| |
| |
| |
J. Thorn Prikker
± 1889-1890
135. Christus aan het kruis (Christus'). Groot, geel kruis met Christus ten halven lijve; hoofd voorover; bebloede, roest-bruine haren sluik langs gelaat; lichaam gedeeltelijk gepoint. Ag. in groen en geel.
Olieverf op doek; gepoint.; 96 × 66; dat.: ± 1889.
Bijz.: |
overgang van impressionisme naar symbolisme. Invloed van Grünewald. |
|
|
Litt.: |
H.P. Bremmer, in BK, 7e jrg., April 1920, p. 52, afb. no 42. |
Tent.: |
Die Haghe, 1902, no 11 (cf. J. Veth, in De Amsterdammer, 17 Jan. 1892, p. 3: ‘de embroyo van een grandioos geval’); Pulchri Studio, Sept. 1928, no 8; Voor de Kunst, 1932, no 7; N.S., Den Haag 1938, no 7 (cf. A.M. Hammacher, in EGM, April 1938, p. 286); Verz. H.P. Bremmer, Gem.Mus. Den Haag, 9 Mrt-23 Apr. 1950, no 76. |
Herk.: |
Kunsth. W. Walrecht, Den Haag; H.P. Bremmer, Den Haag. |
1890
136. Voorjaar (Lente. Meisjeskopje), Meisjeskopje en profil naar l., bovenlichaam gedeeltelijk zichtbaar, haar omsloten door kapje in geometrisch ornament. Ag.: evenwijdige lijnen, waartussen bloesems met lange meeldraden.
T., zw. kr. en potl., gewassen en kleur; 49 × 42,5; dat.: ± 1890.
Tent.: |
N.S., 1938, no 9. |
Herk.: |
Kunsth. W. Walrecht, Den Haag; H.P. Bremmer, Den Haag. |
1891-1892
137. Christus aan het kruis met Maria. Uit vg. l. rijzen, knoestige wortels omhoog, eindigend in omgerolde bladervorm, waarvóór bovenstuk van kruis, waaraan Christus hangt; uitgeschulpte lendendoek. R.: Maria en profil, kapje op met geometrisch motief, in mantel, met zoom, waarop Chinees ornament evenals op die der mouwen. Boven kruis: bloesems. Ag.: landschap in vage contour.
T., waterverf en potl.; 73 × 51; s.l.o.J. Thorn Prikker; dat.: ± 1891-1892.
Bijz.: |
stijl komt overeen met Schemering. |
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 1210). |
Afb.: |
59. |
| |
| |
1892
138. Kruisafneming (zie p. 159 e.v.).
Olieverf op doek, gepoint.; 87 × 147; s.l.o. (in witte verf): J. Thorn Prikker; dat.:
1892.
Litt.: |
Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 103; afb. in BK, 1e jrg. no 47. |
Tent.: |
Keuzetent. Amsterdam, 1892, no 121 (cf. Zilcen, in EGM, 1902, deel XXIV, p. 160); Die Haghe, 1902, no 14; Voor de Kunst, Utrecht 1919, no 26; De - Divisionisten, Rotterdam, 1936/37, no 58; Meesterwerken van 1800 tot Heden Sted. Mus. A'dam, Juli-Sept. 1946; Holl. Impressionnisten en Symbolisten Raadhuis Hilversum, 21 Juli-26 Aug. 1951, no 38. |
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 743). |
Afb.: |
54. |
139. Madonna in Tulpenland (Bij het kruis) (zie p. l6l).
Olieverf op doek, gepoint.; 146 × 86; dat.: 1892.
Litt.: |
Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 103; afb. in BK, 7e jrg., no 45. |
Tent.: |
Keuzetent. Amsterdam, 1892, no 120; Die Haghe, 1902, no 14; Voor de Kunst, Utrecht 1919, no 27; De Divisionisten, Rotterdam, 1936/37, no 59. |
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 746). |
Afb.: |
57. |
140. Madonna (‘Graflegging’). Madonna tegen ag. van evenwijdige lijnen in zigzag en profil naar l., kapje op, in wijde mantel, met omslagen aan voorzijde en op mouwen in geometrisch motief. Vóór haar over lengte van tafereel: Christus met aureool; over Hem uitgespreid lijkwade met op rand Chinees patroon. Grond l. bedekt met kleed van evenwijdige lijnen en meanderrand.
T., waterverf, contour met potl.; 50 × 53,5; s.l.o.J. Thorn Prikker; d.: ± 1892.
Afb.: |
in EGM, 1902, deel XXIV, p. 148. |
Tent.: |
HK, Den Haag, 24 Sept.-9 Oct. 1892; Die Haghe, 1902, no 14. |
Herk.: |
H.W. Mesdag, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 1207). |
141. Christus aan het kruis. Tegen fond van evenwijdige lijnen en kastanjebloesems: Christus aan het kruis, in contour; l. Maria, gelaat gaat schuil achter kapje met geometrisch patroon; gewaad met uitgeschulpte stroken.
T., gewassen, potl. en kleur; 50 × 37; dat.: ± 1892.
Tent.: |
Holl. Impressionnisten en Symbolisten, Raadhuis, Hilversum, 21 Juli-26 Aug., 1951, no 43. |
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 568). |
| |
| |
1892
142. Bij het kruis (Vrouwen bij het kruis). L. kruishout met Christus' voeten zichtbaar, werpt schaduw schuin naar achteren; hiervoor twee geknielde vrouwen met kapjes; gewaad van vrouw r.: wijd, met van voren klokplooien. Bij kruishout vliegen twee duiven over gedeeltelijk zichtbare schaduw van een tweede kruis.
