Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst
(1955)–Bettina Polak– Auteursrechtelijk beschermdDe symbolistische beweging 1890-1900
[pagina 74]
| |
De zielewereld.De vorige bladzijden behandelden de symbolen die betrekking hebben op de buitenwereld van de kunstenaar, namelijk op die verschijningsvormen en verschijnselen, waarvan de Vrouw en het Lot de voornaamste blijken. Nu komen de themata ter sprake, welke gelden als de zinnebeelden van het innerlijkeleven der symbolisten. Deze behoefte tot belijden van hetgeen zich in zijn zielewereld afspeelt is, zoals wij reeds eerder vermeldden, een der essentieelste kenmerken van de symbolistische beweging. Hoe vele malen en met welk een intensiteit wordt in sonnet en proza-verhaal de ‘ziel’ genoemd! | |
De smart.Geen enkele emotie der ziel werd tegen het einde der vorige eeuw zo hevig ervaren als de smart. Schopenhauer, die voor het symbolisme een profetische betekenis gekregen had, sprak reeds uit wat na hem velen zouden gevoelen en bevestigen: ‘Wir fühlen den Schmerz, aber nicht die Schmerzlosigkeit; wir fühlen die Sorge, aber nicht die Sorglosigkeit, die Furcht, aber nicht die Sicherheit’.Ga naar voetnoot1 Zolang het ons goed gaat en we gelukkig zijn, bemerken we het nauwelijks. Maar zodra we verdriet en gebrek hebben, dan pas zien we, wat we verloren hebben: ‘Denn nur Schmerz und Mangel können positiv empfunden werden und kündigen daher sich selbst an; das Wohlsein hingegen ist bloss negativ’.Ga naar voetnoot2 De smart loutert de mens. Zo is zij volgens Baudelaire de goddelijke remedie tegen de onreinheid der stervelingen.Ga naar voetnoot3 Ook de schrijver van ‘Les grands Initiés’, Edouard Schuré, beschouwt elk lijden als heilig, daar smart de louterkroes van de ziel is en alle genieën met smart moesten betalen voor wat zij waren en werden.Ga naar voetnoot4 August Vermeylen zegt in zijn wijsgerig essay over ‘De Kunst in de Vrije Gemeenschap’ (1894): ‘Veel dingen in ons moeten verbrand door het lijden, als wij onzen verzuiverden wil weer hooger willen oprichten’.Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 75]
| |
Alle dingen gaan snel voorbij, behalve leed. In Swinburne's gedicht vliegt Sorrow voor eeuwig over de aarde, terwijl de mensenharten die zij aan haar ketenen heeft gebonden, vergeefs pogen de schakels te verbreken: Hearts that strain at her chain would sever
The link where yesterday frets to-morrow:
All things pass in the world, but never
Sorrow.Ga naar voetnoot1
In de bittere dagen van zijn gevangenschap schreef Oscar Wilde de uit eigen leed geboren gedachten over de smart, verwant aan Schopenhauer's uitspraak en aan Swinburne's versregels: ‘There are times when sorrow seems to me to be the only truth. For the secret of life is suffering. It is what is hidden behind everything’.Ga naar voetnoot2 Geen realiteit is zo onontkoombaar als die van het verdriet. In het drama ‘Aglavaine et Sélysette’ (1896) laat Maeterlinck de oude grootmoeder tot de bedroefde Sélysette zeggen: ‘Mais quand on ne peut plus s'empêcher de pleurer il faut croire à la vérité de ses larmes... car, vois-tu Sélysette, c'est souvent le destin qui parle par nos larmes et c'est du fond de l'avenir qu'elles montent dans nos yeux’.Ga naar voetnoot3 Hoe hebben niet de Franse symbolisten hun smartgevoelens uitgeschreeuwd in hun sonnetten. Jules Laforgue in ‘Le Sanglot de la Terre’ (1878),Ga naar voetnoot4 na hem Louis Denise in ‘Prière’ (1891), opgedragen aan Albert Samain: Seigneur! conservez-moi mon chagrin vénérable!Ga naar voetnoot5
Op zijn beurt schreef Samain voor Denise ‘Douleur’ (1892): Douleur, quel sombre instinct dans tes bras nous ramène?
