Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst
(1955)–Bettina Polak– Auteursrechtelijk beschermdDe symbolistische beweging 1890-1900
De arbeid.Evenals het anarchisme heeft de arbeid als symbolistisch thema zijn zinnebeeldige functie te danken aan een nieuwe werkelijkheid in het leven der 19e eeuw. De nieuwe maatschappelijke figuur van de arbeider, sedert het midden der 18e eeuw door het industrialisatie-proces ontstaan, neemt reeds in de kunst van de eerste helft der vorige eeuw een merkwaardige plaats in. Hij wordt op realistische en romantisch-sentimentele wijze uitgebeeld als de zwoegende werkman, wiens gespierde vuist de moker dreunend op het aambeeld doet neerkomen, het gelaat verhit door het oplaaiende vuur, of als de stoere graver die in het zweet zijns aanschijns zijn brood verdient, terwijl fraai geklede vrouwen voorbijgaan, wier leven met onnutte besognes gevuld is. Zo | |
[pagina 84]
| |
komt de arbeider nog omstreeks het midden der 19e eeuw voor op de schilderijen der Prae-Rafaëlieten William Bell Scott en Ford Madox Brown.Ga naar voetnoot1 Aan het einde der eeuw, toen de socialistische ideeën overal veld wonnen, werd de arbeider steeds meer gezien in een schrijnend contrast tot de beter gesitueerden. Hij is dan de loonslaaf, die ondervoed en haveloos onder het juk der kapitalisten wordt afgebeuld. Steinlen en Käthe Kollwitz hebben hun felste en bitterste tekeningen aan hem gewijd. Tenslotte is de arbeider tegen de eeuwwisseling van knecht tot heros van de moderne tijd geworden. Deze triomf van de Arbeid heeft Walter Crane in 1891 gesymboliseerd in een beroemde gravure,Ga naar voetnoot2 die toen in welhaast ieder vooruitstrevend huisgezin hing. Als een allegorische optocht uit de Italiaanse Renaissance, met 19e eeuwse figuranten, zo trekt een blijde stoet achter de gevleugelde gestalte der Vrijheid op. De arbeiders van alle landen hebben zich op de eerste Mei geschaard onder de banieren van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Zij worden begeleid door meisjes die horens des overvloeds dragen en door fluitspelende jongelingen. Twee omkranste stieren trekken een vrolijke schare werklieden, wier handen de met spreukbanden versierde aardbol torsen. In 1894 herhaalt Walter Crane dit socialistisch thema in de ‘Cartoons for the Cause’. Op één hiervan dansen jongens en meisjes om de mei-boom, die hier gevormd wordt door de personificatie van solidariteit en menselijkheid.Ga naar voetnoot3 Terzelfdertijd had Walt Whitman in de ‘Leaves of Grass’ (1891)Ga naar voetnoot4 een heldendicht op de arbeid gemaakt: A song for occupations!
In the labor of engines and trades and the labor of fields I
find the developments,
And find the eternal meanings.Ga naar voetnoot5
In 1906 verscheen bij ons een dergelijk socialistisch gedicht van de hand van Herman Gorter.Ga naar voetnoot6 Had Crane de arbeid gesymboliseerd in een dartele, | |
[pagina 85]
| |
allegorische stoet, Der Kinderen deed het in de strak-rhythmisch gegroepeerde, middeleeuwse personificaties van Des Arbeids Harmonie, een der muurdecoraties van de ‘Tweede Bossche Wand’. Op monumentale wijze heeft tenslotte Roland Holst in 1903 op twee muurschilderingen voor de Nieuwe Beurs te Amsterdam de arbeider - de mijnwerker en fabrieksarbeider - gesteld als ideaal van de nieuwe tijd. | |
De zaaier.Hij die bij uitstek, al sinds de parabel van het Evangelie, het begrip ‘arbeid’ symboliseert, is de zaaier. In de gelijkenissen van het Nieuwe Testament komt de goede zaaier voor (Matth. 13: 4-9) en tevens de slechte (Matth. 13: 24-30). De symbolistische schilders hebben, met uitzondering van Félicien Rops, steeds de goede zaaier uitgebeeld. De sinistere, erotische illustratie van Rops, Satan semant l'ivraie,Ga naar voetnoot1toont een broodmagere, gigantische Satan met een grote slappe hoed diep in het sardonisch-grijnzende gelaat gedrukt, die onder een omineuze maannacht wijdbeens boven het slapende Parijs staat, en uit zijn schootsvel vrouwelijke wezentjes - het onkruid der onheilbrengende sensualiteit - over de argeloze stad uitstrooit. Heeft Millet de zaaier als landbouwer realistisch geschilderd naar de werkelijkheid die hij beleefde als realist en romanticus - een voorstelling, die op zijn beurt Thijs Maris inspireerde tot zijn ets naar dit schilderijGa naar voetnoot2 - de latere schilders hebben in hem een profetisch symbool gezien van de mannelijke wilskracht, die zich op een nieuwe, kiemende wereld richt. Een typisch voorbeeld hiervan is De zaaiervan Vincent van Gogh.Ga naar voetnoot3 Hoe zeer ook naar de werkelijkheid geobserveerd, werd hij voor Vincent tot een zinnebeeld van de creatieve daad in dienst der mensheid.Ga naar voetnoot4 In 1893 ontwierp Thorn Prikker een voorstelling Salvia Sylvestris: een | |
[pagina 86]
| |
zaaiende man is in omtreklijn getekend. Toorop maakte twee jaar later een tekening en een litho The Sower. Hier verschijnt op de achtergrond een bejaarde man, om wiens hoofd een nimbus schittert, waarboven drie sterren stralen. Deze zaait het goede zaad. Op de voorgrond symboliseren twee vrouwenfiguren Verlangen en Berusting. Misschien heeft Millais' illustratie The Sower voor ‘The Parables of Our Lord’ (1864) Toorop tot zijn zaaier geïnspireerd.Ga naar voetnoot1
Beschouwen we in het kort de behandelde symbolen, dan komen we tot de conclusie, dat zij het tijdsbeeld van de 19e eeuw weerspiegelen. In de symbolen werd het meest essentiële uitgesproken: de verhouding der seksen, de levensbeschouwing van de mens, zijn gedachten over lotsbestemming en dood, zijn zielewereld en zijn plaats in de maatschappij, die hem met de sociale toestanden in aanraking bracht. Het zich uiten in een meer symbolische taal wil echter allerminst zeggen, dat de kunstenaars van toen - en wel in het bijzonder de schilders - geen oog hadden voor de realiteit. Immers alle genoemde symbolen spruiten direct uit het volle leven voort. Maar verontrust door de problemen, waarvoor ze een oplossing zochten, konden de schilders geen vrede meer hebben met het uitbeelden van een werkelijkheid, zoals deze zich enkel aan hun ogen voordeed. De reproductieve techniek van het impressionisme voldeed niet aan de diepere behoeften tot het belijden van eigen gemoedsleven. Het vertrouwde beeld, dat slechts de weergave ener drie-dimensionale ruimte bedoelde te zijn met al haar verrassende lichtwerkingen en schakeringen, moest wel wijken voor het vlak-decoratieve teken, dat met geheel andere, magische krachten geladen, wilde getuigen van wat de kunstenaar in het diepst van zijn persoonlijkheid bewoog. Deze onontkoombare wending naar de uitbeelding van het onafbeeldbare voltrok zich ook onder de Nederlandse schilders, op wie onze aandacht in hoofdzaak gericht is. |
|