T., gewassen, potl. en kleur; 47 × 54; s.l.o.J. Thorn Prikker; dat.: ± 1891-1892.
Litt.: |
Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 103. |
Tent.: |
Voor de Kunst, Utrecht, 1919, no 14. |
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 742). |
143. Christus en de Samaritaanse aan de bron (Jezus aan de put). In landschip van zigzag-lijnen en wolken staat put, daartegen geleund vrouw in contour, kapje op met geometrisch ornament; in handen twee puntkruiken, die evenals uitschulpende mantel meanderrand tonen. L. van haar: Christus, gelaat met ogen, neus en puntbaard aangegeven, handen over elkaar.
T., potl. en kleur; 47,5 × 48,5; s.l.o.J. Thorn Prikker; d.l.o. 92.
Tent.: |
HK, Den Haag, 24 Sept.-9 Oct. 1892; Die Haghe, 1902, no 14; Voor de Kunst, Utrecht, 1919, no 13; ‘100 Jaar Religieuze Kunst’, Utrecht, 28 Apr.-15 Juni 1953 (niet in cat). |
Herk.: |
H.W. Mesdag, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 1209). |
144. Pagefiguren met draagbaar (Graflegging). Van r. komt page in hozen, korte schoudermantel, waarvan zoom met geometrisch patroon, houdt draagbaar, waarachter tweede page en vrouw met aureool. L. legt derde page eerbiedig kleed uit; achter hem staan oudere man in mantel, waarvan voorkant in omschulpingen, en vrouw met hooggesloten kleed, nonnenkapje met geometrisch motief. Ag.: kruis tussen zigzag-lijnen. (Voorst.: vrije paraphrase op Graflegging van Christus).
T., potl. en kleur, 45 × 51; s.l.o.J. Thorn Prikker; dat.: ± 1892.
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 1208). |
145. Madonna met de tulpen (= Madonna met Kind?). Tegen ag. van evenwijdige lijnen in contour drie kruisen, waaraan de gestalte van Christus hangt. Op vg. zit Maria op even zichtbare zetel, gelaat en profil naar l., met kapje in geometrisch patroon, houdt Kind op schoot, dat tuniekje draagt, waarvan mouwtjes en onderstuk eveneens met dit patroon. Vooraan om Maria: stengels, waaraan tulpenvormen.
| |
| |
1892
T., potl. en kleur; 72 × 47; s.l.o.J. Thorn Prikker; dat.: 1892.
Litt.: |
Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 103. |
Tent.: |
HK, Den Haag, 24 Sept.-9 Oct. 1892; Die Haghe, 1902, no. 13 (Madonna = Madonna met tulpen?); Voor de Kunst, Utrecht, 1919, no 23? |
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag; Mevr. H. Kröller-Müller, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (Slot Hubertus, Hoenderlo) (inv. 745). |
146. La Charité (Amour).
Olieverf op doek, gepoint.; 85,5 × 165; dat.: 1892-1893. Foto: RKD, Den Haag.
Litt.: |
Brieven (Gem. Archief, Den Haag), 27 Nov. 1892, 9 Dec. 1892, Febr. 1893, 16 Mei 1893. |
Tent.: |
XX, Brussel, 1893 (cf. Eugène Demolder, in La Société Nouvelle, Maart 1893, I, p. 444; R.S. = René Stellwagen, in L'Art Moderne, 5 Maart 1893, p. 76; M.O. Maus, Trente années de lutte pour l'art, p. 148); Gron. Dec. 1896, no 42; Die Haghe, 1902, no 14; Pulchri Studio, Sept. 1928, no 16; Voor de Kunst, 1932, no 15; N.S., Den Haag 1938, no 13. |
Herk.: |
Kunsth. D'Audretch, Den Haag; W.J.H. Leuring, Mook;?. |
147. De nieuwe dag (= Het dagbet in den Oosten?).
T., sepia; 97 × 72; dat.: 1892-1893.
Litt.: |
Brieven (Gem. Archief, Den Haag), 15 Febr. 1893. |
Tent.: |
Die Haghe, 1902, no 14; Voor de Kunst, 1919, no 28; Pulchri Studio, Sept. 1928, no 15; Voor de Kunst, 1932, no 14; N.S., Den Haag, 1938, no 12. |
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag;?. |
148. De schoonheid (‘Beauty’).
T., 1892.
Tent.: |
Nederl. Etsclub, Maart 1893 (cf. G. in NS, 11 Maart 1893, p. 79); Die Haghe, 1902, no 14. |
Herk.: |
?. |
149. Bloesems. Twee vrouwen met spitse hoofdvorm, en profil perdu, in lange mantels. Vanuit hen golft ornament van losse bloesems in vorm van floxen omhoog.
T., zw. kr., met enkele kleur gewassen; 73 × 47,5; dat.: 1892.
Lit: |
Brieven (Gem. Archief Den Haag), October 1892; afb. in De Hollandsche Revue, IV, 1899, p. 337 (abusievelijk Avondnevel geheten). |
Tent.: |
HK, Den Haag, 24 Sept,-9 Oct. 1892; Gron. Dec. 1896, no 26; Die Haghe, 1902, no 12; Voor de Kunst, Utrecht, 1919, no 21; Pulchri Studio, Sept. 1928, no 10; Voor de Kunst, Utrecht, 1932, no 11. |
Herk.: |
W.J.H. Leuring, Mook;?. |
| |
| |
1892
150. Harba Lori Fa (De bloemen bloeien. De kruiden bloeien).
T., gewassen, potl. en kleur op papier; 70 × 45; dat.: 1892.
