Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
[Bijbelstoffen]Jezus' geboortenis. Een gedicht in de vorm van een pindarische ode. Poot heeft deze vorm waarschijnlijk leren kennen via de reien van Vondels drama's. Het rijmschema volgt dat van de eerste rei van Gebroeders. De behandeling van het kerstgebeuren in de vorm van een dialoog was traditioneel. Het komt onder meer voor bij ds. Arnold Moonen, een toen bekend dichter, en Jan Baptista Wellekens, een oudere tijdgenoot van Poot. In Zang en Toezang discussiëren bewoners van Bethlehem over wat ze meemaken. De sprekers van de Zang denken dat de Verlosser hen van de Romeinen gaat redden en refereren verderop aan eerdere strijdbare helden. Er is dan wel sprake van een soort dramatische ironie: weliswaar zal Jezus niet als een vechtersbaas optreden maar toch zal hij door Zijn kruisdood wel degelijk de boeien van dood en zonde verbreken. De sprekers van de Tegenzang duidt de gebeurtenissen meer geestelijk, in christelijke zin. In Toezang en Slotzang zijn de standpunten verzoend. De stof is ontleend aan Lucas 2, maar ook passages uit het Oude Testament spelen een rol: allerlei details uit het verhaal van Simson/Samson, zoon van Manoa (Richteren 13-16) die de tempel van de Filistijnse afgod Dagon bij zijn dood neerhaalde met het latere vervolg zoals beschreven in 1 Sam. 5 waar het beeld van Dagon kapot op de grond ligt naast de door de Filistijnen van de Israëlieten geroofde Ark. | |
Jezus' geboortenisI. Zang.
Wat of die heldre dageraad
en engelenzang, ter middernacht,
de stervendenGa naar margenoot* komt spellen?
Wat of die herdren over gaatGa naar margenoot*,
dat zij van hunne kuddewacht
de schreden herwaarts stellen?
Zou hier in 't schamel BethlemGa naar margenoot* wel
een nieuwe vorst geboren zijn
om Jacobs erf t'ontlasten
van CaesarsGa naar margenoot* dwangjuk, dat te fel
Gods eigendom in droeve schijn
durft drukken en vermastenGa naar margenoot*?
Och! dat mijn hoop mij niet bedrieg'!
Dees stad was heiland Davids wieg.
| |
[pagina 94]
| |
I. Tegenzang.
Hoe staat ge dus verbaasd en ziet
en staroogtGa naar margenoot* op een wereldvorst?
Dat dagen, lopen, zingen,
geschiedt om genen koning, die 't
gestroopte lemmerGa naar margenoot* in de borst
van Sions haatren wringen
en JessesGa naar margenoot* troon, die viel, dus zal
herbouwen. neen: God schenkt ons meer.
Maria, 't puik der maagden,
baart in een EfrataseGa naar margenoot* stal,
maagd blijvende, de grote Heer
waar d' eeuwen lang af waagdenGa naar margenoot*,
de Opperherder, door wiens dood
Gods schaapskooi vrij zal zijn van nood.
II. Zang.
Zal hij op zijnen sterrefdag
dees schepterdiefse vrijheidsprangGa naar margenoot*
ontschroeven en verpletten
door een gerechte bliksemslag?
Vaart, englen, vaart dan voort een zang
op zijn geboort te zetten.
Want dus verhalen we al ons schâ
op d' afgodisten, die, zo sterk
van aanhang, Isrel drukken.
Een later zoon van Manoa
komt een vervloekter Dagons kerk
van haren grondvest rukken.
'k Wens hij 't gevaart zulks ommewreek'
dat RemusGa naar margenoot* hals en benen breek'.
II. Tegenzang.
Geen Samson, die zijn vijands land,
door d'onweerstanelijke kracht
van 't broeinestGa naar margenoot* zijner haren;
door kakebeen en korenbrand
| |
[pagina 95]
| |
en portgetors en reuzenslacht
en kerkbreuk, straf zal baren,
verschijnt er heden tot ons heil:
maar 't is de Leeuw uit JudaGa naar margenoot*'s stam,
die Edens draakGa naar margenoot* zal doden.
GodsprakenGa naar margenoot*, zonder tal of feil,
en tempelplicht en offervlamGa naar margenoot*
ons dit al lang ontbodenGa naar margenoot*.
Loop eeuwen achterwaarts en zoek
's Helds leven in 't orakelboekGa naar margenoot*.
Toezang.
Wees wellekom, gezegend Kind.
Wij, onderdanen, groeten u,
als onze God en Koning,
van God en engelen bemind.
O troost voor Adams kindrenGa naar margenoot*, nu
met u in samenwoningGa naar margenoot*.
Aartsstichter van verbond en peisGa naar margenoot*,
voor wie 't al knielt en buigt en beeft,
wat zullen we u vergelden,
nu gij uw hemels rijkspaleis,
waar eeuwge vreugd en blijdschap leeft,
van tong noch pen te melden,
uit liefde tot uw volk, verlaat?
Oprechte liefde ontzietGa naar margenoot* geen kwaad.
Slotzang.
Wat valt de goede Hemel mild!
De zaligheid daalt naar beneên.
't Sneeuwt parelen en rozenGa naar margenoot*.
O mensen, weest geen zwijnen: wilt
die schat nooit smadelijk vertreên,
of dwaas verachtelozenGa naar margenoot*.
Het Oost biedt Jezus offer aanGa naar margenoot*
en zegt ons wat er dient gedaanGa naar margenoot*.
|
|