that what I most cherished
Deserved to be dearest of all:
In the Desert a fountain is springing,
In the wide waste there still is a tree,
And a bird in the solitude singing,
Which speaks to my spirit of Thee.Ga naar voetnoot1
Bij 't versplinterde wrak van 't verleden,
Bleef mij dit tot een troost voor mijn geest:
‘Die gij 't liefst hebt gehad hier beneden,
Die u dierst was, verdiende 't ook meest’.
Elke bron in de zandzee ontspringend,
Iedre boom in de barre woestijn,
Elke vogel in de eenzaamheid zingend,
Zal me een beeld van uw teederheid zijn.Ga naar voetnoot2
Het woord elke in de slotverzen verzwakt den indruk van eenzaamheid, die bij Byron schoon uitkomt; toch zijn zij beter dan de lange alexandrijnen van de eerste vertaling: Zoo zie 'k in woestenij een heldre bron ontspringen,
In barre vlakte een boom, die zwoele schaduw spreidt,
Zoo hoor 'k in eenzaamheid een enkle vogel zingen,
Die tot mij spreekt van u en van uw teederheid.Ga naar voetnoot3
Van de kleinere gedichten vertaalde Beets verder nog:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Al deze overzettingen bewijzen de gegrondheid van het woord van De Lamartine: ‘De tous les livres à faire le plus difficile, à mon avis, c'est une traduction.’Ga naar voetnoot1 De grootste verdienste er van is ongetwijfeld, dat zij ook aan degenen, die den Britschen dichter niet in het oorspronkelijke konden genieten, de gelegenheid verschaften zijn denkbeelden en den aard zijner poëzie te leeren kennen. Vergeleken met de oorspronkelijke gedichten bezitten zij dezelfde deugden en gebreken als de Ersatz-artikelen uit de oorlogsjaren.
Wij laten hier nog een chronologische lijst van de tot 1840 van de hand van Nicolaas Beets verschenen geschriften, die met Byron's werken in verband staan, volgen.Ga naar voetnoot2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
III - Mr Jacob van Lennep - De Abydeensche Verloofde - Het Beleg van CorintheDe eerste Nederlandsche dichter, die een der grootere werken van Lord Byron in zijn geheel vertaalde, was Jacob van Lennep. Had hij zich reeds als leerling van het Amsterdamsche Gymnasium behalve tot Nederlandsche en Fransche dichters tot Ossian aangetrokken gevoeld, nauwelijks was hij student aan het Athenaeum of Byron nam een voorname, zoo niet de voornaamste plaats in zijn litteraire neigingen in. Marino Faliero, in 1820 verschenen, bekoorde hem zoodanig, dat reeds in 1822 een overzetting van zijn hand verscheen. ‘Quand je lis quelque chose qui me plaît ou m'amuse,’ zeide hij van zich zelf, ‘n'importe le sujet, il me prend toujours fantaisie de l'imiter.’Ga naar voetnoot1 Dat is ook merkbaar aan den bundel Academische Idyllen, welken hij in 1826 in het licht gaf. De navolgingen hierin betreffen echter niet de nieuwere schrijvers maar de Ouden. Naar het voorbeeld van de herderszangen van Theocritus, Virgilius, Bion en Moschus heeft de schrijver | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
deze Idyllen bewerkt; alleen zijn de hoofdpersonen geen herders, boeren of satyrs, maar studenten. Elk der twaalf Idyllen heeft een motto, meestal eveneens aan Grieksche en Latijnsche schrijvers ontleend; dat van de derde echter, Wat is het zoetst op aarde, is overgenomen van Byron: But sweeter still than this, than these, than all,
Is first and passionate love - it stands alone
Like Adam's recollection of his fall.
In hetzelfde jaar, dat de Idyllen uitkwamen, verscheen van zijn hand een afzonderlijke uitgave van zijn overzetting van The Bride of AbydosGa naar voetnoot1 onder den titel van De Abydeensche Verloofde. Deze werd in 1827 gevolgd door den bundel Gedichten, waarin wij den invloed van de buitenlandsche romantiek nu duidelijk kunnen constateeren, al is ook Bilderdijks invloed zeer goed merkbaar. In het in den bundel voorkomende stukje Aan Bilderdijk met mijne Idyllen wordt ‘trouw en manschap toegezworen aan den Monarch der poëzij’, aan wien eveneens de romance Graaf Floris Eerste Kruistocht herinnert. Het werk was opgedragen aan zijn vader D.J. van Lennep, Den nooit genoeg vereerden Vader,
Den Meester, nooit genoeg bemind,
Den trouwsten Leidsman, Gids en Rader,
Den zekersten en besten Vrind,
Wordt door zijn Leerling, Vriend en Zoon
Deez' bundel need'rig aangeboôn.
Naast vertalingen uit Pope en Scott komen er de volgende overzettingen van Byron in voor: Moorsche Weeklacht op de Verovering van Alhama (A Very Mournful Ballad on the Siege and Conquest of Alhama)Ga naar voetnoot2 en het Verwijt van den Griekschen Zanger aan zijn Landgenooten in 1810. (Don Juan III, de coupletten volgende op Stanza 86, The Isles of Greece.)Ga naar voetnoot3 Ook in de tusschen 1828 en 1831 uitgekomen Nederlandsche LegendenGa naar voetnoot4 is, zooals wij zagen, de invloed van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Byron nog geenszins geweken, hoewel die van Scott den boventoon heeft. In hetzelfde jaar 1831 verscheen echter nog van Van Lennep's hand een overzetting van The Siege of CorinthGa naar voetnoot1, in 1833 gevolgd door een vertaling van The Lament of TassoGa naar voetnoot2, waarbij de Nederlandsche schrijver met instemming de volgende woorden uit Lake's Life of Byron aanhaalt: ‘Tassoos Weeklacht, waarin elke regel overvloeit van volkomen poëzie, is tevens aan geen billijke berisping van den zedekundige onderhevig’Ga naar voetnoot3. Dit laatste kan niet gezegd worden van Beppo, dat in 1834 door Van Lennep in het Nederlandsch werd overgebracht. De overzetting van dit gedicht komt voor in den bundel Vertalingen en Navolgingen in Poëzie, in 1834 in het licht gegeven met het teekenende motto: ‘Een Nederduytse kok pleeght oock wel Portugeese appelen ofte Italjaanse Citroenen op zijns meesters disch te setten: en een Engelsch braetsel smaekt oock aan Duytse verhemelten niet qualick. - De Hollandsche keukemeyd. Anno 1619.’ Het is opmerkelijk maar niet vreemd, dat Van Lennep in de vertaling van Beppo wel het best geslaagd is; de schertsende toon en de luchtige inhoud van dit gedicht pasten volkomen bij zijn aard en geest. Het ottava rima met het rijmschema a-b-a-b-a-b-c-c is in de overzetting volkomen behouden. Uit Childe Harold's Pilgrimage vertaalde Van Lennep de stanza's To InezGa naar voetnoot4, waarbij hij het oorspronkelijke metrum behield, maar het aantal coupletten met een tweetal vermeerderdeGa naar voetnoot5. Van de Stanzas written on the Road between Florence and PisaGa naar voetnoot6, waarvan ook Hasebroek een overzetting schreef, vertaalde hij de eerste drie couplettenGa naar voetnoot7. De schoonheid is voor een groot deel verloren gegaan, zooals kan blijken uit de eerste strophe, die hier volgt en die de beste van de drie is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Spreek mij nooit van een naam, dien het nageslacht noem;'
Slechts de dagen der jonkheid zijn dagen van roem.
Voor de mirt en de roos, die haar slapen omzwieren,
Ruil ik willig uw bundels van palm en laurieren.
Oh, talk not to me of a name great in story -
The days of our Youth are the days of our glory;
And the myrtle and ivy of sweet two-and-twenty
Are worth all your laurels, though ever so plenty.
De karakteristieke vertegenwoordigers van het Byronisme de Giaour, de Corsair en Lara zijn ook door dezen schrijver niet bij het Nederlandsche publiek geïntroduceerd. Van zijn Byroniaansche overzettingen zijn voor ons in de eerste plaats van belang De Abydeensche Verloofde en Het Beleg van Corinthe. In zijn Woord over Lord Byron's poëzie zegt Beets, dat Van Lennep de jongere Hollandsche dichters voorging, eenige zijner schoonste gezangen in onze taal over te brengen en hij heeft daarbij wel in het bijzonder het oog op The Bride of Abydos, door welks vertaling de schrijver een soort van pionierswerk verrichtte. ‘Byron's werken op te noemen,’ zegt Van Lennep in het korte Voorbericht, dat aan het verhaal voorafgaat, ‘die als heerlijk poëtisch aan te prijzen of als afschuwelijk en zedeloos af te raden, ware overtollig en een bloote herhaling van 't geen honderd critici en kenners voor mij gezegd hebben; over het genie des dichters uit te weiden, ware onverstandig: want het was om den Nederlandschen lezer daarvan een denkbeeld te geven, dat ik dit gedicht in onze taal heb overgebracht.’ Beschouwen wij deze overzetting nader, dan valt terstond op dat de vertaler de waarheid heeft gevoeld van Beets' opmerking, dat ‘de woorden aller talen meer voeten in het metrum vereischen dan die van het in den versbouw tot weinige vormen beperkt, en in de uitspraak alles tot monosylben herleidend Engelsch.’Ga naar voetnoot1 In de plaats van de viervoetige jamben van het oorspronkelijke heeft hij alexandrijnen gesteld, die slechts zelden door kortere verzen worden afgewisseld. In het algemeen schijnt hij hier een voorliefde te hebben voor lange regels; zoo zijn de white rose-verzen aan het slot van het gedicht, die bij Byron | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
uit vier- of een enkele maal drievoetige jamben bestaan, bij Van Lennep tot achtvoetige trochaeën uitgedijd. Voor het rhythmisch gevoel laten deze zich echter gemakkelijk in twee deelen ieder van vier voeten splitsen, zoodat het verschil met het oorspronkelijke kleiner is dan het schijnt. In de bekende openingsverzen heeft de vertaler echter het oorspronkelijke anapestische metrum bewaard; slechts in de laatste vier verzen gaat hij over in trochaeën. Evenals het oorspronkelijke bestaat de overzetting uit twee zangen, welke ook weder in strophen, die echter niet altijd geheel met de Engelsche overeenkomen, zijn verdeeld; de nummering ontbreekt. Van Lennep's alexandrijnen geven aan het gedicht iets statigs en zwaars, waardoor het bij het Engelsche ten achter staat. Want dit gedicht heeft evenals de andere Oostersche Verhalen een episch-lyrisch karakter, waarbij het lyrische misschien nog het sterkst uitkomt. De zesvoetige verzen zijn weinig geschikt om dit element tot zijn recht te doen komen; waar het sterk op den voorgrond treedt, zooals in de beschrijving van Hero en Leander's liefde of in die van de wachtende Zulika bij 't begin van den tweeden zang, maakt de vertaler van een lichter metrum gebruik. Ook bij den aanhef van het gedicht heeft hij terecht de ontboezemende anapesten behouden: Is het land u bekend waar cypres en waar mirt
Ons de daden des landaards vertoonen?
