Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
Rechte weg. De opzet van het gedicht lijkt op die van Horatius' ‘Beatus ille’-gedicht. Daarin wordt het zalig landleven beschreven, maar aan het eind blijkt die lof in de mond van een woekeraar te zijn gelegd die niet van plan is de lucratieve stad te verlaten. In ‘Rechte weg’ wordt uitvoerig de weg naar deugd en eer beschreven, maar aan het eind ziet ‘weifelaar’ toch maar liever van de moeilijke tocht af. De steile weg naar de deugd komt mogelijk uit Horatius Ode iii, 24. In Rome was een tempel aan eer en deugd gewijd die zo was gebouwd dat men alleen in de tempel van de eer kon komen wanneer men eerst door die van de deugd was gegaan. Deze tempel is beschreven in Joachim Oudaens Roomsche mogentheyt, David van Hoogstratens Heydensche goden en godinnen, en ook in Cesare Ripa's/Pers' Iconologia, de voorloper van het Werelttoneel. Opvallend is de menging van bijbelse en mythologische motieven. De weg voert naar het klassieke hiernamaals, het Elysium. Wie de rechte weg, oftewel de renbaan, volhardend aflegt, verwerft de zegekroon. Dat beeld is ontleend aan Paulus (1 Corinthiërs 9:24). Direct daarop volgt dan dat die kroon die van Ariadne nog overtreft. Deze geliefde van Dionysus werd door Zeus onsterfelijk gemaakt en haar bruidskroon werd een hemelteken. | |
Rechte wegEr is een weg die onvermoeid,
uit 's werelds kromme wandelperken,
naar d' Elyzeese veldenGa naar margenoot* spoeit
door twee aaneengebouwde kerken,
vanouds de Deugd en Eer gewijd.
Dees weg, met heldenschreên te metenGa naar margenoot*,
wordt om zijn regelrechtheid, zijd
en ver, de rechte weg geheten.
De wijsheid lei hem, zonder bocht,
naar 't strakgeschoren snoer der redenGa naar margenoot*
opdat hem ieder kennen mocht
en zonder bijsternisGa naar margenoot* betreden,
en zonder dolen, nimmer stil.
Hier valtGa naar margenoot* naar genen koers te gissen.
Aeneas hoeft geen strandsibylGa naar margenoot*,
en Theseus kan zijn kluwen missenGa naar margenoot*;
mitsGa naar margenoot* 't pad, waarvan mijn vedel rept,
het leven is der welbezindenGa naar margenoot*
dat uit de deugd zijn leven schept.
Maar is dit heilzaam spoor te vinden?
Gewis: 't gemoedGa naar margenoot* weegt goed en kwaad.
| |
[pagina 177]
| |
De Hemel schonk de mens die zegen,
dat dit als leidsman met hem gaat
en hemtGa naar margenoot* op dwalende ommewegen.
De vromen, die, bedacht en wijs,
op deze heirbaan niet bezwijken,
maar vaardigGa naar margenoot* rennen om de prijs
en opgehangen palm te strijken,
genieten aan het end hun loonGa naar margenoot*;
een kroon van gouden zonneglansen,
waar Ariadne's sterrenkroon
voor zwichten moet aan 's hemels transen.
Ook treên ze met verheugde voet
op rozenblaên langs mirtentelgen
ter plaatse waar ze uit LetheGa naar margenoot*s vloed
een eeuwig leedvergeten zwelgen;
wel blij en vrolijk om dit lot,
hun toegekeurdGa naar margenoot* als hemelnevenGa naar margenoot*,
terwijl hun namen onverrot
op 't blad van duizend tongen levenGa naar margenoot*.
Dus kwam mijn dicht ten halve maar,
want nu resteert er nog te zingen
wat zwarigheên de wandelaar
op deze ColchistochtGa naar margenoot* bespringen,
wat dolle stieren hij al kort
in 't ongewoon gareel moet spannen,
eer hem dit Gulden VliesGa naar margenoot* geword',
en welk een bosdraak overmannenGa naar margenoot* -
of weifelaar betrad de baan.
Hij wou de steile weg passerenGa naar margenoot*
en is hem spoedig opgegaan
om spoedig weer terug te keren.
|
|