Bijz.: |
in stijl overeenkomend met Cherubijnen. |
Litt.: |
Brieven (Gem. Archief, Den Haag), 31 Juli 1892, 20 Nov. 1892 (‘Harba Lorifa’); Brieven, 20 Nov. 1892, p. 25 (‘De bloemen bloeien’). |
Tent.: |
HK, Den Haag, 24 Sept.-9 Oct. 1892; Gron. Dec. 1896, no 32; Die Haghe, 1902, no 13 (‘De kruiden bloeien’). |
Herk.: |
R.N. Roland Holst, Amsterdam; H.P. Bremmer, Den Haag; J.H. de Bois, Haarlem; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (Slot Hubertus, Hoenderlo) (inv. 748). |
Afb.: |
58. |
151. Evangelisch landschap.
T., dat.: 1892.
Litt.: |
Brieven (Amsterdam, 1897), 9 Dec. 1892, p. 32, 37; De Hollandsche Revue, IV, 1899, p. 332; G. Brom, Holl. schilders en schrijvers in de vorige eeuw, p. 163; H. RH, p. 75. |
Herk.: |
?. |
152. Cherubijnen. Van r.n.l. gaan vrouwen, harp spelend; hierachter vijf figuren en profil, die trompet steken. Fond van evenwijdige lijnen en vlakdecoratief patroon. Op mouwenomslag: motieven van Chinese borduursels.
T., gewassen, potl. en pastelkleuren op papier; 73 × 50; s.r.o. J. Thorn Prikker; d. '92.
Litt.: |
Cat. Coll. Kr.-M., 1921, p. 103; A. Hoff, in Zeitschrift für Christliche Kunst, 1920, XXXIII, p. 89, afb. p. 88; afb. in BK, 7e jrg., no 44. |
Tent.: |
Voor de Kunst, Utrecht, 1919, no 20. |
Herk.: |
J.B.F. Varenhorst; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (Slot Hubertus, Hoenderlo) (inv. 744). |
153. De Aanzegging (L'Annonciation). Lintachtige bladeren in dunne contour. Daaruit l. Maria, gelaat en face, handen voor borst gevouwen; r. engel Gabriël. Beide figuren verbonden door banderolle, waarachter zonnebol. Onderaan r. geheven vrouwengelaat.
T., potl. en kleur; op papier; 100 × 72; s.r.o. J. Thorn Prikker; dat.: ± 1892.
Tent.: |
HK, Den Haag, 24 Sept.-9 Oct. 1892; Gron. Dec. 1896, no 31; Die Haghe, 1902, no 13. |
Herk.: |
Hidde Nijland; H.P. Bremmer, Den Haag. |
154. Kruisdraging. Van l. naar r. in contourlijn: Madonna en profil, in mantel met uitgeschulpte rand, kapje met bloemmotief, naast haar meisje, lange haren, handen over kruishout ter ondersteuning van Christus. Profiel van
| |
| |
1892
Heiland, onder kruis gebukt, r., omgeven door aureool; uit mouw reikt Hij hand naar een vrouw. Vg.: gehelmd soldaat, op rug gezien; in rh. speer, lh. naar achteren gestrekt, in geplooide mantel. Ag. gevuld met turkooise vlakjes en lijnen.
T., zw. kr. en kleur op papier; 46,5 × 71; s.r.o. J. Thorn Prikker; d.r.o. 1892.
Afb.: |
in BK, 22e jrg., April 1936, no 93; HK, Den Haag 24 Sept.-9 Oct. 1892; Die Haghe, 1902, no 13; Voor de Kunst, Utrecht, 1919, no 29; Pulchri Studio, Sept. 1928, no 12; Voor de Kunst, 1932, no 13; N.S., 1938, no 11; Verz. H.P. Bremmer, Gem.Mus. Den Haag, 9 Mrt-23 Apr. 1950, no 72. |
Herk.: |
Kunsth. D'Audretch, Den Haag; H.P. Bremmer, Den Haag. |
155. Schemering (Avondnevel. Brume du soir). Op vg. rijst uit wortelvormige stronken vrouw op, spitse hoofdvorm, lange haren, in midden gescheiden en omgeven door gekarteld ornament als door aureool. R. palmboomachtige stam, waarlangs verticaal geschulpt blad omhoog gaat, eindigend in spitse vorm. In verte doemen vrouwen-silhouetten op met geheven armen; zij zijn met voorste figuur verbonden door lintvormig ornament in windingen.
T., met kleur; 73 × 47,5; dat.: ± 1892.
Afb.: |
in De Hollandsche Revue, IV, 1899, p. 339 (abusievelijk Bloesems geheten). |
Tent.: |
HK, Den Haag, 24 Sept.-9 Oct., 1892, no 66 (cf. NS, 8 Oct. 1892, p. 327); VIe tent Nederl. Etsclub, Amsterdam, Mrt 1893 (cf. NS, 11 Mrt, 1893, p. 79); Gron. Dec. 1896, no 28 of 30?; Die Haghe, 1902, no 13; Voor de Kunst, Utrecht, 1919, no 22; Pulchri Studio, Sept. 1928, no 11; Voor de Kunst, Utrecht, 1932, no 12; N.S., 1938, no 10, met afb. |
Herk.: |
W.J.H. Leuring, Mook; in 1944 verbrand. |
156. Kerstklokken. L.: groene stam; r. bloesems met hart in Chinees patroon, waaruit meeldraden. Lijnen golven naar beierende klokken, die aan klepels hangen. Ag.: vage omtrekken van huizen, kathedraal en drie sterren.