Waar de grijpvogel woedt en de tortelduif kirt,
Waar en teêrheid en ieverzucht wonen?Ga naar voetnoot1
Vergelijkt men deze verzen met de oorspronkelijke, dan valt terstond op hoeveel van het poëtische in Byron's aanhef bij Van Lennep gemist wordt: Know ye the land where the cypress and myrtle
Are emblems of deeds that are done in their clime?
Where the rage of the vulture, the love of the turtle,
Now melt into sorrow, now madden to crime?Ga naar voetnoot2
Vooral het laatste vers blijft in de overzetting wel zeer ver | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ten achter bij het Engelsche en het woord ieverzucht is niet juist. Al te nauw heeft de vertaler het niet genomen met zijn overzettingen en evenals bij den vorigen schrijver krijgen wij ook hier al spoedig den indruk, dat door het zoeken naar rijmwoorden de uitdrukking der gedachte in de knel is gekomen. Verzen als de volgende bijvoorbeeld doen zonderling aan: Waar het zuchtje des zephyrs der velden tapeet
Met een geurige meng'ling van rozen bekleedt,Ga naar voetnoot1
tegenover de juiste Engelsche woorden: Where the light wings of Zephyr, oppressed with perfume,
Wax faint o'er the gardens of Gúl in her bloom.Ga naar voetnoot2
Voor de schoone verzen van Byron, Where the tints of the earth, and the hues of the sky,
In colour though varied, in beauty may vie,Ga naar voetnoot3
vinden wij in de overzetting de onbeduidende regels: Waar de tinten des velds en de kleuren der lucht
In schakeering wedievren en glanssen.Ga naar voetnoot4
Hoe moeilijk het is de poëtische gedachten van den Britschen dichter juist en mooi weer te geven, blijkt ook uit de slotverzen van den aanhef, die hier in het oorspronkelijke en in de overzetting volgen en waaraan men kan zien, hoe onbezorgd de vertaler over moeilijkheden heenglijdt: 'T is the clime of the East - 't is the land of the Sun -
Can he smile on such deeds as his children have done?
Oh! wild as the accents of lovers' farewell
Are the hearts which they bear, and the tales which they tell.Ga naar voetnoot5
't Is het land van 't welig Oosten: 't is het land der morgenzon,
Die de gruw'len van haar kind'ren aanzien, en bestralen kon.
Even somber zijn hun harten, en hun feiten even naar
Als de snerpende afscheidsklanken van een teederminnend paar.Ga naar voetnoot6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
In het eigenlijke gedicht komt bij Van Lennep het verhalende gedeelte beter tot zijn recht dan het beschrijvende, waarin hij vaak te kort schiet. Als een voorbeeld hiervan laten wij de schildering van Zuleika volgen: Fair, as the first that fell of womankind,
When on that dread yet lovely serpent smiling,
Whose Image then was stamped upon her mind -
But once beguiled - and ever more beguiling;
Dazzling, as that, oh! too transcendant vision
To Sorrow's phantom-peopled slumber given,
When heart meets heart again in dreams Elysian,
And paints the lost on Earth revived in Heaven;
Soft, as the memory of buried love;
Pure, as the prayer which Childhood wafts above;
Was she - the daughter of that rude old Chief.Ga naar voetnoot1
Zoo schoon als de eerste vrouw, wen zij haar hemelsche oogen
Op Satan wendde, nog onkundig van zijn logen,
Zoo streelend als de droom, die balsem schenkt en troost,
En, hoe kortstondig, leed en kwellingen verpoost,
Zoo lieflijk als het beeld der gade in 't stof verzameld,
Zoo zuiver als 't gebed door 't kinderhart gestameld,
Was Djaffir's waardste spruit.Ga naar voetnoot2
De vertaling is hier korter dan het oorspronkelijke, echter ten koste van de schoonheid, wat vooral uit een vergelijking van de eerste verzen blijkt. Daarentegen zijn de slotverzen in de overzetting mooi en zuiver weergegeven; alleen op het woord waardste is een aanmerking te maken. In de Nederlandsche verzen mist men verder min of meer het enthusiasme, dat de Engelsche kenmerkt. Dit valt nog sterker op in de beschrijving, die Selim aan Zuleika geeft van het vrije leven, dat hem wacht: My tent on shore, my galley on the sea,
Are more than cities and Serais to me:
Borne by my steed, or wafted by my sail,
Across the desert, or before the gale,
Bound where thou wilt, my barb! or glide, my prow!
But be the Star that guides the wanderer, Thou!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Thou, my Zuleika, share and bless my bark;
The Dove of peace and promise to mine ark!
Or, since that hope denied in worlds of strife,
Be thou the rainbow to the storms of life!
The evening beam that smiles the clouds away,
And tints to-morrow with prophetic ray!Ga naar voetnoot1
Daarvoor vinden wij in de overzetting: Een tent op 't stuivend zand, een boot in holle zeên
Schat ik oneindig meer dan vastgebouwde steên.
Mijn brieschend ros vervoer' me in 't hart der woestenijen,
Mijn bark moog' naar den wil der winden henen glijen,
5[regelnummer]
Zoo gij, mijn Zulika! de noordstar wezen mocht,
Die 't spoor mij aanweest op den wisselenden tocht.
O! wil mijn vlotte hulk met hoop en zege kronen.
Kom als de vrededuif mijn drijvende ark bewonen.
Verstrek me in al 't gevaar, op aarde mij bereid,
10[regelnummer]
Een blijde regenboog van troost en zaligheid,
Een avondlichtstraal, die door 't nevelfloers komt gloren
En ons den dag belooft, die morgen wordt geboren.Ga naar voetnoot2
Dat klinkt lang zoo krachtig niet als het oorspronkelijke; men vergelijke bijvoorbeeld eens de eerste twee verzen van beide fragmenten. Ook is in de vertaling het losse verloren gegaan; het klinkt alles veel stijver en gezochter. De minst geslaagde verzen zijn wel 6 en 7, waar spoor gebezigd is in plaats van koers en waar van Byron's korte en juiste woorden share and bless my bark gemaakt is wil mijn vlotte hulk met hoop en zege kronen. Een enkel vers is zuiver weergegeven, zooals 8, maar de daarop volgende kunnen den toets der kritiek niet doorstaan. Van Byron's schoone beeldspraak the rainbow to the storms of life is bij Van Lennep weinig terecht gekomen. Het best vertaald zijn de verhalende gedeelten. Als voorbeeld volge hier de strophe, waarin Selim's strijd tegen een overmacht van vijanden wordt beschreven: One bound he made, and gained the sand:
Already at his feet hath sunk
The foremost of the prying band,
A gasping head, a quivering trunk:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Another falls - but round him close
A swarming circle of his foes;
From right to left his path he cleft,
And almost met the meeting wave:
His boat appears - not five oars' length -
His comrades strain with desperate strength -
Oh! are they yet in time to save?
His feet the foremost breakers lave;
His band are plunging in the bay,
Their sabres glitter through the spray;
Wet - wild - unwearied to the strand
They struggle - now they touch the land!
They come - 't is but to add to slaughter -
His heart's best blood is on the water.Ga naar voetnoot1
Hij spreekt: een stoute sprong, hij staat aan 't oeverzand.
De reedste van den hoop is door zijn staal getroffen:
Men ziet op 't keizelgruis hem zielloos nederploffen.
Een tweede valt er bij, die roek'loos hem bespringt:
5[regelnummer]
Dan, Selim wordt alom door vijanden omringd.
Hij tracht door houw en stoot zich van 't gedrang der benden
Te ontslaan, en naakt de plaats waar 't golfgetij komt enden,
Hij ziet van ver zijn sloep; zij roeien haastig bij:
In weinig slagen staan die dapp'ren aan zijn zij:
10[regelnummer]
Hun vlijt verdubbelt, bij 't verdubb'len der gevaren.
Ach! dat zij nog bijtijds ter redding vaardig waren.
Held Selim, door het schuim der eerste golf besproeid,
Ziet reeds de manschap, wie de bark te langzaam roeit,
Het slagzwaard in de mond, al zwemmende aangetogen.
15[regelnummer]
Daar stappen zij aan wal, vernielend toegevlogen. -
Zij moorden en verslaan; men kampt: - doch Selims bloed
Heeft reeds het zilver schuim bedekt met purpren gloed.Ga naar voetnoot2
Men kan ook hier wel enkele aanmerkingen maken, zooals op vers 15 en 16, maar het geheel is juist weergegeven. In den lijkzang op Zuleika's dood en in de slotstanza missen wij het ontroerende, dat ons in Byron's verzen treft, ofschoon de vertaling evenals het oorspronkelijke met een paar mooie verzen eindigt. Where first it lay that mourning flower
Hath flourished; flourisheth this hour,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Alone and dewy - coldly pure and pale;
As weeping Beauty's cheek at Sorrow's tale.Ga naar voetnoot1
In haar plaats sproot uit de grafterp de onverwelkbre treurroos voort,
Eenzaam, zuiver, bleek en teeder bloeit zij in zoo droef een oord,
Als de natbetraande wangen van de schoone die mij hoort.Ga naar voetnoot2
In tegenstelling met het voorgaande gedicht heeft de bewerker in Het Beleg van CorintheGa naar voetnoot3 het oorspronkelijke metrum, viervoetige jamben, behouden, terwijl hij er in het algemeen alleen daar van afwijkt, waar Byron het doet. Een uitzondering maken de beginverzen, welke wederom uit achtvoetige trochaeën bestaan, die zich gemakkelijk in tweeën laten splitsen. Bovendien ontbreekt in de vertaling de mooie inleidende strophe, die na Byron's dood is gepubliceerd en eerst in de uitgave van 1832 aan het gedicht is toegevoegd. Het verhaal is vol actie, wat ook in de overzetting tot uiting komt. Ook de beschrijvende gedeelten zijn hier meermalen goed weergegeven. Hier volge de beschrijving van den nacht, waarin Alp door de bouwvallen rondom Corinthe dwaalt: 'T is midnight: on the mountains brown
The cold, round moon shines deeply down,
Blue roll the waters, blue the sky
Spreads like an ocean hung on high,
Bespangled with those isles of light,
So wildly, spiritually bright;
Who ever gazed upon them shining
And turned to earth without repining,
Nor wished for wings to flee away,
And mix with their eternal ray?
The waves on either shore lay there
Calm, clear and azure as the air;
And scarce their foam the pebbles shook,
But murmered meekly as the brook.
The winds were pillowed on the waves;
The banners drooped along their staves,
And as they fell around them furling,
Above them shone the crescent curling;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
And that deep silence was unbroke,
Save where the watch his signal spoke,
Save where the steed neighed oft en shrill,
An echo answered from the hill,
And the wide hum of that wild host
Rustled like leaves from coast to coast,
As rose the Muezzin's voice in air
In midnight call to wonted prayer.Ga naar voetnoot1
't Is middernacht: de koude maan
Is rond en helder opgegaan.
De zee is blauw; de hemelboog
Praalt als een blauwe zee omhoog,
Bespikkeld met een archipel
Van flikkerlichten, wild en schel.
