Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 344]
| |
Bruiloftzang voor de heer Jan Messchaert en juffrouw Kornelia Maria Messchert. Een curieus gedicht, in de eerste plaats omdat het vol mythologie staat, terwijl de bruidegom diaken van de doopsgezinde gemeente in Rotterdam was en Poot hem, een goede vriend, eerder met een bijbeldicht had bedacht. Een ‘U, o Venus, loven wij’ omdat u aan het zielsverlangen van mijn vriend hebt voldaan, moet vreemd geklonken hebben in dit stemmige gezelschap, dat eerder een ‘Te Deum laudamus’ verwacht zal hebben. Kennelijk treedt Poot hier nog eens als de luchtige dichter van vroeger op. Daar hoort bijvoorbeeld ook bij de spottende opmerking over de maagdelijke staat: 't mag dan vroom zijn, het maagdenleven, maar er waren er toch maar weinigen toe gezind en die hebben veel gemist. In de tweede plaats valt op dat Poot van de 150 regels die het telt er bijna veertig aan eigen liefdesverlangen besteedt. De bruiloft werd op 24 september 1727 te Rotterdam gevierd. De eerste regels en ook een passage verderop zinspelen erop dat de bruidegom, toen al bijna veertig jaar oud, wel lang gewacht had met in het huwelijk te treden. | |
Bruiloftzang voor de heer Jan Messchaert en juffrouw Kornelia Maria MesschertZo beleef ik dan de stonden,
dat mijn vriend de trouwverbonden
boven 't eenzaam leven stelt:
dat Kornelia haar zinnen
tot de echt en 't zalig minnen
dwingen voelt door zoet geweld.
Zo is dan de tijd geboren,
dat het maagdelijk verhorenGa naar margenoot*
Messchaerts liefde mild betaalt:
dat Maria 't huis haars vaders
als vergeten leert, mitsgadersGa naar margenoot*
aan haars bruigoms zijde praalt.
Gouden Venus van de hemel,
zonder wie het blij gewemel
van 't heelal haast droef zou zijn;
laat de krijgsliên Mavors eren,
't kunstig volk bij Pallas zweren,
en de vorsten bij Jupijn:
laat de jagers Phoebe prijzen,
d' akkerluiden eer bewijzen
aan hun Ceres; laat ook vrij
't kampspel Pollux hoog benoemen,
| |
[pagina 345]
| |
't paardenrenpad Castor roemen,
u, o Venus, loven wij.
U verheffen wij met zangen,
aangezien gij 't zielverlangen
mijnes vriends zo gul voldoet,
en zo wel door uw bestelling
d' eerbre bruid verdriet en kwelling
leert verachten, fier van moed.
U verhef ik, blij van zinnen,
die mij vrienden en vriendinnen
aan zult voên door Messchaerts echt;
kroost, dat door zijn waarde namen
eens mijn rijmpjes zal befamenGa naar margenoot*
en versieren, goed en recht.
Bruigom, eer der brave mensen,
't lust mij u geluk te wensen
met uw ThisbeGa naar margenoot*, vol geluk.
't Lust mij van het lieflijk dwingen
en beleid der min te zingen,
gans niet vrij van minnedruk.
Want waartoe het hart te helen
voor een vriend in 't bruiloftskwelen,
onlangs met mij even vrij?
Onlangs: maar nu drukt met blijheid
't echtjuk u, doch mij die vrijheid
met een felle slavernij.
'k Moet mij, in dees blijde tijden,
dan wel om uw lot verblijden,
maar benij het u bijna,
en zou door mijn volgen tonen,
hoe 'k waardeer uw bruiloftskronen,
vond ik ook een lieve gâ.
Zeker, 'k zou te grof bedriegen,
en als een Cretenzer liegen,
zo ik voorgaf, dat de min
op mijn boezem niet kon hechten,
bij mij niets wist uit te rechten,
nimmer vat kreeg op mijn zin.
Neen: zo mij een god wou geven
een gans rijk en zalig leven,
| |
[pagina 346]
| |
en er enkel bij bedong,
dat ik zonder vrouw moest blijven;
'k zou dat aanbod laten drijven,
en afbidden, heus van tong.
Ja, al kon een groot vermogen
mij verheffen in den hoge
bij het teken van de Maagd;
'k liet de schone hemel varen
zo ik eeuwig zonder paren
daar moest leven, als geplaagd.
Zie, voor zulke monsters schouwen
wij onkundigen de vrouwen.Ga naar margenoot*
Doch dat biechten baat hier niet.
'k Zal dan mijnen toon hergrijpen,
en misschien nog pijlen slijpen
voor Cupido met dit lied.Ga naar margenoot*
Als die god op zijn tonelen
rol op rol begint te spelen
maakt hij 't eenzaam bed te hard.
Dan gaan kopren torens open.
Dan wordt Danaë beslopen,
schoon ze vast verzekerd werd.
Dan heeft Argus, ras bedrogen,
niet genoeg aan honderd ogen
bij die schone witte koe.
Ook scheidt deur noch raam gelieven
als ze zich in minnebrieven
snel herscheppen, blij te moe.
Hercules noch zijn heer vaderGa naar margenoot*,
ja al 't godendom te gader
keert de min niet waar ze heerst.
'k Zie zelfs nimfen en godinnen
sterfelijke mans beminnen,
trouw beminnen, en wel eerstGa naar margenoot*.
En haar min brengt, hoog te melden,
halve goden voort en helden.Ga naar margenoot*
Zulke bruiden schreien mee,
maar 't zijn altijd droge tranen,
tranen die tot vreugd vermanen,
zoet geschrei van minnewee.
| |
[pagina 347]
| |
'k Zal mij voorts met u verblijden,
Messchaert, wie de kring der tijden
dus een overschone dag
en nog aangenamer nachten
toevoert als op arendsschachten.
Weer, o blijdschap, nu 't geklag.
En gij bruid, sieraad der vrouwen,
die d' aartsschoonheid uit gaat trouwen
en puikzeden aan 't verstand,Ga naar margenoot*
laat dees keur u niet verdrieten.
Langs de zoete bruiloftsvlieten
vaart de deugd naar 't weeldeland.
Zou de min geen maagd ontvonken!
In d' Armenische spelonken
treft ze leeuw en tijger wel.
En uw moeder, zo veel vroeder,
noch uw vader, noch uw broeder
gingen vrij van 't mingekwel.Ga naar margenoot*
Volg hun echtspoor zonder praten
van het heil der maagdenstaten.
't Maagdenleven is een zaak
die meest lang met kleine scharen
is ten hemel opgevaren,
mooglijk zonder vol vermaak.
Op de grondvest van het trouwen
steunen d' eeuwige gebouwen
van de tempel en het hof.
't Zachte bed moet ook die zaken
onderschoren en volmaken,
of ze vielen in het stof.
In wat puinhoop en woestijnen
zou ras dag- en nachtlicht schijnen
zo men Venus 't land verbood;
zo men Hymens fakkel doofde,
en het huwen als onthoofde!
Keer, o jonkheid, deze nood.
Doch die braaf van zelve lopen,
waarom zou men die nog nopen
met een dichtspoor langs hun veld?
Kuise en schone bruid, uw paren
| |
[pagina 348]
| |
ziet de hemel niet ongaren,
heeft de hemel zelf besteld.
Leeft in vree dan, nieuwgetrouwden.
Laat de min hier echtfeest houden.
Maakt de reine wellust steeGa naar margenoot*:
want die hoopt u met de zegen
bij te blijven en uw wegen
staag te banen. Leeft in vree.
|
|