T., zw. kr. en kleur; 40,5 × 40; s.l.o.J. Thorn Prikker; dat.: ± 1892/93.
Litt.: |
cf. Brieven 10 Jan. 1893 (p. 41-42: passage waarin van ‘witte klokken’ gesproken wordt); Cat. Coll. Kr.-M., 1921, p. 104. |
Tent.: |
Voor de Kunst, Utrecht 1919, no 15; Kölnischer Kunstverein, Keulen, 1920, no 14. |
Herk.: |
Mevr. H. Kröller-Müller, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 1211). |
1893
157. De Bruid (Une Fiancée).
| |
| |
1893
Olieverf op doek, gepoint.; 146 × 86; s.r.o. J. Thorn Prikker; dat.: 1893.
Litt.: |
Brieven (Amsterdam, 1897), 1 Febr. 1893; Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 103; afb. in BK, 7e jrg., no 46. |
Tent.: |
XX, Brussel, Febr. 1893 (geheten Une Fiancée, cf. La Société Nouvelle, Maart, 1893, I, p. 444; René Stellwagen, in L'Art Moderne, 5 Maart 1893, p. 76; J. Thorn Prikker, Brieven, 25 Febr. 1893, p. 56; M.O. Maus, Trente années de lutte pour l'art, p. 148); Gron. Dec. 1896, no 43; Voor de Kunst, Utrecht 1919, no 25; Kölnischer Kunstverein, Keulen 1920, no 24; De Divisionisten, Rotterdam, 1936/37, no 60. |
Herk.: |
De Heer Thorn Prikker Sr. (vader van Thorn Prikker); Mevr. H. Kröller-Müller, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 747). |
Afb.: |
61. |
158. Reinheid.
T.; 100 × 75; dat.: Febr. 1893.
Bijz.: |
stilistisch verwant met De Bruid. |
Litt.: |
Brieven (Amsterdam, 1897), 15 Febr. 1893, p. 50-51. |
Herk.: |
Mevr. de Guaita; Henry Van de Velde, Oberägeri. |
159. Sneeuw (Neige).
T.
Litt.: |
Brieven (Amsterdam, 1897), 25 Febr. 1893, p. 56. |
Tent.: |
XX, Brussel, Febr. 1893 (cf. Eugène Demolder, in La Société Nouvelle, Maart 1893, I, p. 444 (‘Neige’). |
Herk.: |
?. |
160. Entends ma chère, c'est la douce nuit qui marche. (Naar ‘Recueillement’ van Baudelaire).
T.; dat.: |
Maart 1893. |
Litt.: |
Brieven (Amsterdam, 1897), 18 Maart 1893, p. 60-61; De Holl. Revue, IV, 1899, p. 328; Zilcken, in EGM, 1902, deel XXIV, p. 158. |
Herk.: |
?. |
161. The blessed damozel.
T.; dat.: Maart 1893.
Litt.: |
Brieven (Amsterdam, 1897), 18 Maart 1893, p. 61;. De Holl. Revue, IV, 1899, p. 328; Zilcken, in EGM, 1902, deel XXIV, p. 158-159; P. Koomen, in MBK, 1933, p. 8. |
Herk.: |
?. |
| |
| |
1893
162. Christ vainqueur.
T.; dat.: 1893.
Litt.: |
Brieven (Amsterdam, 1897), 18 Maart 1893, p. 62; Zilcken, in EGM, 1902 deel XXIV, p. 159. |
Herk.: |
?. |
163. De tuin van geluk.
T.; dat.: 1893.
Litt.: |
Brieven (Gem. Archief, Den Haag), 18 Maart 1893 |
Herk.: |
?. |
1894
164. Moine épique (naar E. Verhaeren ‘Moine épique’ uit serie ‘Les Moines’). Over hoogte van tafereel: reusachtige monnik; voeten steken uit de lijst; gestalte gaat naar boven over in knoestige stam in kruisvorm, waaromheen hand. L. profiel met gestileerde haren. Ag.: landschap met huizen, kerkhof met graven. R. onderaan kleine geknielde monnik, en profil.
T., pen, O.I. inkt, zw. kr. en potl. op perkament; 100 × 75; s.r.o. T. Thorn Prikker; dat.: 1894.
Litt.: |
Brieven, 5 Juli 1894, p. 92; Ch. Heykoop, in Het Tweemaandelijksch Tijdschrift, 1895, Jan. afl. 3, p. 457-458; H.P. Bremmer, in BK, 7e jrg., 1920, p. 58, afb. no 47; afb. in De Tuin, 1e jrg, 1899, Juni, pl. IX. |
Tent.: |
Gron. Dec. 1896, no 39; Die Haghe, 1902, no 15; Voor de Kunst, Utrecht 1919, no 24; Kölnischer Kunstverein, Keulen 1920, no 23. |
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag; Centraal Museum, Utrecht (Bruikleen H.P. Bremmer). |
Afb.: |
68. |
164a. Studie voor de Moine épique. Vlak gevuld met knoestige stammen; in midden in sterkere lijnen: boom in kruisvorm. R. beneden in kleine rechthoek geschetst: landschap met brug.
T., potl. op papier; 47,4 × 37,7; dat.: 1893-1894.