Wie bleef ooit bij dit schouwspel koel,
En wenschte niet, vol diep gevoel,
Naar vleug'len, om dien Oceaan
Van lucht en glanssen in te gaan?
De golven slapen, stil en blauw
Gelijk de lucht, of murm'len flauw,
Terwijl geen schuim van 't zilte nat
De keien op het strand bespat.
Gekluisterd ligt het windenheir.
De vaan hangt bij den standert neer.
De halve maan steekt, aan den top
Der staaf, de zilv'ren horens op.
Niets dat in 't rond de stilte breekt,
Dan waar de ronde 't wachtwoord spreekt,
Dan waar 't gebriesch van 't oorlogspaard
Zijn bruischend ongeduld verklaart,
Dan wen des legers dof geruisch
Langs de engte gonst als 't bladgesuis,
En elk, op 's Muezzins vermaan,
Tot nachtgebeden op moet staan.Ga naar voetnoot2
Zoo komt ook de ontmoeting van Alp met de schim van Francesca in de vertaling wel tot haar recht, evenals zijn weigering om de Halve Maan ontrouw te worden. Maar dikwijls toch worden wij door gewrongen of stijve zinswendingen getroffen, zooals bijvoorbeeld in | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar als het, verder voortgestreefd,
Der maan haar vollen schijn hergeeft,
En nog uw hart niet is gebroken,
Zal God en 't menschdom zijn gewroken.
Dan zal uw vonnis hevig zijn;
Meer hevig nog, uw eindelooze pijn,Ga naar voetnoot1
waarin in het bijzonder de laatste twee verzen de oorspronkelijke gedachte slecht weergeven: Dark will thy doom be, darker still
Thine immortality of ill.Ga naar voetnoot2
Vooral de woorden, die de vertaler den sprekers in den mond legt, zijn vaak stijf en onnatuurlijk: Indien ge uit liefde voor uw bruid,
Niet hand'len wilt als ik begeer,
Werp dan, uit liefde voor den Heer,
'k Herhaal u zulks, den tulband neêr.
Zweer, dat gij 't volk door u verraên,
Behouden zult, of 't is gedaan!Ga naar voetnoot3
Hoe geheel anders spreekt het meisje in het oorspronkelijke gedicht: If not for love of me be given
Thus much, then, for the love of Heaven, -
Again I say - that turban tear
From off thy faithless brow, and swear
Thine injured country's sons to spare,
Or thou art lost.Ga naar voetnoot4
Ook de taal is lang niet altijd zuiver. Forsch stond de grijsaard in 't geweer
En Alp ging vruchtloos hem te keer,Ga naar voetnoot5
is slecht Hollandsch, evenals Doch onbezweken nog van moed.Ga naar voetnoot5
en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Had hij, die waarde schim ten zoen,
Wel honder offers vallen doen.Ga naar voetnoot1
Zoo zijn er ook op deze overzetting heel wat aanmerkingen te maken. De lezing er van wekt echter wel ongeveer den indruk, dien men van het oorspronkelijke krijgt, doch ook weer in belangrijk verzwakte mate; het geheel is eenige tonen lager gestemd. Hier volgen ter illustratie nog de eindverzen; men kan er aan zien, hoeveel krachtiger en scherper de schilderingen bij Byron uitkomen dan bij Van Lennep. With sudden wing, and ruffled breast,
The eagle left his rocky nest,
And mounted nearer to the sun,
The clouds beneath him seemed so dun;
Their smoke assailed his startled beak,
And made him higher soar and shriek -
Thus was Corinth lost and won.Ga naar voetnoot2
En de adelaar verliet zijn nest,
En vloog al dichter bij de zon,
En koos een ruimer, hooger vlucht,
Wijl hij beneên, de donkre lucht
En stikwalm niet verdragen kon: -
Dus was 't dat men Corinthe won. -Ga naar voetnoot3
Wij laten tot slot een opgave volgen van de voornaamste op Byron betrekking hebbende uitgaven, welke voor 1835 van de hand van Van Lennep zijn verschenen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
IV - J.J.L. ten Kate - De GiaourDe invloed, dien het Byronisme op J.J.L. ten Kate oefende, is minder merkbaar in zijn eigen werk dan uit het betrekkelijk groote aantal vertalingen, dat van de hand van dezen vlotten dichter is verschenen. In zijn eersten bundel, Gedichten, komt de vertaling voor van I saw thee weep, het tiende van de Hebrew Melodies, dat in de overzetting getiteld is Aan Haar en het jaartal 1835 draagt. Evenals Beets heeft ook Ten Kate in latere jaren enkele zijner jeugdvertalingen herzien, zoo ook dit stukje. In de verzameling Gedichten van Lord ByronGa naar voetnoot1 vinden wij dan ook een dubbel jaartal n.l. 1835-1841. Dit gedichtje werd gevolgd door de overzetting van Parisina, dat in den genoemden bundel gedateerd is 1836/1860. In 1839 vertaalde Ten Kate The Giaour (1839/1859) en het stukje getiteld Eenzaamheid, in 1840 de coupletten 179-184 (Canto IV) uit Childe Harold's Pilgrimage (Childe Harold aan de Zee, 1840), There be none of Beauty's Daughters (Stanza's voor Muziek, 1840) en een groot gedeelte van Manfred (Eerste, Tweede Bedrijf en de eerste vier tooneelen van het Derde Bedrijf, 1840/1859), in 1841 de Stanzas to Augusta (Lord Byron aan zijne zuster Augusta, 1841), in 1842 The Profecy of Dante (Dante's Profecy, 1842/1846) en de inleidende verzen van de Monody on the Death of Sheridan (Als 't laatste licht, 1842), in 1852 Heaven and Earth (Hemel en Aarde, Een Mysterie-spel, 1852/1853), terwijl hij nog in 1859 een overzetting schreef van Lord Byron's laatste gedicht On this day I complete my 36th Year (Byron's Zwanenzang, 1859.). Geen jaartal dragen de vertaling van het derde bedrijf van Cain (vertaald tot Caïn's alleenspraak na den moord, de Dood van Abel.) en die van Thou art not false, but thou art fickle. (Lichtzinnig.) Het chronologisch overzicht van de overzettingen is dus als volgt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De belangrijkste hiervan zijn Parisina, dat reeds is besproken, en De Giaour, het verhaal waarin de echte Byroniaansche held optreedt. Komt dit karakter in de vertaling tot zijn recht? Laat ons zien. Wie stormt daar aan op 't gitzwart ros,
Gewiekt van hiel, de teugels los?
Hoor, de echoos klaatren, stap voor stap
En sprong voor sprong, van 't hoefgetrap!
5[regelnummer]
De schuimdauw op de borst van 't paard,
Schijnt uit den vloed der zee vergaârd.
Al zweeft de rust langs d'effen vloed,
Daar is er geen in 's ruiters harte,
En hoe de stormvlaag morgen woed',
10[regelnummer]
O Giaour! ze is kalmer dan uw smarte,
Ik ken u niet; ik haat uw bloed;
Maar in uw trekken, doodsch en droef,
Zie ik een bang verleên geschreven;
Hoe jong ge zijt, u is de groef
15[regelnummer]
Der driften 't voorhoofd ingedreven,
Al slaat ge 't euvele oog op zij',
Al rent gij als een pijl voorbij,
Toch zie ik wèl en doet uw wezen
Mij een dier Apostaten lezen,
20[regelnummer]
Die 't argloos kroost der Halve Maan
Verstooten moest of nederslaan!Ga naar voetnoot1
Vergelijken wij deze met de oorspronkelijke verzen, dan bemerken wij, dat zij ons ongeveer hetzelfde beeld voor oogen brengen: het woest voortstormende met schuim bedekte paard, welks hoefslag door de omringende rotsen wordt weerkaatst, bereden door den somberen jongen ruiter met het bleeke gelaat, welks trekken hartstochtelijken haat verraden. Who thundering comes on blackest steed,
With slackened bit and hoof of speed?
Beneath the clattering iron's sound
The caverned Echoes wake around
5[regelnummer]
In lahs for lash, and bound for bound;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
The foam that streaks the courser's side
Seems gathered from the Ocean tide:
Though weary waves are sunk to rest,
There's none within his rider's breast;
10[regelnummer]
And though to-morrow's tempest lower,
'T is calmer than thy heart, young Giaour!
I know thee not, I loathe thy race,
But in thy lineaments I trace
What Time shall strengthen, not efface:
15[regelnummer]
Though young and pale, that sallow front
Is scathed by fiery Passion's brunt;
Though bent on earth thine evil eye,
As meteor-like thou glidest by,
Right well I view and deem thee one
20[regelnummer]
Whom Othman's sons should slay or shun.Ga naar voetnoot1
Wanneer wij de overzetting van dit fragment nauwkeuriger bekijken, dan vinden wij wel een aantal afwijkingen. Zoo lezen wij voor lash for lash (reg. 5) in de vertaling stap voor stap (reg. 3), wat geheel iets anders is en wat ook niet juist is, waar het een snel voortrennend paard betreft. Verder geven de verzen 12 en 13 niet zuiver weer wat de dichter bedoelt; what Time shall strengthen, not efface is veel sterker en emotievoller dan een bang verleên. In regel 15 en 16 zegt Byron, dat de woeste hartstochten, die in het gemoed van den jongen Giaour woeden, zijn gelaat vaalbleek, zijn trekken al te scherp gemaakt hebben; maar door den vertaler wordt dit teekenende uiterlijk van den Byroniaanschen held slechts weergegeven met: Hoe jong ge zijt, u is de groef
Der driften 't voorhoofd ingedreven.
Waarom verder het kroost der Halve Maan argloos genoemd wordt (reg. 20) is niet duidelijk; in het oorspronkelijke komt het niet voor. - Vervolgen wij de lezing, dan zien wij den ruiter voor een oogenblik het paard inhouden, alsof hij weifelt tusschen verdergaan en terugkeeren. Hij stond - de vreeze op 't bleek gelaat,
Maar ras verdween die voor den Haat,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet rijzende in den purpergloed
Waar korte drift van blozen doet,
Maar bleek gelijk het kil gesteent'
Dat schemert boven 't lijkgebeent'.Ga naar voetnoot1
De vreeze op 't bleek gelaat is te sterk voor some dread was on his face; overigens komt dit gedeelte tot zijn recht. Niet geslaagd achten wij de overzetting van de schoone verzen, waarin de gevoelens van den Giaour in dat korte oogenblik worden geschetst. But in that instant o'er his soul
Winters of Memory seemed to roll,
And gather in that drop of time
A life of pain, an age of crime.
O'er him who loves, or hates, or fears,
Such moment pours the grief of years.Ga naar voetnoot2
Maar in dien enklen oogwenk scheen
Een winter van herinneringen
Bevriezende in zijn ziel te dringen:
Een eeuw van schuld en zelfverwijt
Rolde in dien droppel van den tijd.