Pourquoi frémissons-nous cette âpre volupté,
En entendant du fond des violons monter
Le vieil écho profond de la misère humaine?Ga naar voetnoot6
Dan doemt voor het Verdriet de ‘Tristesse’ op in haar grauwe kleed. In Nederland klonk omstreeks dezelfde tijd Van Eeden's ‘Ellen, een lied van | |
[pagina 76]
| |
de smart’. In deze zielezangen wordt de smart vergeleken met de lijdensplant: Nu wordt mijn leven één schoon, droef Verhaal
van 't wondre bloeien dezer Lijdensplant,
Aan dit zijn alle woorden mijner taal,
Al mijn zielsklanken voor áltijd verpand.Ga naar voetnoot1
Ook bij Frederik van Eeden vinden we de gedachte, dat de mens noodzakelijkerwijze leed moet ondergaan om gesterkt en gelouterd de levensstrijd te kunnen aanvaarden. ‘Gij moet lang schreien, mijn kind, dat gij sterk wordt en gelaten... Want leed zal zijn begin en einde van uwen doortocht, en zoo gij de blijheid niet vinden kunt in leed, zult gij ze niet vinden’, staat in ‘Johannes Viator’.Ga naar voetnoot2 In de schilderkunst der 19e eeuw is de smart gepersonifieerd in de gestalte van een melancholiek voor zich uitstarende vrouw, bijvoorbeeld bij de PraeRafaëlitische schilder Holman Hunt.Ga naar voetnoot3 Walter Crane schiep in 1901, voortbordurend op de allegorische vrouwenfiguren der Prae-Rafaëlieten, een aquarel Sorrow and Spring: in een lusthof zit schril contrasterend met het bloemenstrooiende meisje, dat de lente symboliseert, een in het zwart geklede vrouw, die haar hoofd bedroefd op de handen steunt.Ga naar voetnoot4 Verlatenheid en verdriet zijn door Vincent van Gogh op even ontroerende als navrante wijze weergegeven. In 18S2 had hij een lithografie Sorrow gemaakt: een naakte jonge vrouw, op een steen gezeten, heeft haar hoofd in de ellebogen gelegd, terwijl de kale sprietachtige twijgen aan haar voeten de troosteloosheid van het geheel nog wranger accentueren.Ga naar voetnoot5 ‘En mij dunkt ik zou niet Sorrow of smart kunnen teekenen, als ik niet zelf meegevoelde’, | |
[pagina 77]
| |
schreef Van Gogh aan Theo.Ga naar voetnoot1 Hetzelfde thema herhaalde Vincent in de figuur van een wenende oude man.Ga naar voetnoot2 In Frankrijk hebben Eugène Carrière en Odilon Redon, na Van Gogh, omstreeks 1888 het leed van de vrouw uitgebeeld. Carrière schilderde o.a. Douleur.Ga naar voetnoot3 De trieste aanblik van deze grauwe gestalte met haar ingevallen wangen en geloken ogen wordt geëvenaard door die van Redon's tekening La Souffrance;Ga naar voetnoot4 de grote, zwart omschaduwde ogen van het smalle gezicht achtervolgen de toeschouwer als een obsessie. Verwant aan deze voorstelling is La Mère Eplorée (1890) van de Belg George Minne. Wanhoop, angst en lijden zijn gesymboliseerd in de knokige spookgestalte van een vluchtende moeder met haar kinderen.Ga naar voetnoot5 Veelzeggend door zijn eenvoud is een illustratie in Pan, van Ludwig von Hofmann voor een gedicht ‘De Profundis’: onder wolkenstoeten, die langs een volle maan glijden, zit een wenende vrouw in de omlijsting van donker struikgewas.Ga naar voetnoot6 In Zwitserland had Ferdinand Hodler ontgoocheling en levensmoeheid in mannelijke figuren gesymboliseerd. Die Lebensmüden (1891) en Die Enttäuschten (1892), van welke schilderijen de Zwitserse meester een voorstudie op de tentoonstelling van de Rose f Croix te Parijs in 1892 had ingestuurd, tonen vijf frontaal zittende personen. Gestoken in schamele kledij met gelijkgerichte hoofden, die gebogen neerhangen of zwaar rusten op de handen, vormen ze een monumentaal-rhythrnisch blok van menselijke desolatie.Ga naar voetnoot7 Eigen leed werd door de kunstenaars geconcretiseerd hetzij in het ‘objectieve’ thema smart, hetzij ook, al naar de mate van hevigheid der leedgevoelens, door identificatie met Hem, wiens lijden het menselijke te boven ging. Zo schildert Gauguin, wanneer hij zich eenzaam en ellendig voelt Christus in | |