Tent.: |
Voor de Kunst, Utrecht 1919, no 30; Kölnischer Kunstverein, Keulen 1920, no 29; Holl. Impressionnisten en Symbolisten, Raadhuis Hilversum, 21 Juli-26 Aug. 1951, no 42; ‘Um 1900’, Kunstgewerbemus. Zürich, 28 Juni-28 Sept. 1952. |
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 568). |
165. Voorstudie voor La fin d'une ère (?). In grillige, evenwijdige lijnen:
| |
| |
1894
de figuren van de Heiland met uitgespreide handen, en vrouwengezichten in contourlijn. Ag.: vormen van kruisen.
T., potl. en groene inkt op papier; 35 × 47; s.r.o. Visé Juli 93.
Bijz.: |
ws. eerste conceptie voor La fin d'une ère. |
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag. |
166. Moine Sauvage (naar gedicht van E. Verhaeren ‘Moine Sauvage’, 6e couplet, uit serie ‘Les Moines’). Over hoogte van tafereel geknielde monnik en face, ontbloot bovenlijf. Lijnen van gekromde neus gaan in ruige baard over; reusachtige voeten komen r. onder pij uit, zware contourlijnen omgeven gestalte. Achter monnik in vage lijnen: Christus, die gekruisigde handen, met grove spijkers doorboord, om schouders van monnik houdt. Op ag. l. kerkinterieur en gothische tracering, waarvoor open bijbel met kruis; r. bij voeten van monnik ligt geselkoord.
T., pen op perkament; 97 × 70; s.r.o. J. Thorn Prikker; dat.: 1894.
Litt.: |
Brieven, Dec. 1894, p. 99-101; P. Koomen, in MBK, 1933, p. 8; Cat. Mus. Schild. en Teek. Gem.Mus. Den Haag, 1935, p. 204-205, afb. 68. |
Tent.: |
Gron. Dec. 1896, no 40; Die Haghe 1902, no 16; Voor de Kunst, Utrecht 1919, no 32; Kölnischer Kunstverein, Keulen 1920, no 32; Expos. hollandaise, Musée du Jeu de Paume, Parijs, 10 April-31 Mei 1926, no 91; Pulchri Studio Sept. 1928, no 17; Voor de Kunst, Utrecht 1932, no 16; Ned. Schild. uit het Gem.Mus. Den Haag 1850-1910, Kon. Mus. v. Schone Kunsten, Antwerpen, 25 Juli-26 Sept. 1937, no 59, afb. 24; Jubileum-tent. HK, 1891-1941, Gem.Mus. Den Haag, 4 Mei-2 Juni 1941, no 52. |
Herk.: |
W.J.H. Leuring, Mook; Gemeente Museum, Den Haag. |
166a. Voorstudie voor Moine Sauvage.
T. potl. op bruin papier; 47 × 30,5; s.r.o. Visé Juli '93.
Tent.: |
Voor de Kunst, Utrecht 1919, no 31; Kölnischer Kunstverein, Keulen 1920, no 31. |
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag. |
167. Studie van gestileerde bloemmotieven, Rode en rose bloemknoppen, waaruit meeldraden, aan stengels, waardoorheen in grijs en zwart golvingen van drie en meer evenwijdige lijnen.
T., pen en waterverf, gewassen; 26,2 × 20.
Bijz.: |
Op achterzijde staat (niet in het handschrift van Th. Pr.): J. Thorn Prikker. ± 1892. Dat.: 1893-1894. |
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 568). |
| |
| |
1894
168. Enveloppe met versiering. (Brief van 27 Juni 1893). Op enveloppe, met stempel 27 Juni '93, Den Haag, bestemd voor Henri Borel, staat adres: ‘Monsieur Henri F. Borel, aux soins du consulat de Hollande et d'Allemagne Amoij Chine’. Om de woorden ‘Monsieur’, ‘Amoij Chine’ en in l. benedenhoek: ornament van evenwijdige lijnen in roze, rood en sepia.
Bijz.: |
In stijl overeenkomend met no 167. |
Herk.: |
Gem. Archief, Den Haag. |
169. Vignet in ‘Van Nu en Straks’, 1893, nr III (De Zaaier). In rechthoek vlak-decoratief patroon van geronde lijnen, met bloesems en zonnebol, waaruit hoekige lijnen. Tegen zonnestralen gelaat van man en profil, lh. in verkort voor zich houdend, grote rh. tonend, waaruit bloesems komen.
Houtsnede; 7 × 8,7; s.r.o. J.T.P.
Litt.: |
G. Brom, Hollandse schilders en schrijvers in de vorige eeuw (Rotterdam, 1927), p. 175. |
Afb.: |
66. |
169a, b. Twee voorstudies voor het vignet in ‘Van Nu en Straks’, 1893, nr III (De Zaaier). Profiel van man, met grote rechterhand. Ag.: kerktoren, met zware contourlijn omgeven. Idem; met grote ster in contour.
T., pen, op geel vloei-papier; 17 × 24,5; s.r.o. JTP; d. 1893.
T., O.I. inkt op papier; 18,8 × 24,7.
Tent.: |
Gron. Dec. 1896, no 48? |
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag. |
170. Salvia Sijlvestris.
T. met waterverf; 20,2 × 20,3; dat.: ± 1893-1894.
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 568). |
Afb.: |
67. |
170. Salvia Silvestris. Ornament in grillige vormen. Bovenaan drie maal: Salvia Silvestris. Onderaan in brede letters (verwant aan Kwan Yin): Salvia Silvestris.