In zulk een oogenblik ervaren
Haat, Liefde en Vrees de smart van jaren.Ga naar voetnoot3
In het oorspronkelijke staat, dat in dat korte oogenblik vele jaren van droevige herinnering over zijn ziel schijnen te rollen, met de bijgedachte, dat deze dat gewicht van lijden bijna niet kan dragen. In dien eenen droppel van den tijd wordt samengebracht al de smart, al het slechte van een geheel menschenleven. De vertaler daarentegen laat de ziel bevriezen door een winter van herinneringen en, erger, gebruikt het beeld van het rollen der jaren geheel verkeerd; daardoor worden zijn verzen (4 en 5) onlogisch. - Levendig zijn beschreven de ontmoeting en de strijd met Hassan; ook de trots en de wanhoop van den Giaour en zijn verachting van het leven zijn goed weergegeven: O, twijfel niet! ik zou alleen
Herhalen wat ik deed voorheen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Een fiere geest trotseert het graf:
De zwakke ontwijkt het, bloode en laf,
De zoon des jammers smeekt het af....
Het Leven keer' tot Hem die 't gafl
'k Heb in een blijd en grootsch Voordezen
't Gevaar veracht - zou 'k heden vreezen!Ga naar voetnoot1
Hierin zijn de gedachten van het oorspronkelijke juist uitgedrukt, Nor needst thou doubt this speech from one
Who would but do - what he hath done.
Death is but what the haughty brave,
The weak must bear, the wretch must crave;
Then let life go to Him who gave:
I have not quailed to Danger's brow
When high and happy - need I now?Ga naar voetnoot2
Door de liefde voor Leila wordt zijn leven en sterven beheerscht; als zij den dood heeft gevonden, heeft het leven voor hem geen waarde meer; een slang is om zijn hart gekronkeld; elke polsslag is hem pijn. De mooie regels My good, my guilt, my weal, my woe,
My hope on high - my all below.
Earth holds no other like to thee,
Or, if it doth, in vain for me:
For worlds I dare not view the dame
Resembling thee, yet not the same.
The very crimes that mar my youth,
This bed of death - attest my truth!
'T is all too late - thou wert, thou art
The cherished madness of my heart,Ga naar voetnoot3
luiden in de vertaling: Mijn wel, mijn wee; mijn goed, mijn kwaad;
Mijn waereld en mijn hemel tevens!
Er aâmt geen tweede zooals gij,
Of - aâmt er een, 't is niet voor mij!
'k Zou voor geen schatten zelfs de vrouw
Die u gelijkt, in de oogen staren.
De dwaasheên mijner jeugd, mijn rouw,
De misdaân, die mijn ziel bezwaren,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Mijn sterfbed zelfs, bewijst mijn trouw!
't Is al te laat - Gij waart, gij zijt
Het droombeeld, dat mijn ziel zich wijdt.Ga naar voetnoot1
Met uitzondering van het laatste geven ook deze verzen de oorspronkelijke gedachten zuiver weer; the cherished madness of my heart echter, een van de mooie korte verzen van Byron, is in de overzetting een onbeduidende regel geworden. Dit is niet het eenige van de juweeltjes, waarvan er zoovele in Byron's poëzie verspreid liggen, dat in de overzetting zijn glans heeft verloren. Men vergelijke bijvoorbeeld eens Alas! the breast that inly bleeds
Hath nought to dread from outward blow:
Who falls from all he knows of bliss,
Cares little into what abyss.Ga naar voetnoot2
met Ach, wien daar binnen 't hart verdort,
Treedt koel den storm daarbuiten tegen:
Wie neerstort van den hoogsten zegen,
Hij vraagt niet waar hij nederstort.Ga naar voetnoot3
Of Waste not thine orison, despair
Is mightier than thy pious prayer:
I would not, if I might, be blest;
I want no Paradise, but rest.Ga naar voetnoot4
met Wat prevelt gij? Mijn zielewee
Is sterker dan uw vrome bêe!
'k Heb in uw Hemelsch Heil geen lust:
'k Behoef geen Paradijs - maar rust....Ga naar voetnoot5
Hoeveel schooner ook zijn gewoonlijk de vergelijkingen in het oorspronkelijke dan in het vertaalde. Men plaatse eens naast elkaar: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
The lovely toy so fiercely sought
Hath lost its charm by being caught
For every touch that wooed its stay
Hath brushed its brightest hues away,
Till charm, and hue, and beauty gone,
'T is left to fly or fall alone.Ga naar voetnoot1
en De dierbre buit, zoo wild begeerd,
Derft, eens gevangen, al haar glans.
Dezelfde hand, die straks haar ving,
Vernielt allengs haar schoonste kleuren,
Tot ze als een bleeke zwerveling
In de eenzaamheid zich dood kan treuren.Ga naar voetnoot2
Een enkele maal zijn er verzen onvertaald gelaten, waarom is niet recht duidelijk. 'T is true, I could not whine or sigh,
I knew but to obtain or die.
I die - but first I have possessed,
And come what may, I have been blessed.
Shall I the doom I sought upbraid?
No - reft of all, yet undismayed
But for the thought of Leila slain,
Give me the pleasure with the pain,
So would I live and love again.Ga naar voetnoot3
Hiervoor lezen wij in de overzetting: Ik kon niet vleien met een traan:
Ik kon verwinnen of vergaan!
'k Schiep zelf mijn lot: mij past geen klacht.
Schoon 't al me ontviel, ik wil niet vreezen:
Slechts Leila's moord beklemt mij 't hart!
Hergeef mij de oude vreugde en smart,
'k Zal leven, lieven als voordezen!Ga naar voetnoot4
Men zal bemerken, dat in de vertaling de verzen 3 en 4 van het oorspronkelijke ontbreken. - In het algemeen bemerken wij in deze overzetting minder van het zoeken naar rijmwoorden dan in de tot nu toe besprokene. Toch treffen wij | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
hier en daar een onwelluidend of onjuist woord aan, gewoonlijk aan het eind van den versregel, zooals Sinds de sabel des Giaours hem den kop heeft gekloofd.Ga naar voetnoot1
In het oorspronkelijke klinkt het lang zoo hard niet: Since his turban was cleft bij the infidel's sabre.Ga naar voetnoot2
Hij heeft ons schatten aangebrocht
En dus de gunst van d'Abt gekocht,Ga naar voetnoot3
klinkt niet erg mooi. De versregel Lost Leila's love - accursèd Giaour!Ga naar voetnoot4
is wel zeer slecht vertaald door Trouwelooze boel van Leila! huichelende ChristenhondGa naar voetnoot5
Zoo zouden wij nog wel enkele vlekken kunnen aanwijzen; maar wij mogen niet vergeten, dat de overzetting in haar geheel toch wel een van de beste is, die wij tot heden hebben besproken. De Giaour is, zooals wij gezien hebben, over het algemeen goed geteekend; ook de schildering van Leila blijft niet al te ver achter bij de oorspronkelijke. Een deel er van volge hier: Het blosjen van heur frisch gelaat
Beschaamde 't purper der granaat
En bloeide in eeuwgen dageraad.
Heur haar geleek de hyacinth,
Die buigend afgolft op den wind,
En daalde, eer zij in 't slaapsalet
Zich neerwierp op het geurig bed,
Tot op den marmren bodem af,
Waaraan haar voetje een luister gaf,
De schitterende sneeuw gelijk,
Nog onbevlekt met 's waerelds slijk.
Zooals de zwaan op 't water glijdt,
Zoo luchtig, zoo gezwind,
Ging ze over 't gladde mostapijt,
Het schoon Cirkassisch kind!Ga naar voetnoot6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Altijd mist men bij den vertaler de bezieling van den dichter; daarom is poëzie zoo weinig geschikt om in een andere taal te worden overgebracht. Ook hier gevoelt men het gemis aan inspiratie, hoe wèl de woorden in het algemeen overigens gekozen mogen zijn. Ter vergelijking laten wij hier de oorspronkelijke verzen volgen. On her fair cheek's unfading hue
The young pomegranate's blossoms strew
Their bloom in blushes ever new;
Her hair in hyacinthine flow,
When left to roll its folds below,
As midst her handmaids in the hall
She stood superior to them all,
Hath swept the marble where her feet
Gleamed whiter than the mountain sleet
Ere from the cloud that gave it birth
It fell, and caught one stain of earth.
The cygnet nobly walks the water;
So moved on earth Circassia's daughter.Ga naar voetnoot1
Dat de vertaler in de versificatie goed thuis is en weinig moeite heeft met de woordenkeus, blijkt herhaaldelijk. Daardoor slaagt hij er dikwijls in ook beschrijvende gedeelten goed over te zetten. Goed gelukt is bijvoorbeeld de schets van de verlatenheid in Hassan's vervallen woning. Voor de bekende verzen aanvangende The steed is vanished from the stall;
No serf is seen in Hassan's hall,Ga naar voetnoot2
lezen wij bij Ten Kate: De rossen vloden uit den stal;
Geen dienaar bleef in Hassan's hal;
Het luchtig weefsel van de spin
Golft langzaam wieglend langs den wal;
De vleermuis zwerft den Harem in!
Het uilgebroed laat in den toren
Der forteres zijn krassen hooren;
De wilde dog zwerft huilende om,
Door dorst en honger afgetobd,
Want de bron is verdroogd in haar marmeren kom,
Waar het stof zich vergaârt en de distelstruik knoptGa naar voetnoot3.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Het moeilijkst weer te geven zijn de lyrische gedeelten en de vertaler is daarin ook meermalen te kort geschoten. Hoeveel krachtiger en geestdriftiger klinken Byron's beroemde woorden Clime of the unforgotten brave!
Whose land from plain to mountain-cave
Was Freedom's home or Glory's grave!
Shrine of the mighty! can it be,
That this is all remains of thee?Ga naar voetnoot1
dan Land der onvergeten braven
waarvan de aard geen weerga gaf!
Gij, tot in uw bergspelonken.
Vrijheids woning, Glories graf!
Heiligdom van halve Goden,
Pantheon! is dit uw lot?
Liet gij waarlijk niets meer achter
dan dit roemloos overschot?Ga naar voetnoot2
Beter is het gevoel bewaard in de op Leila betrekking hebbende verzen, She was a form of Life and Light,
That, seen, became a part of sight;
And rose, where'er I turned mine eye,
The Morning-star of Memory!Ga naar voetnoot3
die in de vertaling luiden: Zij was een Geest van Liefde en Licht,
Die mij een deel werd van 't gezicht,
Sinds zij het eerst mijn oogen boeide,
En immer, wáar ik henenging,
Verrukkelijk mij tegengloeide
Als Lichtstar der Herinnering!Ga naar voetnoot4
Ten slotte nog een enkel woord over den vorm der overzetting. In tegenstelling met het oorspronkelijke heeft de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vertaler haar in twee zangen verdeeld; het tweede gedeelte vangt aan met de beschrijving van den Giaour als bewoner van het klooster, in het oorspronkelijke vers 787, How name you yon lone Caloyer?
Evenals bij Byron is de vertaling geschreven in viervoetige jamben, welke echter vaker door een ander metrum worden afgewisseld. Zoo is de geheele aanhef, de verheerlijking van Griekenland, geschreven in in tweeën gebroken achtvoetige trochaeën; de klaagzang over Hassan's dood bestaat uit amphibrachen: Vervloekt is de dag toen hij kwam of verdween!
