Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
Ochtendstond. Het thema van de veel te haastige, want op liefdesgeluk jaloerse Aurora is ontleend aan Ovidius Amores i, 13 (Valentyn i, p. 134), waar ook enkele details voorkomen zoals Aurora's ontevredenheid met haar oeroude echtgenoot Tithonus: ze had uit liefde voor hem om onsterfelijkheid gevraagd maar vergeten daar eeuwige jeugd bij te vragen. Als ze haar beminde Cephalus nog maar had (die ze voor een tijdje had ontvoerd), zou ze wel later opstaan. De formulering van de slotregels herinnert aan Huygens Donne-vertaling ‘Dageraad’ (Worp ii, p. 258; zie inleiding p. 24-25). | |
OchtendstondAurora, die het al verblijdt
behalve onsGa naar margenoot*, wat wrevle nijd
prest u zo vroeg te wagen?
Wilt gij de snelle morgenstarGa naar margenoot*
terugge rijden met uw karGa naar margenoot*
om lieven dus te plagen?
Wij lagen immers stil in vree,
de midnacht zweeg; mijn Doris mee.
Wat doet u dan vergrimmen?
Ik wed gaf 's ouden Tithons koetsGa naar margenoot*
u wat min leeds en wat meer zoets,
gij zoudt wel later klimmen.
Een jongeling hield u gewis
op 't rozendons in hechtenis:
daar zou u Cephal boeien.
Maar, goede goden, 'k moest dat woord
zo luid niet denken dat ze 't hoort;
het mocht haar bet doen spoeienGa naar margenoot*.
| |
[pagina 149]
| |
En gij, mijn lief, schoon 't licht alree
de wereld op haar oude stee
komt leveren en wijzen,
wat raakt ons 's hemels wenteling?Ga naar margenoot*
Die om geen nacht te bedde ging
hoeft om geen dag te rijzen.
|
|