[pagina 78]
| |
Gethsemane (1889))Ga naar voetnoot1en Près du Golgotha (1896).Ga naar voetnoot2 Op beide werken is Christus uitgebeeld met de gelaatstrekken van Gauguin, in de werkelijkheid die hij beleefde. Op het eerste schilderij zijn het de Bretonse vrouwen, die hem zien in zijn dodelijke eenzaamheid. Op het tweede zijn het inheemse godenbeelden van Tahiti - stille getuigen van een nog beklemmender en aangrijpender verlatenheid. We zullen nog zien hoe onze Tachtigers voortdurend het woord God voor hun eigen heftige aandoeningen gebruiken en hoe een symbolistisch schilder als Thorn Prikker telkens weer de Christus verbeeldt. | |
Stemmingen van melancholie, herfst en schemering.Wordt de met zulk een meedogenloze pijn en snerpende felheid ondergane smart als gevoelservaring in duidelijk-omlijnde, enkelvoudige symbolen uitgedrukt, met melancholische stemmingen in al hun schakeringen is dit niet het geval. Vager, ijler en vluchtiger van aard dan het leedgevoel, worden deze gemoedsgesteldheden niet in één persoon of ding, maar in een samengesteld geheel van verschillende symbolen weergegeven. Dit meervoud van zinnebeelden wekt de bedoelde stemming als het ware weer op. Het meest karakteristieke van het fin-de-siècle is het spleen, mengeling van ‘Weltschmerz’, melancholie en verveling. Ook herfststemmingen, waarin weemoedige herinneringen en stervenswee zich in de vage nevels van het onbepaalde oplossen, komen dikwijls voor.Ga naar voetnoot3 Een voorbeeld van spleen zien we in het gelijknamige gedicht van Baudelaire: Rien n'égale en longueur les boiteuses journées,
Quand sous les lourds flocons des neigeuses années,
L'ennui, fruit de la morne incuriosité,
Prend les proportions de l'immortalité.Ga naar voetnoot4
Een trieste stemming van verveling bij een druilerige regendag weet Verlaine op te roepen: | |
[pagina 79]
| |
Il pleure dans mon coeur
Comme il pleut sur la ville,
Quelle est cette langueur
Qui pénètre mon coeur?Ga naar voetnoot1
Fernand Khnopff gaf het spleen weer in een schilderij I lock my door upon myself:Ga naar voetnoot2 een jonge vrouw zit in de eenzaamheid van haar kamer, achter een tafel in sombere gepeinzen, terwijl de sfeer van treurige mijmering mede gesymboliseerd wordt door drie lelies, vóór haar, en door de klassieke kop van Hypnos op de achtergrond. Uit de onsterfelijke versregels waarin Verlaine van de lange snikken der violen spreekt, klinkt weemoed bij de naderende herfst (zie p. 65).Ga naar voetnoot3 Is het grimmige wanhoop of slechts een melancholiek spel met woorden, dat spreekt uit Verhaeren's herfstzang ‘Infiniment’ (1887): Les chiens du désespoir, les chiens du vent d'automne
Mordent de leurs abois les échos noirs des soirs,
Et l'ombre, immensément, dans le vide, tâtonne
Vers la lune, mirée au clair des abreuvoirs.Ga naar voetnoot4
Bij Frederik van Eeden wekt het woud, met zijn matte herfsttinten bij ondergaande zon, een wat trieste maar ongevaarlijke stemming van schemeravond: Hier moet ik peinzend gaan en stil -
Het gele loof hangt roerloos aan de twijgen,
Ik voel den loomen schemer stijgen -
En stijgen, stil. -Ga naar voetnoot5
Ook de schilders richten zich dan op de uitbeelding van de vallende avond, zoals dat ook vroeger gebeurde, maar meer nog was het hun te doen om de weergave van de stemmingder schemering. Een treffend voorbeeld vinden we in Dämmerungvan H. Vogeler uit Worpswede: in de lome duisternis | |
[pagina 80]
| |
van de komende nacht staat een donkere gestalte weemoedig bij een brug geleund.Ga naar voetnoot1 |
|