Hij bracht over Hassan een vreeslijke straf:
Hij maakte, in zijn wraak, een paleis tot een graf,Ga naar voetnoot1
terwijl het gevecht van den Giaour met Hassan en de zijnen weer in dezelfde soort achtvoetige trochaeën is beschreven. Aldus heeft Ten Kate ongetwijfeld een verdienstelijke overzetting geleverd, maar het blijft een afbeelding, een vage afbeelding, van Byron's geesteskind. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
V - S.J. van den Bergh - Uitheemsche Bloemen - Edmunds Mandoline - De Zeeroover - LaraEen van de leidende figuren in de letterkundige kringen van Den Haag was omstreeks het jaar 1840 de drogist-dichter S.J. van den Bergh (1814-1868), die met den boekhandelaar Van Stockum het genootschap Oefening Kweekt Kennis oprichtteGa naar voetnoot2, dat Withuys en Ten Kate onder zijn leden, Van Lennep, Van der Hoop en Hofdijk onder zijn eereleden telde. Van dezen letterkundigen kring was S.J. van den Bergh de ziel, hij presideerde de bijeenkomsten en las er gaarne zijn gedichten voor. Braga maakte zich vroolijk over hem en nam hem evenals zooveel andere geachte poëten uit die dagen in het ootje: Weet je waarom Van den Bergh,
(Niet Helvetius, maar Sampje),
Om een heel klein wierookdampje
Rijmt ten koste van zijn merg?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Hun wieg stond tusschen lauwerblâren,
En verschgeplukte myrthen in,
Omdat de vaders van 't gezin
Drogisten of apothekers waren.Ga naar voetnoot1
Ook het oordeel van Busken Huet over dezen ‘uit de nachtschuit gekomen Tollens’ was allesbehalve gunstig; op hem wreekte Van den Bergh zich door het scherpe puntdicht: Waar ooit de Duivel kwam, liet hij iets stinkends achter,
De lucht verpestend met zijn haat en hoovaardij:
Hij die zich zelf vergoodde als feilloos Pinduswachter
Van Neêrland, trok naar de Oost en liet ons - Lidewij.Ga naar voetnoot2
Met Ten Kate, die in 1844, toen het geciteerde versje in Braga verscheen, geen deel meer uitmaakte van de redactie van dat tijdschrift, was hij zeer bevriend, zooals blijkt uit de opdracht van zijn in 1839 verschenen bundel Uitheemsche BloemenGa naar voetnoot3: ‘Aan den Dichter J.J.L. ten Kate worden deze bladen als een gering bewijs van innige verknochtheid en hartelijke vriendschap opgedragen.’ De bundel bevat vertalingen van De Lamartine, Victor Hugo, Byron, Moore en nog enkele andere buitenlanders. Van Byron komen er alleen in voor een overzetting van de eerste strophe van The Corsair (Zeerooverslied, 1837.) en van If sometimes in the haunts of men.Ga naar voetnoot4 (Stanzaas, 1838.) In 1843 volgde hierop de vertaling van The Corsair en nog twee jaar later verscheen de overzetting van Lara. Tusschen deze twee bewerkingen gaf de schrijver in 1844 nog een bundel minnedichtjes in het licht, getiteld Edmunds mandoline, waaruit ook de invloed van het Byronisme blijkt. De gedichtjes zijn geschreven tusschen 1835 en 1844, een enkel reeds in 1831, en hebben grootendeels het karakter van jeugdpoëzie. Zij blijven meestal laag bij den grond, bevatten heel wat gemeenplaatsen en brengen weinig nieuws in dit genre. Vele er van zijn van deze kracht: Laat mij, lieve, van de tipjens
Uwer balsemvolle lipjens,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit wellustâmend uur,
Thans het tweetal kusjens smaken:
Laat ge er langer mij naar haken,
't Foltrend uitstel staat u duur.Ga naar voetnoot1
Klorinde is de naam van de schoone, tot wie deze liedjes gericht zijn; doch het geluk van haar bezit schijnt voor den minnezanger onbereikbaar. Dat stemt hem droevig, vandaar uitingen als Neen! 't is wel op mijn koon te lezen,
Dat mij meest lijden is bedeeld,
En zelden dát genot mij streelt,
Dat uitblinkt op eens anders wezen:
Vaak is het voorhoofd mij geplooid
Met rimpels, die mijn leed ontdekken;
Soms spreekt de wrevel uit mijn trekken,
Maar ach, de zoete weelde nooit!Ga naar voetnoot2
Dat is de bekende smartstemming. Ook bemint hij slechts eenmaal; al kan hij het voorwerp zijner liefde niet bezitten, voor geen ander kan hij ooit meer iets gevoelen: Wie niet als ik zoo vurig minde,
Schenkt licht zijn hart een andre weer,
Maar ik, die blaakte voor Klorinde,
Bemin op aard geen andre meer;
Hij mint slechts eens die waarlijk liefde,
Wiens eed oprecht hem is ontgleên:
Wat rest mij, wien heur meineed griefde? ....
Helaas, bedrogen hoop alleen!Ga naar voetnoot3
Dat blijkt ook uit het conventioneele en aan bekende modellen herinnerende Ik vergeet U niet: Neen, Klorinde, schoon uw hart,
Koel blijft voor mijn liefdessmart,
Schoon ge mij verstiet,
En met al de eeden lacht,
U door 't vurigst hart gebracht,
Ik vergeet u niet!Ga naar voetnoot4
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de Stanzas written on the Road between Florence and PisaGa naar voetnoot1, welke eveneens door Hasebroek en Van Lennep vertaald zijn, is het ook in anapesten geschreven gedichtje Eenige Roem ontleend. De navolging is vrij, maar brengt ons terstond Byron's stanza's voor den geest, in welker schaduw zij echter niet kan staan. Hier volge het eerste couplet. Aan een ander de zucht, dat zijn naam, na zijn dood,
Word vereeuwigd om daden, die de aarde vergoodt;
Aan een ander 't geluk, dat zijn roem word vermeldt,
Tot de morgen verrijst, die geen avond voorspelt!Ga naar voetnoot2
Van den Bergh's grootste Byroniaansch werk is de vertaling van The Corsair. De overzetting heeft tot titel De Zeeroover en is opgedragen aan A. Bogaers,Ga naar voetnoot3 U wijde ik thans, van dankbaarheid doordrongen,
Voor zooveel zoets als mij uw zangster bood,
Het grootsche lied, den Dichter nagezongen,
Dien de aard beklaagt, maar om zijn geest vergoodt;
Het grootsche lied van d'echten meesterzanger,
Die toovert met het menschelijk gemoed,
En daarin zich, van wanhoopsklachten zwanger,
Geheel voor ons herleven doet;
Het grootsche lied, waarin hij háár mocht schetsen,
Die eedler ziel dan Konraad zaalgen zou,
Wier lieflijk beeld den strengste niet zal kwetsen,
Het Ideaal van Schoonheid, Liefde en Trouw.
Aanvaard Gij dat welwillend van mijn snaren,
Al derft mijn zang ook Byron's melody;
Ik mocht wellicht zijn grondtoon toch bewaren,
Eén sprankjen van zijn poëzy!Ga naar voetnoot4
Een gemakkelijke taak was het zeker niet dit subjectieve, fijn poëtische verhaal in onze taal over te brengen. ‘Lang had ik geaarzeld,’ zegt de schrijver dan ook, ‘in de hope, dat onze Dichters Beets, Ten Kate of Van Lennep, die door hun overzettingen getoond hebben, zoo volmaakt den grooten Brit te | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen wedergeven, onze letterkunde zouden verrijken met een vertaling van dit meesterstuk der Engelsche poëzie; dan die verwachting was vergeefsch.’Ga naar voetnoot1 In zijn overzetting heeft de vertaler de oorspronkelijke verdeeling in drie zangen bewaard; ook de indeeling in strophen van verschillende lengte en het metrum, vijfvoetige jamben, heeft hij grootendeels behouden. Alleen bij het begin en aan het slot is een andere versmaat gebruikt; het inleidende zeerooverslied is in viervoetige anapesten, de slotzang, waarin Conrads verdwijning bezongen wordt, in achtvoetige trochaeën geschreven; ook in de openingsstanza's van den tweeden en den derden zang is van dit laatste metrum gebruik gemaakt. Wat het rijm betreft, dikwijls heeft de vertaler evenals Byron het gepaarde rijm van the good old couplet gebezigd; maar toch ook vaak wordt dit afgewisseld door gekruist of omarmend rijm, wat in het oorspronkelijke niet het geval is. - Nu het verhaal zelf. Met een zeker ongeduld beginnen wij te lezen; hier is het meest typische van Byron's Oostersche Gedichten, het meest karakteristieke van de figuren, waarmede hij de literatuur verrijkte. Conrad! Hij staat ons weer voor den geest, zooals Byron hem schetste - met zijn uiterlijk van geboren gebieder, met zijn donkeren blik, die de gesprekken doet verstommen, zijn bitteren grimlach vol wereldverachting. There was a laughing Devil in his sneer,
That raised emotions both of rage and fear;
And where his frown of hatred darkly fell,
Hope withering fled - and Mercy sighed farewell!Ga naar voetnoot2
Deze verzen luiden in de overzetting: Zijn spotlach was als 't lachen van de Hel,
En woede en vrees werd steeds daaruit geboren,
En fronste zich zijn wenkbrauw door den toren,
De Hoop vlood weg - de Deernis kreet vaarwel!Ga naar voetnoot3
Welk een verschil! In het oorspronkelijke treft ieder vers, ieder woord bijna, door kracht en juistheid van schildering, wat in de vertaling verloren is gegaan. Bovendien is het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
tweede vers onjuist: woede en vrees worden gewekt bij anderen, terwijl de Nederlandsche tekst ons doet denken, dat deze gevoelens bij Conrad opkomen. De geciteerde verzen zijn echter niet de slechtste van de vertaling. Hier volge, gedeeltelijk, de beschrijving van Conrads uiterlijk; wij geven wederom eerst den Engelschen tekst, daarna den Nederlandschen. Sun-burnt his cheek, his forehead high and pale
The sable curls in wild profession veil;
And oft perforce his rising lip reveals
The haughtier thought it curbs, but scarce conceals.
Though smooth his voice, and calm his general mien,
Still seems there something he would not have seen:
His features' deepening lines and varying hue
At times attracted, yet perplexed the view,
As if within that murkiness of mind
Worked feelings fearful, and yet undefined;
Such might it be - that none could truly tell -
Too close inquiry his stern glance would quell.Ga naar voetnoot1
Zijn door den gloed der zon gebronsde kaak
En 't hooge voorhoofd zijn beschaaûwd door lokken,
In bochten nederkronkelend, en vaak
Ontdekt zijn lip, onwillig opgetrokken,
Gedachten vol van ijdelheid en van
Een hoogmoed, die hij schaars verhelen kan.
