Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 326]
| |
GeboortedichtenGeboortezang aan mijn vader Kornelis Poot. Als vaker herdenkt Poot de verjaardag van zijn vader, nu al de 68ste, met een gedicht. Ook nu is het weer weinig persoonlijk, al is er een rolletje voor de kleinkinderen, Poots neefjes en nichtjes. De zoon kijkt terug op een leven dat zijn goede momenten had maar toch vooral veel leed heeft gezien, waarbij hij vooral denkt aan het overlijden van zijn moeder in 1709. Toen bleef vader achter met vier ‘domme jeugdelingen’, de toen twintigjarige dichter met zijn drie jongere zusters, die tussen de 15 en 18 jaar oud waren. | |
Geboortezang aan mijn vader Kornelis Poot, verjaard de xiv. der GrasmaandGa naar margenoot*Brengt de milde Bron van 't leven
dankbaarheid en glorie toe:
Volgt mijn maten, blij te moê,
zusters, zwagers, nichten, neven.
Deze stond bestelt ons stof
tot het melden van Gods lof.
Vader is vandaag geboren
zeventig min tweemaal een
ronde jaren netGa naar margenoot* geleên.
Hoe gezwind zijn langs hun sporen
eeuwen, jaren, maand en uur
voor de krankheid der natuurGa naar margenoot*!
Maar hoe langzaam gaan de dagen
voor de mens die, schaars van spoed,
zorgen staag en sloven moet,
en veel leeds verkropt en klagen!
Dit nochtans is meest en veel
aller sterfelijken deel.
Juichen, treuren, weelde, rampen,
tegenheden en geluk,
zoet en bitter, heil en druk
dagen ons tot harde kampen,
en vermoeien lijf en geest,
doorgaans echter 't kwaadste meest.
Vader zou ons dit verkonden
zo men blijk van node had,
die de grijsheid op het pad
| |
[pagina 327]
| |
der oprechtheid heeft gevonden,
als een sierelijke kroon:
Maar hoe wint men zulk een loon?
'k Heb hem 't hart wel zien vermeien
in de vreugd, als 't lot die gaf;
maar ook Moeders lijk en graf
droef en drukkig zien beschreien,
en verlaten met verdriet,
dat hem al te nôGa naar margenoot* verliet.
Dus zijn trouwe min en liefde
nauw te doven door de dood.
Nergens vindt men die zo groot
als in 't paar dat d' echtflitsGa naar margenoot* griefde;
nooit ook meer dat boezems weektGa naar margenoot*
dan het lot dat trouwmin breekt.
Denkt nu voorts, of 't leed kon dwingen,Ga naar margenoot*
dat hem om de hersens dreef,
toen hij treurig zitten bleef
met vier domme jeugdelingen;
Want een zuigling deert en kwelt
min dan 't kroost dat twintig telt.
Velerhande lotgevallen
zijn hem na dien tijd ontmoet,
somtijds honing, veeltijds roet,
schrale weiden, lege stallen,
lage graan- en zuivelmart,
smalle blijdschap, brede smart.
Als de zorg van enen huize
vlak op tweepaar schouders legt,
vast verbonden in den echt;
als geen leed daartegen druize,
en geen ramp hun hart ontrust,
dan beschouwt men eerst zijn lust.
Doch die dus ontpaard blijft leven,
en 't huis echter wel bestiert
dient geprezen en gevierd.
Vrienden, helpt mij heilspraak geven;
kinders, wraaktGa naar margenoot* de taartenpan,
en omhelst de oude man.
Uw grootvader ziet gij prijken
| |
[pagina 328]
| |
aan deez' ongeveinsde dis.
Wist gij hoe zijn inborst is,
o, hoe zoudt gij dan doen blijken,
met een krans, van kruid gebreidGa naar margenoot*,
uwe kindse dankbaarheid!
Uw onnoozle kinderjaren
stellen hem met hun vertoogGa naar margenoot*
zijne jonkheid voor het oog,
nu zo wijd teruggevaren.
Wel hem, die in 's levens lengt'
vrolijk aan zijn jeugd herdenkt.
Gunt deez' brave heil en zegen:
hoopt hem menigmaal nog blij
t' eren op zijn jaargetij.
Kon ik u tot zang bewegen,
'k lei deez' woorden in uw mond:
God hou Grootvaar lang gezond.
En gij, die met mij besteigert
enen hoger levenstijd,
laat ons vrolijk zijn om strijd.
Ziet hoe 't veld geen bloemen weigert.
Ziet de hemel zacht en stil
recht in 't hartje van april.
't Zou ons echter weinig passen
groen te voegen bij het grijs,
loof te strooien als op 't ijs.
Wat zijn blaên en bloemgewassen
voor een man die d' ijdelheên
lang met voeten heeft getreên!
Wenst uw Vader een blij leven;
wenst hem 't eeuwige na dit.
'k Help u wensen daar ik zit.
Zusters, zwagers, nichten, neven,
deze stond bestelt ons stof
tot het melden van Gods lof.
mdccxxv |
|