T. met inkt (rose, rood en grijs), gewassen; 26,3 × 20,5; s.l.o.J.T.P.
Herk.: |
Rijksb. voor Kunsth. Documentatie, Den Haag. |
171. Apostelkoppen (Twee Apostelkoppen). In twee grote elkander rakende
| |
| |
1894
cirkels: twee naar l. gerichte profielgezichten van apostelen; ogen, neus, mond en baard met ornamentale lijnen aangeduid; boven l.-profiel: hand, waaronder kruis met stralenbundels. Langs beide gezichten in contour: gestalten van man en vrouw, elkaar de hand reikend. De rechthoekige omlijsting: groen en zwart in ronde en gepunte lijnen, welke aandoen als Oosterse ornamenten; lijnen van r.-helft der voorst. gaan in omlijsting over.
T., O.I. inkt, zw. kr. en potl. gewassen met groen en zwart; 53 × 71; s.r.o. J. Thorn Prikker; dat.: ± 1894.
Tent.: |
VIIe Tent. Ned. Etsclub, Oct. 1894 (cf. J. Gram in NS, 13 Oct. 1894, p. 331); Kölnischer Kunstverein, Keulen 1920, no 30; Voor de Kunst, Utrecht 1932, no 19; N.S., 1938, no 14 (cf. A.M. Hammacher, in EGM, April 1938, p. 286-287); Verz. H.P. Bremmer, Gem.Mus. Den Haag, 9 Mrt-23 April 1950, no 73. |
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag. |
172. Figuren in een driehoek met Apostelkoppen (Ontwerp voor een muurschildering). In midden, onder driehoek, gestalte van man, ter halver hoogte, en face, sluike haren en baard, in mantel met l. mouw-omslag met bloemmotief, op hoofd kroon-vormig ornament, omsloten door twee concentrische cirkels met lelies en Chinees ornament. Aan weerszijden: twee vrouwen en profil; l. draagt konische hoofdbedekking en afhangende mantel, beide versierd met bloemen en Chinese motieven. De r. gestalte met sluike haren, in kleed met lelies, bloemvormig ornament, geraakt door sterrenstralen. In hoekpunten van driehoek kleinere figuren van vrouwel. engelen, profiel-gelaat naar elkander: de l. met sluike haren, de r. met kapje. De ruimten boven de driehoekszijden: motief van straatstenen, evenwijdige zigzaglijnen, gestileerde boompjes, geflankeerd door zuiltjes. In bovenlijst twaalf apostelkoppen voor halve cirkels, zes bij zes, antithetisch van elkaar afgewend.
T.; dat.: ± 1894-1895.
Bijz.: |
Ontwerp voor wandschildering, bestemd voor klooster te H...... (België), zie Maandschrift voor Vercieringskunst, 1896, beschr. bij pl. L (vijftig). Dit ontwerp heeft Th. Pr. gebruikt, in enigszins gewijzigde vorm, voor de sgraffitowandbekleding van het huis van Dr Leuring, Scheveningen. |
Litt.: |
H.P. Berlage, in De Kroniek, 22 Maart 1896, p. 93; afb. in Maandschr. voor Vercieringskunst, 1896, pl. L. |
Tent.: |
Gron. Dec. 1896, no 35-36, 37. |
Herk.: |
?. |
173. Vier Apostelkoppen. (Fragment voor het ontwerp van een muurschildering). Voor vier grote, langs elkander schuivende cirkels: vier profielgezich-
| |
| |
1894
ten van apostelen, ogen, neus, mond en baard in ornamentale lijntjes; cirkels versierd met lelies, bloemvormige patronen en kruisen, waarachter stralende bol. De rechthoekige ruimte om cirkels is gevuld met lelies, evenwijdige lijnen in bloem-patroon en Chinees, geometrisch ornament. In randlijst versiering van harten en bloemen.
T.; dat.: ± 1894-1895.
Bijz.: |
Fragment van ontwerp voor een wandschildering bestemd voor het klooster te H...... (België) (zie Maandschrift voor Vercieringskunst, 1896, beschr. bij pl. V). |
Litt.: |
H.P. Berlage, in De Kroniek, 22 Maart 1896, p. 93; afb. in Maandschr. voor Vercieringskunst, 1896, Maart-April, pl. V. |
Tent.: |
Die Haghe, 1902, no 18 (abusievelijk 1884 gedateerd). |
Herk.: |
?. |
174. Une Estampe (naar het gedicht van E. Verhaeren ‘Une Estampe’, uit de serie ‘Les Moines’).
T., potl. O.I. inkt, gewassen, waterverf en olieverf; 101,5 × 75; s.r.o. J.T.P.; dat.: 1894 (1902 voltooid).
Litt.: |
Brieven, 8 Sept. 1894, p. 98; Dec. 1894, p. 101-102, p. 104-107. |
Tent.: |
Die Haghe, 1902, no 17; Voor de Kunst, Utrecht 1919, no 33; Kölnischer Kunstverein, Keulen 1920, no 33; Pulchri Studio, Sept. 1928, no 18; Voor de Kunst, Utrecht, 1932, no 17; N.S., 1938, no 15 (cf. A.M. Hammacher, in EGM, April 1938, p. 284-287, afb. t/o p. 285, no LIV). |
Herk.: |
W.J.H. Leuring, Mook; J.G. Leuring, Oss;?. |
1895
175. La fin d'une ère (zie p. 299-300).
T., zw. kr., potl. en kleur op perkament; 72 × 123; s.m.o.J. Thorn Prikker; d. 95.