Hoe zacht zijn stem en kalm zijn houding zij,
Daar schijnt nochtans iets in te zijn, dat hij
Ongaarn liet zien; zijn diepe wezenstrekken
En beurtelings verwisselend gelaat,
Doen nu naar hem den blik zich henen strekken,
Die straks hem weer met ijzing gadeslaat,
Alsof inwendig soms die donkre geest
Iets, dat hij zelf niet kan bepalen, vreest. -
Maar wie die 't weet? de bliksem van zijn oog
Verplet een elk, wie te onderzoeken poog'.Ga naar voetnoot2
Wie deze verzen aandachtig leest zal ook hier getroffen worden door een scherpe tegenstelling; misschien het eerst door het slechte Nederlandsch tegenover het mooie Engelsch. Zijn gebronsde kaak is beschaaûwd door lokken; behalve het onjuiste | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
beeld hindert ons de ongebruikelijke samentrekking. Verder wordt er gesproken van lokken, die in bochten nederkronkelen, van zijn lip, die de gedachten ontdekt, van diepe wezenstrekken, een beurtelings verwisselend gelaat. Welk een zonderlinge zin is ook elk, wie te onderzoeken poog'. Deze taal is verre van mooi. Erger is het echter, dat de vertalingen er dikwijls naast zijn en daardoor een verkeerden indruk wekken. .... en vaak
Ontdekt zijn lip, onwillig opgetrokken,
Gedachten vol van ijdelheid.
Maar Conrad is volstrekt niet ijdel, wel trotsch, doch dat is geheel iets anders. Byron zegt dan ook: And oft perforce his rising lip reveals
The haughtier thought it curbs, but scarce conceals.
De zeeroover doet moeite zijn trots te verbergen; de zijns ondanks verachtelijk gekrulde lip verraadt dien echter meermalen. De vertaler echter zegt, dat de lip onwillig is opgetrokken en verder dat hij zijn hoogmoed schaars kan verhelen in plaats van nauwelijks kan verbergen. Blijkbaar heeft het Engelsche scarce schuld aan deze fout. Voor his features' varying hue vinden wij zijn beurtelings verwisselend gelaat, voor perplexed the view - met ijzing gadeslaat, wat weer geheel iets anders is. Ook is de bliksem van zijn oog volstrekt niet hetzelfde als his stern glance, ja het geheele mooie laatste vers van het aangehaalde fragment, Too close inquiry his stern glance would quell,
is verloren gegaan in de woorden van den vertaler. - Lezen wij verder. Maar Conrad was niet door natuur geschapen,
De slechten aan te voeren - 't slechtste wapen
Der misdaad - neen! veranderd was zijn ziel,
Vóór dat hij door zijn daden was gedreven,
In oorlog met zijn evenmensch te leven,
En Godverzaking hem gemakklijk viel.Ga naar voetnoot1
Het laatste vers staat voor to forfeit Heaven; door zijn daden | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft hij den hemel verbeurd, maar van Godverzaking wordt niet gesproken. Hoe geheel anders klinkt ook 't slechtste wapen der misdaad dan Guilt's worst instrument. Men leze eens de oorspronkelijke verzen en merke op, welk een geheel andere indruk er door gewekt wordt: Yet was not Conrad thus by Nature sent
To lead the guilty - Guilt's worst instrument -
His soul was changed, before his deeds had driven
Him forth to war with Man and forfeit Heaven.Ga naar voetnoot1
De dan volgende verzen van de vertaling zijn duister: Bedrogen door de wareld, in zijn leer
Te wijs, dwaas in zijn daân.
Deze woorden zijn volkomen onbegrijpelijk, tenzij men de oorspronkelijke er naast legt; en dan blijkt, dat ze daarvan niet den waren zin weergeven: Warped by the world in Disappointment's school,
In words too wise - in conduct there a fool.Ga naar voetnoot2
Dit beteekent, dat de wereld, waarin hij niets dan teleurstelling heeft ondervonden, hem gemaakt heeft tot wat hij is; voor die wereld waren zijn woorden te verstandig, daar maakte zijn doen en laten den indruk van dat van een dwaas. De vertaler geeft echter het werkwoord to warp weer als bedriegen en is met het daarop volgende verlegen geraakt. Enkele gedeelten voldoen wel iets beter, maar bijna voortdurend hindert ons het stijve en gewrongene van de taal. Ook de beelden zijn lang niet altijd zuiver; wat een raar stukje is bijvoorbeeld de vertaling geworden van de volgende verzen, doelende op de slang: Fast to the doomed offender's form it clings,
And he may crush - not conquer - still it stings!Ga naar voetnoot3
Hiervoor lezen wij: En blijft aan 't lijf van wie haar bloed vergoot,
In kronkelbocht bij kronkelbochten kleven;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Verpletteren kan hij haar zeker - maar
Verwinnen niet - nog blijft heur angel haar!Ga naar voetnoot1
Conrad komt eindelijk bij zijn volk aan boord; de dichter neemt deze gelegenheid waar om ons nog eens zijn imponeerend karakter en het overwicht, dat hij op de menigte heeft, voor oogen te brengen. For well had Conrad learned to curb the crowd,
By arts that veil, and oft preserve the proud;
His was the lofty port, the distant mien,
That seems to shun the sight - and awes if seen:
5[regelnummer]
The solemn aspect, and the high-born eye,
That checks low mirth, but lacks not courtesy;
All these he wielded to command assent:
But where he wished to win, so well unbent,
That Kindness cancelled fear in those who heard,
10[regelnummer]
And others' gifts showed mean beside his word,
When echoed to the heart as from his own
His deep yet tender melody of tone:
But such was foreign to his wonted mood,
He cared not what he softened, but subdued;
15[regelnummer]
The evil passions of his youth had made
Him value less who loved - than what obeyed.Ga naar voetnoot2
Ziehier hoe deze verzen in de overzetting luiden: Want Konraad had van jongs af mogen leeren,
Om door die kunst de mindren te regeeren
Die sluier en behoud is van wie hoog
In stand zijn. Fier was heel zijn tred. Zijn stal
5[regelnummer]
Vol trots, scheen onbemerkt te willen wezen,
En deed, wie haar bemerkte, eerbiedig vreezen.
Hem was die ernst van aanschijn en vooral
Dát oog, dat geen gemeenzaamheid begeert,
Doch nimmermeer beleefdheid van zich weert.
10[regelnummer]
Daardoor wordt hij gehoorzaamd en vereerd;
Maar zoo hij iemands vriendschap zocht te winnen,
Dan bande hij die strengheid steeds naar binnen,
En wist hij zich zoo in te toomen, dat
De vriendlijkheid de vrees van wie hem hoorden
15[regelnummer]
Uitwischte, en andrer gift geen waarde had,
Bij die door hem dan uitgesproken woorden,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Als, lieflijk stroomend tot en uit het hart,
De melody dier stem vernomen werd.
Maar zelden was die stemming hem bereid:
20[regelnummer]
Geen overtuiging gold bij hem, maar krachten;
Der jonkheid drift had hem gehoorzaamheid
Veel meer dan toegenegenheid doen achten.Ga naar voetnoot1
Wij willen alleen de opvallende onjuistheden aanwijzen en krijgen dan nog een heel lijstje. Zoo is wie hoog in stand zijn (reg. 3.) niet hetzelfde als the proud (reg. 2.). Voor his was the lofty port (reg. 3.) geeft de vertaler fier was heel zijn tred (reg. 4.) en voor his distant mien (reg. 3.) zijn stal vol trots (reg. 4.). Afgezien van het vervelende woord stal, dat nog eenige malen in de overzetting voorkomt, maakt deze vertaling de betroffen verzen onlogisch; een gestalte vol trots moet immers wel opgemerkt worden. Verder is to awe (reg. 4.) niet eerbiedig doen vreezen (reg. 6.), maar imponeeren, ontzag inboezemen. His was the high-born eye, that checks low mirth, but lacks no courtesy (reg. 5, 6.) beteekent, dat hij enkel door zijn oogopslag, die zijn edele afkomst verried, een einde kon maken aan de ordinaire drinkgelagen van zijn volk, maar dat hij toch de menschen ook met minzaamheid tegemoet kon treden. De vertaler zegt: Dát oog, dat geen gemeenzaamheid begeert,
Doch nimmermeer beleefdheid van zich weert.
De slotverzen van de geciteerde passage zijn niet gemakkelijk weer te geven, wat in het bijzonder geldt voor 11 en 12; maar lieflijk stroomend tot en uit het hart is toch wel een zonderlinge combinatie. Voor vers 13 vinden wij: maar zelden was die stemming hem bereid (reg. 19.), wat beteekenen moet, dat hij zelden in die stemming was. Het zal wel te wijten zijn aan de behoefte aan een rijmwoord, maar het is slecht Hollandsch. Ook het volgende vers is niet juist weergegeven; what he softened beteekent wat hij met zachtheid bereikte; en krachten is toch niet hetzelfde als geweld, wat de vertaler blijkbaar bedoelt. Hoe stijf zijn ook de laatste twee verzen en hoe ver blijft der jonkheid drift ten achter bij the evil passions of his youth. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Het spreekt van zelf, dat, waar er zooveel onjuistheden in de onderdeelen voorkomen, het beeld in zijn geheel een anderen aanblik heeft gekregen dan het oorspronkelijke. Inderdaad is Conrad met zijn gecompliceerd karakter, maar door Byron aannemelijk gemaakt, in de vertaling tot een onmogelijke ledepop geworden. In de verzen, die betrekking hebben op Medora, vinden wij in het algemeen dezelfde tekortkomingen; de taal is stijf en dikwijls onzuiver, de zinsbouw vaak gewrongen, de vertalingen in den geest van de besprokene. Wat bij Byron zich vloeiend laat lezen en voortdurend boeit, stokt hier herhaaldelijk en men heeft telkens neiging de lezing te staken. Alles is even stijf en conventioneel. Hier volge een voorbeeld. Mijn eenge hoop op aarde is in uw oog,
En nooit streelt mij genade van omhoog.
Maar die gevoelens, die ge in mij durft laken,
Mijn min voor u, mijn haat voor hen, zij maken
Zoo één geheel uit, dat, zoo liefdegloed
Voor 't menschdom ooit mijn boezem mocht doorblaken,
Mijn min voor u uitdoofde in mijn gemoed!
Maar vrees dit niet - de proef van heel 't verleden,
Zij waarborgt u den duur dier teederheden.Ga naar voetnoot1
Als de dichter Medora beschrijft, zooals zij afscheid neemt van Conrad, Her long fair hair lay floating o'er his arms,
In all the wildness of dishevelled charms;
Scarce beat that bosom where his image dwelt
So full - that feeling seem'd almost unfelt,Ga naar voetnoot2
dan geeft de vertaler dat aldus weer: Heur lang, schoon hair lag op zijn arm gespreid
Met al de pracht van losse aanvalligheid;
Haar borst, die steeds zijn beeltnis met zich droeg,
Was zóó beklemd, dat zij schier niet meer sloeg.
