Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
De tamme leeuw en het hert. Fabel. De enige keer dat Poot dit genre beoefent, in de trant van Aesopus. De lering is dat men als men eenmaal zijn goede naam heeft verloren door slecht gedrag, die niet meer kan terugwinnen, ook al heeft men zich bekeerd. Een precieze bron is niet aan te wijzen. Waarschijnlijk heeft Poot de fabel uit Aesopisch materiaal verzonnen. Die veronderstelling wordt gesteund door het feit dat hij er zelf een uitvoerige verklaring aan toegevoegd heeft. | |
De tamme leeuw en het hert. FabelEen kwade naam maakt nog de mens verdacht,
die, van de dienst der zonden en haar macht
ontslagen, zich bekeerd tot deugd en kennis.
De leeuw, getemd door vlijt en kunst en wennisGa naar margenoot*,
zag 't hert weleer vol vrees omtrent hemGa naar margenoot* staan,
en sprak het dus beleefd en minzaam aan:
Ontzet u nietGa naar margenoot*; hier is geen kwaad te vrezen.
Ik ben niet meer die 'k eertijds plagt te wezen.
'k Misdeed u niet al ware ik los en vrij
van paal en band en plicht en dienstvaardij.
'k Laat nu de tucht, bescheiden van manieren,
de loop van mijn veranderd leven stieren.
'k Volg stil en zacht aan 't leidsel mijnen heerGa naar margenoot*.
Zijn wil en wenk weerstreef ik nimmermeer
door wrevelmoed, maar stelle mij gelaten.
Mijn macht zou nu geen dieren schaên maar baten.
Kom nader bij, waarom dus lang gepeinsd?
Zo sprak de leeuw, bedaard en ongeveinsd.
Maar 't hert hierop, misleid door waan en gissen:
Gij waart voorheen de schrik der wildernissen.
't versaagd gediert herdenkt met hartenleed
uw ondaênGa naar margenoot*, daarGa naar margenoot* 't van bange doodschrik zweet.
Wat donker hol school veilig voor uw woede?
gij leefde in moord; dies hou het mij ten goede
dat ik u schuw, al schijnt gij dus bedaard.
De naam van leeuw maakt mij met recht vervaard.
| |
[pagina 232]
| |
in 't hart te dragen is al een oude maar vervloekte kunstgreep; en een gladde tong misleidt ons gemakkelijk, naardien de welsprekendheid doorgaans vrijer ingang en meer spelen vergund wordt dan de waarheid. Helaas, hoe hebben bedrog en valsheid veld gewonnen! Wat schuilen er somtijds al snode ondeugden onder het zedig gewaad van een geveinsde oprechtigheid! Verwonder u niet: de Duivel zelf speelt dikwijls, in de gedaante van een Engel des lichts, op het toneel der wereld zijne helse rol. 't Is dan geen geringe kunst, gedurig en overal wel op zijne hoede te zijn, en waarheid en schijn nauwkeurig te onderscheiden. Maar, gelijk men niet zelden met zijn schade leert, dat schijn bedriegt; zo zal men ook gemeenlijk zulken, die van de brede onweg [doolweg] der goddeloosheden tot de steile heirbaan der deugd zijn overgeslagen, nog mistrouwen, en op hun doen en laten een wakend oog houden, gelijk onze fabel leert. Men beware dies altijd de goede naam, die beter is dan goede olie [vgl. Prediker 7:1), en vliede de ondeugd als een boze en inetende [invretende] kwaal die na haar vertrek nog afzichtige littekens in ons laat. Die eens steelt, is altijd een dief, zegt men, en een leugenaar wordt traag geloofd, al spreekt hij de waarheid. Wie zal ook een onbekommerd betrouwen stellen op iemand die zich ooit met verraad beholpen heeft? Dit zij mede gezegd van andere euveldaden en hun bedrijvers. Immers, de apostel Paulus, die van een wrede wolf in een getrouwe herder veranderde [vgl. Handelingen 9:1-19], werd na zijn bekering gevreesd [Handelingen 9:21], en zijn ambtgenoot Petrus schatte het gedierte, dat, voorheen onrein maar nu door God zelf gezuiverd, hem in een gezicht vertoont werd, nog op zijn oude waarde [Handelingen 10]. |
|