Litt.: |
Brieven (Amsterdam, 1897), Sept. 1895, p. 141-143; Cat. Schild, en Teek. Gem.Mus., Den Haag, 1935, p. 204; afb. in De Hollandsche Revue, IV, 1899, p. 335; afb. in Wendingen, 1928, no 9, 9e serie, p. 5. |
Tent.: |
Gron. Dec. 1896, no 41; Die Haghe 1902, no 18; Pulchri Studio Sept. 1928, no 28; Voor de Kunst, Utrecht 1932, no 18. |
Herk.: |
W.J.H. Leuring, Mook; H. Vogel, Den Haag; Gemeente Museum, Den Haag (inv. T 45-28). |
176. Le Forgeron. (Naar het gedicht van E. Verhaeren ‘Le Forgeron’, uit de serie ‘Les Villages Illusoires’).
Tek. is niet voltooid. Door voorst. met potl. geschreven: ‘versteend, werkman, ornament’.
| |
| |
1895
T., potl. op papier; 74 × 99,5; dat. 1895.
Litt.: |
Brieven, Sept. 1895, p. 143-144; P. Koomen, in MBK, 1933, p. 7; afb. in De Tuin, 1e jrg. 1899, Mei, pl. IV; afb. in Wendingen, 1928, no 9, 9e serie, p. 4; (Critiek en beschrijving in Nieuwe Rotterd. Courant, 20 Sept 1896). |
Tent.: |
Die Haghe 1902, no 18; Pulchri Studio, Sept. 1928, no 40; N.S., 1938, no 36. |
Herk.: |
H. Tutein Nolthenius, Delft; Mevr: J. Voorstad-Leuring, Mook. |
Afb.: |
69. |
177. Enveloppe met versiering. (Brief van 28 Januari 1895). Op couvert, stempel 28 Jan. 1895; het adres: ‘Henri Borel Esq. Chineesche tolk Riouw (Tandjong Pinang) Ned. Indië’. L.b. en r. beneden: grillig ornament van evenwijdige lijnen in geel, blauw, paars en groen op geel fond.
Aquarel met dekverf; 9,4 × 14.
Herk.: |
Gem. Archief, Den Haag. |
178. Versiering voor Henri Borel, Kwan Yin. (Een Boek van de Goden en van de Hel. Ed. P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam).
T. (zwart), gewassen; 9,6 × 20.
Bijz.: |
het boek ‘Kwan Yin’ kwam in 1896 uit; het ontwerp is ws. vroeger ontstaan. |
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Möller, Otterlo (inv. 568). |
Afb.: |
65. |
1896
179. Omslag voor het Maandschrift voor Vercieringskunst, 1896, Juli en Augustas. Titel van van maandschr., midden op omslag gedrukt, symmetrisch omsloten door een op lekkende vlammentongen gelijkend ornament van grillige lijnen. Hoofdred. F.H. Boersma. Uitg. en lichtdruk van H. Kleinmann & Co, Haarlem. 4o.
Litho (bruin) op licht papier; 35 × 27,5.
Tent.: |
Gron. Dec. 1896, no 38; Pulchri Studio, Sept. 1928, no 46 (foutief d. 1899). |
Herk.: |
Gemeente Museum, Den Haag. |
180. Affiche en omslag voor Revue Bimestrielle pour l'Art Appliqué.
Omslag, rode litho; 331 × 22,3; s.r.o. J Thorn Prikker.
Affiche, groene litho; 127 × 86; s.r.o. J Thorn Prikker; dat.: ± 1896.
Bijz.: |
het omslag voor de Revue Bimestrielle pour l'Art Appliqué, voor afl. 11 en 12 is in 1897 uitgekomen,cf. De Kroniek, 20 Juni, 1897, p. 199. |
| |
| |
1896
Afb.: |
in Deutsche Kunst und Dekoration, 1902, Heft XI, p. 533. |
Tent.: |
Intern. tent. van kunstnijverheid te Turijn, Mei-Nov. 1902 (cf. G. Fuchs, in Internationale Ausstellung für moderne dekorative Kunst in Turin (Darmstadt, 1902), p. 17-24, afb. p. 23). |
Herk.: |
Omslag: Gemeente Museum, Den Haag.
Affiche: Stedelijk Museum, Amsterdam. |
Afb.: |
70. |
181. Bedrukt zijden bandontwerp voor ‘Meesterstukken der XIXe eeuwsche schilderkunst onder redactie van M. Michel’. In midden: titel. Boven- en benedenrand: herten in hoekige, grillige lijn; symmetrisch ten opzichte van elkaar en van het midden van de omslag staande; koppen rhythmisch naar elkander toe of van elkander af gewend.
Groene druk op licht-gele zijde; 32 × 21,5; s.r.o. J.T.P.; dat.: ± 1896.
Bijz.: |
hetzelfde patroon (twee naar l. gewende herten) op omslag voor: Brieven van Johan Thorn Prikker (Amsterdam, 1897). |
Tent.: |
Gron. Dec. 1896, no 34. |
Herk.: |
Gem.Museum, Den Haag (P 72-38). |
182. Ontwerp-omslag voor De Hollandsche Revue, 1e jaargang, 1896. Groen ornament van evenwijdige stengel- en bloemmotieven. Bovenaan in O.I. inkt: ‘De Hollandsche Revue. Geredigeerd door Frans Netscher’. Onderaan: ‘Uitgegeven door De Erven Loosjes te Haarlem’.
T., pen (groen), O.I. inkt, gewassen; 23,5 × 20; dat.: 1896.
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag. |
183. Het daghet in den Oosten, zie no 147.
T.
Tent.: |
Gron., Dec. 1896, no 27. |
Herk.: |
H.P. Bremmer, Den Haag;?. |
1898
184. Boekband voor Henri Borel, Het Jongetje (P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam), 8o, ± 1898. Op licht-geel linnen de titelletters in goud. Puntige, getande Jugendstil-lijnen op voor-, rug- en achterzijde in groen.