Hoeveel mooier en juister is all the wildness of dishevelled charms dan al de pracht van losse aanvalligheid; ook op de laatste twee verzen zijn aanmerkingen te maken. Het wee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
moedige lied, waarmede Medora de komst van Conrad verbeidt, in het oorspronkelijke al wat sentimenteel en conventioneel, is bij Van den Bergh rhetorische gelegenheidspoëzie geworden. Als voorbeeld moge het derde couplet volgen. Remember me - Oh! pass not thou my grave
Without one thought whose relics there recline:
The only pang my bosom dare not brave
Must be to find forgetfulness in thine.Ga naar voetnoot1
Gedenk gij mijner steeds! Wil toch mijn graf niet vlieden,
Eer ge één gedachte wijdde aan wie er sluimren mag;
Ach, 't eenigst wat mijn hart geen wederstand durft bieden,
't Zou zijn, dat het zich ooit door 't uw' vergeten zag.Ga naar voetnoot2
Het best geslaagd is de inleidende strophe, het Zeerooverslied, waarin de vrijbuiters hun vroolijk en onbezorgd leven op de baren tegenover het eentonige bestaan op het land verheerlijken. Ziehier de beginverzen. O'er the glad waters of the dark blue sea,
Our thoughts as boundless, and our souls as free,
Far as the breeze can bear, the billows foam,
Survey our empire, and behold our home!
These are our realms, no limits to their sway -
Our flag the sceptre all who meet obey.
Over 't effene vlak van den blauwenden vloed,
Met gedachten zoo grensloos als vrij van gemoed,
Overzien wij ons rijk en beschouwen we ons huis,
Waar het koeltjen ons draag'en het golfjen slechts bruis'.
Dit 's 't gebied onzer Macht, door geen grenzen bepaald;
Onze vlag is de staf, wien elk schatting betaalt.
Ook in den bundel Uitheemsche Bloemen komt een overzetting van het Zeerooverslied voor, niet zooals de bovengenoemde in anapesten, maar in trochaeën geschreven. Overigens is er niet veel verschil, zooals moge blijken uit de verzen, welke hier volgen. Over 't blijde vlak der waatren
van den donkerblauwen vloed,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Met gedachten even grensloos,
en met even vrij gemoed,
Overzien wij heel ons erfrijk,
en beschouwen wij ons huis,
Zoover 't koeltjen ons kan dragen,
en zoo wijd de golfslag bruis',
Dit 's de staat dien wij beheerschen,
door geen grenzen afgepaald,
Onze scheepsvlag is de scepter,
die een ieder cijns betaalt.Ga naar voetnoot1
Ook Van Lennep heeft, zooals wij zagen, een navolging van de openingsstanza geschreven en deze als het Lied der Friesche Zeelieden ingelascht in den eersten zang van Adegild.Ga naar voetnoot2 Zijn overzetting is het vrijst, maar in toon stemt zij het best met de oorspronkelijke verzen overeen. Dat Van den Bergh's tweede vertaling in het algemeen beter is dan de eerste, blijkt bijvoorbeeld uit de volgende verzen:
Eerste Vertaling. (1837.)
Welk een bruisend zielsgevoelen,
welk een polsslag, woest en wild,
Op die ongebaande wegen
in den zwerver heeft getrild,
Die steeds reikhalst naar den kampstrijd,
eer het uur des strijdens slaat,
En wat anderen doet siddren,
hem in weelde baden laat.Ga naar voetnoot3
Tweede Vertaling. (1843.)
Welk een bruisend genot, welk een polsslag er wild
Op dien spoorloozen weg zulk een zwerver doortrilt,
Die slechts haakt naar den kamp, vóór het uur van den strijd,
En wien al wat gevaar heet de ziele verblijdt.Ga naar voetnoot4
Bij Van Lennep luidt dit gedeelte: Hij alleen, die, vrij van ziel,
't Hachlijk spel beproefde;
En met huppelende kiel
Over 't water loefde,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Kent dat tint'lend polsgevoel
Zoo vol zaligheid;
Vindt, als wij, zich 't allen tijd,
Om de wellust van den strijd,
Tot dien strijd bereidt.Ga naar voetnoot1
Ook de schoone beschrijving van den zonsondergang in Griekenland, waarmede de Derde Zang begint, komt vrij goed tot haar recht, hoewel er een aantal onjuiste overzettingen in voorkomt en de taal ook weer lang niet onberispelijk is. Hier volgen nog ter vergelijking de eerste verzen: Slow sinks, more lovely ere his race be run,
Along Morea's hills the setting Sun;
Not as in Northern climes obscurely bright,
But one unclouded blaze of living light!Ga naar voetnoot2
Zachtkens daalt, maar nog veel schooner dan toen zij haar loop begon
Langs Morea's heuvelklingen de ondergaande zomerzon.
Niet zooals in Noorderluchten met een sluier voor 't gezicht,
Maar één onbewolkte vuurvlam van bezielend, levend licht.Ga naar voetnoot3
Zoo zijn er in deze vertaling wel hier en daar beter geslaagde gedeelten aan te wijzen, maar het geheel voldoet niet aan matige eischen. Het aantal enjambementen is legio; sommige er van zijn hinderlijk, zooals Nu volgen zij het smalle bergpad, uit-
Gehouwen in de rots, tot aan den toren,
Die heel de baai bestrijkt. Het varenkruid
Schenkt hun zijn geur.Ga naar voetnoot4
De taal is dikwijls onzuiver. Wij laten hier enkele voorbeelden volgen: En vreezen, dat de vreugd, die ons ontmoet,
Van korten duur zij.Ga naar voetnoot5
.... zij enkel spreken
Van dieper driften - en wie bovendien
Ze aanschouwen wou, hij zelf moest ongezien
Aanschouwen.Ga naar voetnoot6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de proef van heel 't verleden,
Zij waarborgt u den duur dier teederheden.Ga naar voetnoot1
't Blauw van dat groot, beminlijk oog bevroor
Door 't eindloos staren op het zeegebied.Ga naar voetnoot2
.... op 't dek neemt Conrad stand.Ga naar voetnoot3
En hij verwaardigt zich een wenk te geven
Die prijzen heet.Ga naar voetnoot4
Verder wordt de taal ontsierd door een groot aantal ongebruikelijke samentrekkingen, zooals aâmt, spoên, verraân, beschaaûwd, geraân, binnentreên, daân, leên; ook zijn genitieven als huns Hoofdmans zaak, 's vermoorden wijsgeers dagen niet bevorderlijk voor de losheid. Onaangenaam ook doen woorden aan als gespoeid, voorzeid, verwenscht in passages als de volgende: Breng het ter smids: 't heeft in de laatste dagen
Mijn arm meer dan mijn vijanden vermoeid;
Het seinschot klinke en wekke ons door zijn slagen,
Als 't toevensuur voor ons is heengespoeid.Ga naar voetnoot5
Maar thans wekt dit mijn hoogmoed op, dat ik
Mij vangen liet in dien verwenschten strik.Ga naar voetnoot6
Dit uur verlaat ik u! - ik heb 't voorzeid:
Zoo vlood steeds iedre droom van zaligheid!Ga naar voetnoot7
Wat was het oordeel van De Gids over dit werk? In den achtsten jaargang komt een beoordeeling van De Zeeroover voor van de hand van H. Pol, die met alle ‘achting, welke hij voor de talenten des Heeren Van den Bergh koestert,’ weinig andere stof tot prijzen heeft, dan dat hij geen drukfouten heeft gevonden. Hij citeert een aantal verzen, die ‘even stroef, als in strijd met den vereischten klemtoon’ zijn, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
geheel luiden als proza, ‘dat dan zelfs hard klinkt’, of die verkeerd zijn overgebracht. Het is hem verder blijkbaar gegaan als ons; hij heeft tevergeefs gezocht naar gedeelten, die door hun schoonheid treffen. ‘Gaarne wenschte hij ook betere vijfvoetige jamben aan te halen, maar het is hem niet gelukt ze te vinden.’ Deze criticus schrijft het mislukken van de vertaling grootendeels toe aan het gebruikte metrum. ‘De Heer Van den Bergh heeft hetzelfde metrum gehouden, uitgezonderd in het begin, alsmede op blz. 20, en in den aanhef en het slot van den derden zang. Waarom? Gevoelde de geachte vertaler zelf, dat de doorgaans mannelijke vijfvoetige jamben in onze taal op den duur stroef en van alle melodie beroofd worden? Het is zoo, onze beste dichters schijnen thans wel eens minder aan den vorm te hechten, en zelfs heeft men den Engelschen viervoetigen staanden jambus willen invoeren; doch doet men daardoor der Hollandsche taal, die zooveel buigzamer is dan de Engelsche, geen onrecht?’Ga naar voetnoot1 Men zou hiertegen kunnen aanvoeren, dat Beets en Ten Kate met deze versmaat meermalen goede resultaten hebben bereikt; maar het komt ons voor, dat ook de recensent wel heeft gevoeld, dat het Engelsch van Byron boven de krachten van den vertaler ging. Het publiek schijnt Van den Bergh's vertrouwen, dat hij ‘een der schoonste scheppingen van den Engelschen Dichter niet geheel onbehagelijk voor Hollandsche ooren heeft teruggeven’, niet beschaamd te hebben, zooals uit de verschijning van Lara zou kunnen blijken. ‘Zoo ik mij in die verwachting niet bedrogen mocht hebben,’ zegt de vertaler, ‘zou het niet onwaarschijnlijk zijn, bewaart God mij den lust en de gezondheid daartoe, dat ik later mijn krachten aan Byron's Lara, dat door enkelen voor een vervolg op De Zeeroover gehouden wordt, beproefde; of ik dit voornemen al dan niet verwezenlijkt zal zien, staat evenwel aan mijn lezers.’Ga naar voetnoot2 De overzetting verscheen in 1845 met een opdracht aan Bennink Jansonius, met wien de schrijver door nauwe vriendschapsbanden was verbonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
In ons riep de eêlste kunst, waarvoor we in geestdrift blaken,
Die ons zoo menigmaal het hoogst genot deed smaken,
De vlam der reinste vriendschap voort.Ga naar voetnoot1
De vijfvoetige jamben van het oorspronkelijke zijn in deze vertaling onafgebroken bewaard; ook de verdeeling in zangen en strophen is ongewijzigd behouden. Het geheel laat zich, naar het ons voorkomt, vloeiender lezen dan de voorgaande overzetting, hoewel wij in het algemeen dezelfde gebreken opmerken. Als voorbeeld kiezen wij de beschrijving van Kaled. Light was his form, and darkly delicate
That brow whereon his native sun had sate,
But had not marred, though in his beams he grew,
The cheek where oft the unbidden blush shone through;
5[regelnummer]
Yet not such blush as mounts when health would show
All the heart's hue in that delighted glow;
But 't was a hectic tint of secret care
That for a burning moment fevered there;
And the wild sparkle of his eye seemed caught
10[regelnummer]
From high, and lightened with electric thought,
Though its black orb those long low lashes' fringe
Had tempered with a melancholy tinge;
Yet less of sorrow than of pride was there,
Or, if 't were grief, a grief that none should share:
15[regelnummer]
And pleased not him the sports that please his age,
The tricks of Youth, the frolics of the Page;
For hours on Lara he would fix his glance,
As all-forgotten in that watchful trance;
And from his chief withdrawn, he wandered lone,
20[regelnummer]
Brief were his answers, and his questions none;
His walk the wood, his sport some foreign book;
His resting-place the bank that curbs the brook.Ga naar voetnoot2
Zijn leest was tenger, en de zon zijns lands
Had niet geschaad aan d'onbevlekten glans
Zijns voorhoofds; ook was door heur felle stralen
Zijn kaak gespaard, waarop men menigmalen
5[regelnummer]
Een niet vrijwillig blosjen rond zag dwalen.
