Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 372]
| |
Veltvrijage. Opnieuw een pastorale liefdesdialoog. De namen komen bij Vergilius voor, maar de naam Galathea als openingswoord doet even aan Hoofts ‘Galathea ziet de dag komt aan’ denken (Hooft i, p. 49-50). Galathea verkiest de vrijheid en beschouwt het huwelijk als een pijnlijke last. Met paradoxale bewoordingen geeft ze ten slotte toe: als het dan een plicht is de liefde te vieren in de jeugd en als ik dan die gevangenis (‘blok’) van vreugde in moet, maak mijn lijden dan maar goed met kussen, tot aan het graf - aanduiding voor de liefdesdood. Ook dit gedicht, evenals het vorige, zal uit 1722 of iets later stammen. | |
VeltvrijageDamon. Galathea.
Damon.
Galathea, waarom vlucht gij dus in 't woud?
Wend uw zinnen tot de liefde langs dit hout.
Hebt gij ene geit verloren? sta, ai sta.
Ik kom u een herder veilenGa naar margenoot* voor die schâ.
Galathea.
'k Ben om herders niet verlegen in dees tijd.
Wilt gij hoeden, hoed u zelve; scheld mij kwijt.
't Vee kan mij geen hinder geven, maar de min
zou misschien mij nederdrukken, los van zin.
Damon.
Dat zijn woorden die uw moeder heeft gesmeed,
en u onlangs ingestoken, tot mijn leed.
Maar haar raad is voor uw jonkheid ongerief.
Hoor de zwaluwtjes eens roepen, 'k Lief, ik lief.
Galathea.
Wat de blijde vogels zingen raakt mij minst.
Wring uit hunne mengelstemmen vrij uw winst.
't Lust mij d' eenzaamheid te vieren, tree op tree,
waar mij 't koele gras vervrolijkt. D' echt baart wee.
| |
[pagina 373]
| |
Damon.
Maar ook weelde, of zon en starren stonden doof.
Ai beschouw de rijke hemel; en geloof,
dat de stallen zouden kwijnen, buurt bij buurt,
zo de liefde kon verkoudenGa naar margenoot* die nog duurt.
Galathea.
Moet men dan de min betrachten in de jeugd;
moet men 't strenge blok ontvlieden van de vreugd;
Veeg dan hier met honingkussen 't lijden af.
'k Zal met u het groen betreden tot aan 't graf.
|
|