21,5 × 15,5; s.r.o. J.T.P.
Herk.: |
Kunsth. G.J. Nieuwenhuizen Segaar, Den Haag. |
| |
| |
1898
184a. Ontwerp voor de Boekband voor Henri Borel, Het Jongetje (P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam), 8o. Ornament van ijle, stengelachtige lijnen in paars en geel. Bovenaan: potl.notities, ‘rug ± 2 cM dik’; onderaan: ‘perkament geel en paarsch. Rechter helft omslag’.
T., pen, geel en paars op papier; 33,3 × 37,4; s.r.o. J.T.P.; dat.: ± 1898.
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 568). |
185. Boekband voor Henri Borel, Wijsheid en schoonheid uit China (P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam, 2e druk, 1898), 8o.
In boven- en benedenrand: Chinees ornament van wolkachtige lijnen in rood, op geel fond. In midden: boven gulden titelletters, Chinese kop, en face, in rood.
19 × 13; dat.: ± 1898.
Litt.: |
cf. advertentie in De Kroniek, 12 Juni 1898, p. 192. |
186. Propaganda-prent voor de Vereeniging voor Vrouwen kiesrecht. Vrouw gebogen onder juk, waaraan plakkaat met tekst van wetsartikelen; aan zware touwen langs haar schouders hangt groot blok met wetboek, waaraan zij is gekluisterd. Ag. r.: gevuld met grillig lijnornament. Voorst. is parodie op de onderhorigheid van de vrouw aan de man, ter l. zijde geïll. met tekst uit de wetsartikelen.
Litho (groene); 26,5 × 15,3; s.r.o. T.P.; dat.: 1898.
Litt.: |
cf. De Kroniek, 24 Juli 1898, p. 243. |
Herk.: |
Gem.Archief, Den Haag. |
186a. Ontwerp voor de Propaganda-schildering voor de Tentoonstelling voor Vrouwenkiesrecht, 1898. In midden naakte vrouw aan kruishout gebonden, waar op de drie uiteinden wetsartikelen staan. Aan touwen, waarmee vrouw is gekluisterd, hangen paaltjes met nummers van wetsartikelen, in vorm van grafzerken. Onderzijde van kruis gaat over in boomstronk, waarvan de wortels een opschrift omsluiten, bij wijze van ironie: Genesis III, 16 ‘Et sub viri potestate eris et ipse dominabitur tui’: Corinth. I, XIV, 34. ‘Mulieres in ecclesiis taceant; non enim permittitur eis loqui. Turpe est enim mulieri loqui in ecclesia’. (De man heeft over de vrouw te heersen; het past de vrouw, in de kerk te zwijgen). B. tussen drie mannenkoppen met hoge hoeden: uilen met wetsartikelen. Beneden: als steunpilaren der maatschappij: bolwangige
| |
| |
1902
vorst met kroon en scepter; ter weerszijden en profil: bisschop (vertegenwoordiger van kerk) en magnaat (type van kapitalist). Op ag. figuurtjes aan galgen.
T., potl. op papier; 57,3 × 35; dat.: 1898.
Bijz.: |
naakte vrouw aan kruis is een thema, dat Th. Pr. ws. van Rops heeft gezien; zie Félicien Rops, La Tentation de St. Antoine (afb. p. 597, R. Muther, Geschichte der Malerei im 19. Jahrhundert, III (München, 1894). |
Tent.: |
Die Haghe, 1902, no 19. |
Herk.: |
Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 568). |
187. Muurschildering (sgraffito) voor het huis van Dr. Leuring, Wagenaarweg 30, Scheveningen.
Schildering in uitgediepte ondergrond; kleuren: zwart, rood, blauw, geel, groen en grijs; 400 × 800; dat.: 1901-1902.
Bijz.: |
voorst. is geïnspireerd op een motief uit het ‘Pancatantra’, vertelling XIX: ‘Als een vruchtlooze heeft degeen geleefd, die niet over de aarde rondgezworven heeft’, cf. Zilcken, in EGM, 1902, deel XXIV, p. 154. |
Litt.: |
Zilcken, in EGM, 1902, deel XXIV, afb. p. 154, 155; Dekorative Kunst, 1905, VIII, 5 Febr. p. 177-180, afb. p. 181-187; Plasschaert, Muurschilderingen (De toegepaste kunsten in Nederland, Rotterdam, 1926), afb. p. 32-33; afb. in Max Creutz, Johan Thorn Prikker (München-Gladbach, 1925); H.F. Lenning, The Art Nouveau (Den Haag, 1951), afb. p. 43. (foutieve dat.). |
Tent.: |
Kölnischer Kunstverein, Keulen 1920, no 36. |
1903
188. Affiche voor de Holländische Kunstausstellung. Krefeld. 1903. Aankondiging van tent. in Duitse tekst: ‘Holländische Kunstausstellung in Krefeld. Vom 20 Mai bis 2 August im Kaiser Wilhelm Museum’. Boven- en benedenstrook en gedeelte van midden met ornament gevuld: gestileerde sinaasappels met groene blaadjes en een enkele gele bloesem, zwart gecontoureerd.
Kleurenlitho (oranje, geel, groen en zwart), op wit papier; 85 × 121; s.r.o. J. Thorn Prikker.
Litt.: |
C. Veth, in MBK, 1950, p. 248, afb. p. 252. |
Tent.: |
Kölnischer Kunstverein, Keulen 1920, no 42. |
Herk.: |
Gem.Museum, Den Haag. |
|
|