't Was niet dat zacht, bekoorlijk inkarnaat,
Dat bij gezondheid ook geluk verraadt,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar wel een teringachtig merk van leed,
Dat zich een wijl er koortsig kennen deed.
10[regelnummer]
Het schittrend vuur van zijn verruklijke oogen
Scheen als geroofd van starren uit den hoogen
En door een elektrieken vonk gewekt;
Terwijl van zijden wimpren overdekt,
Hun appels door een tint getemperd waren,
15[regelnummer]
Waaruit zwaarmoedigheid zich liet verklaren.
Toch scheen 't meer trots, dan droefheid, of 't was smart:
Maar smart, waar niemand deelgenoot van werd.
De spelen, die men op zijn leeftijd mint,
De treken, waar een paadje vreugd in vindt,
20[regelnummer]
Zij hadden niets aanloklijks voor zijn hart.
Zijn blikken bleven uren soms gericht
Op Lara - en dan in dat zoet gezicht
Verzonken, was 't of hij het al vergat.
Als hij zijn meester niet ter zijde trad,
25[regelnummer]
Zag men hem steeds in diep gepeins verloren:
Kort was dan 't antwoord, en hij had geen vraag,
Dan werd het dichte woud door hem verkoren,
Dan was voor hem uitheemsch een boek gestaâg
Zijn vreugd - zijn rustplaats 't mossig oevergroen,
30[regelnummer]
Waar langs de beek haar golfjes voort deed spoên.Ga naar voetnoot1
Hierin komen vrij goede gedeelten voor naast vrij slechte. Zoo is darkly delicate (reg. 1.), dat toch belangrijk is bij de beschrijving van den zuidelijken page, weggelaten. Het woord kaak (reg. 4.) voor cheek voldoet ook niet, evenmin als het niet vrijwillig blosjen dat er op ronddwaalt. De dan volgende verzen geven de oorspronkelijke gedachte juist en in goede bewoordingen weer: 't Was niet dat zacht, bekoorlijk inkarnaat,
Dat bij gezondheid ook geluk verraadt,
Maar wel een teringachtig merk van leed,
Dat zich een wijl er koortsig kennen deed.
Voor het schittrend vuur (reg. 10.), de vertaling van the wild sparkle (reg. 9.), hadden wij liever de wilde gloed gelezen, omdat door de gebezigde woorden de onrust van den page niet wordt uitgedrukt. Het epitheton verruklijke (reg. 10.) is hier niet op zijn plaats en reg. 12 is foutief; de gloed in het oog wordt gewekt door de rustelooze, elkaar met electrische snel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
heid opvolgende gedachten en gevoelens. In de vertaling komt dat niet uit en is er geen verband met het voorgaande. Vers 18, As all-forgotten in that watchful trance,
is niet zuiver weergegeven. Byron zegt, dat Kaled zich zelf en alles om hem heen vergat, als hij zijn blikken niet van Lara af kon wenden; in de vertaling wordt de indruk gewekt, dat hij al de spelen en genoegens der jeugd vergeet. Twijfelachtige uitdrukkingen zijn verder: als hij zijn meester niet ter zijde trad (reg. 24.), hij had geen vraag (reg. 26.), uitheemsch een boek (reg. 28.) - De schoonste plaats uit het gedicht is het gedeelte, waar Lara's dood en Kaled's trouw beschreven worden. Dit is ook in de overzetting een van de best geslaagde passages, die niet al te ver achter blijft bij het oorspronkelijke. Tot besluit van onze beschouwingen mogen nog enkele verzen er van volgen. But gasping heaved the breath that Lara drew,
And dull the film along his dim eye grew;
His limbs stretched fluttering, and his head drooped o'er
The weak yet still untiring knee that bore;
He pressed the hand he held upon his heart -
It beats no more, but Kaled will not part
With the cold grasp, but feels, and feels in vain,
For that faint throb which answers not again.
‘It beats!’ - Away, thou dreamer! he is gone -
It once was Lara which thou look'st upon.Ga naar voetnoot1
Maar snikkend zwoegde Lara's borst. Zijn oogen
Zijn door een donker nevelfloers betogen;
Zijn leden strekken trillend zich ter aard,
En 't hoofd ligt op de tengere knie gebogen,
Die 't draagt, maar zich er niet door voelt bezwaard.
Vast aan zijn hart hield hij de hand geprangd,
Die, teêr en trouw, nog steeds de zijne omvangt.
Het slaat niet meer, maar Kaled houdt niet op
Met te onderzoeken naar zijns harten klop,
Schoon hij geen antwoord van dat hart erlangt.
Het slaat! - Gij dwaalt, o droomer! 't Is om niet!
't Was Lara eens, op wien gij nederziet.Ga naar voetnoot2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Onze slotsom kan geen andere zijn dan dat Van den Bergh's overzettingen beneden het middelmatige zijn gebleven. Een geboren dichter was deze vertaler van Byron zeker niet; door zijn te waardeeren arbeid heeft hij veel kunnen bereiken, maar wij moeten constateeren, dat het hier besproken werk zijn krachten te boven ging. Ook de vertalingen van Van Lennep, Beets en Ten Kate blijven bij de oorspronkelijke gedichten ver ten achter; maar toch gelooven wij, dat deze begaafde schrijvers, hadden zij er zich toe gezet, een anderen Lara, een beteren Zeeroover aan het Nederlandsche publiek zouden hebben geschonken. Het zal wel niet geheel en al uit bescheidenheid geweest zijn, dat de vertaler zich in het Voorbericht op de uitspraak der Ouden beroept, maar het daar aangehaalde woord moge onze beschouwing van zijn werk besluiten, omdat het tevens de waardeering uitdrukt, die deze arbeid verdient: In magnis voluisse sat est. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
VI - SlotGedurende een tiental jaren heeft het Byronisme de Nederlandsche Letterkunde beheerscht, zonder er echter zulk een grooten invloed op te oefenen als op de literatuur van Frankrijk, Duitschland en de Slavische rijken. Ook de geestdrift, die in het buitenland voor den Britschen dichter heerschte, hebben wij hier niet gekend; zelfs merken wij bij al zijn Nederlandsche vertalers en navolgers een zekere reserve op, die geen hunner ooit geheel heeft afgelegd en die met de jaren toenam. Dit gebrek aan enthusiasme is wel in hoofdzaak toe te schrijven aan den laten invloed; de bijkomende omstandigheden, welke er toe medewerkten om de ons omringende volken, vooral de Franschen, voor den Engelschen werelddichter in gloed te zetten, hebben hier nimmer haar invloed doen gelden. In 1820 reeds had Byron Parijs veroverd. Er was geen salon of het eerste wat men er elkaar vroeg was: ‘Hebt u het nieuwe meesterwerk van Lord Byron al gelezen? Het is afschuwelijk vertaald, maar wat moet het mooi zijn in het Engelsch!’ Onder het jongere geslacht was zijn populariteit ongekend. Zijn portretten werden gretig gekocht; de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
onbeduidendste kleinigheden, die hem hadden toebehoord, werden als reliquieën bewaard. Men leerde zijn gedichten van buiten en deed zijn uiterste best om zijn schrijftrant na te volgen, om in uiterlijk op hem te gelijken. Velen oefenden zich voor den spiegel om het verachtelijk optrekken van de bovenlip of den somberen blik, waarmede hij op sommige portretten is afgebeeld, over te nemen. Enkelen gingen er in navolging van den grooten leider toe over halsboorden zonder das te dragen..... Macaulay zegt, dat er gedurende eenige jaren geen roman verscheen zonder een geheimzinnigen, door smart verteerden, op Lara gelijkenden held. Ontelbaar was het aantal studeerende jongelieden, die een prooi werden van hun zwarte verbeelding, wier gemoed niet meer verhelderd werd door de blijheid van hun jeugd, die door somberen hartstocht werden verteerd en aan wie het niet was vergund hun leed door een traan te verlichten. Van een dergelijke buitensporige vereering is bij ons geen sprake geweest. - Het is verder opmerkelijk, dat het hoogtepunt van Byron's roem en invloed juist samenvalt met het tijdperk, waarin het romantisme zijn grootste activiteit ontplooide. Romans, als Scott, heeft Byron niet geschreven, maar het romantische element neemt een voorname plaats in zijn werken in; en vooral om hun sterke en op zich zelf staande romantiek werden de Giaour, de Corsair, Lara, Parisina door duizenden en duizenden lezers in Europa verslonden. Zoo heeft Byron niet alleen een belangrijk aandeel gehad in de overwinning van het romantisme op het classicisme, maar hij heeft ook het aanzijn gegeven aan een zuiver romantisch type. En toch, ofschoon hij een kind van de romantiek was, gingen zijn litteraire sympathieën uit naar de klassieken, met name Pope en de zijnen. Daarvan getuigen ook zijn drama's, klassiek naar den vorm, romantisch van inhoud, en door dit compromis van twee uiteenloopende richtingen tot mislukking gedoemd. In het aardige E Nihilo Nihil or An Epigram Bewitched, in 1818 in den toon van Don Juan geschreven, komt die verdeeldheid van neiging typisch uit. Of rhymes I printed seven volumes -
The list concludes John Murray's columns:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Of these there have been few translations
For Gallic or Italian nations,
And one or two perhaps in German -
But in this last I can't determine.
But then I only sung of passions
That do not suit with modern fashions;
Of Incest and such like diversions
Permitted only to the Persians,
Or Greeks to bring upon their stages -
But that was in the earlier ages
Besides my style is the romantic,
Which some call fine, and some call frantic;
While others are or would seem as sick
Of repetitions nicknamed Classic.
For my part all men must allow
Whatever I was, I'm classic now.Ga naar voetnoot1
De vertalingen, waarvan hierin sprake is, betroffen de eerste overzetting van The Bride of Abydos in het Fransch, een Italiaansche vertaling van The Lament of Tasso en fragmenten uit Manfred door Goethe in het Duitsch overgebracht. In latere jaren verschenen niet minder dan vijf edities van zijn volledige werken in het Fransch en even zooveel in het Duitsch, de laatste nog in 1888. In ons land is men nooit tot een overzetting van de complete werken gekomen; maar zelfs nog in 1907 verscheen er een Byron-vertaling.Ga naar voetnoot2 Deze betrof echter een der drama's; de tijd van de echte Byron-stukken was toen reeds lang voorbij. Met het ondergaan van de zon der romantiek verdween ook de luister van het Byronisme. In onze literatuur, die alleen den nagloed heeft gekend, weerspiegelde het zich hier en daar nog eens zwakjes in de gedichten van den Minstreel van Kennemerland om daarna voorgoed te verdwijnen. Maar onafscheidelijk blijft ook aan den ontwikkelingsgang van onze letterkunde de naam verbonden van den grooten Britschen dichter, wiens werk onvergankelijk is als de taal van zijn land. |
|