Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst
(1955)–Bettina Polak– Auteursrechtelijk beschermdDe symbolistische beweging 1890-1900
Het noodlot.Er is geen eeuw geweest waarin dusdanig ingrijpende veranderingen op sociaal, economisch en natuurkundig gebied plaatsgrepen als juist in de 19e eeuw. Niet slechts de techniek nam geleidelijk aan een grote vlucht, maar ook waar het de medische wetenschappen en wel in het bijzonder de erfelijkheidsleer betrof, werden verrassende ontdekkingen gedaan. Het scheen of de mens nu naar lichaam en geest volkomen ‘gedetermineerd’ was, enerzijds door omstandigheden van buiten, door klimaat, milieu en opvoeding, anderzijds door de wetten der herediteit. Deze idee, dat de mens, en met hem zijn lot, door omstandigheden en erfelijkheid bepaald is, heeft in sterke mate de 19e eeuwse gevoeligheid voor de onontkoombaarheid van het in eigen persoonlijkheid en eigen milieu gegevene veroorzaakt. Wie zich bij rampspoeden niet meer geleid en gesteund voelde door een almachtige God, wie geen uitweg meer zag, wanneer hij het levensraadsel niet kon oplossen, was in de macht van de Sphinx - erger nog, in de macht van het Noodlot geraakt. Want onvermijdelijk verbonden aan de idee Sphinx werd tegen het einde der vorige eeuw het thema Noodlot. Het was in wezen de onontkoombare Anangkè van de Griekse Oudheid - de onverbiddelijke kracht, machtiger dan welke godheid ook - die de mensheid met ijzeren vuist verplettert. Waar het Noodlot heeft toegeslagen, komen schoonheid en liefde nooit meer terug. Zo had in 1845 Edgar Allan Poe de noodlotsgedachte bezongen in zijn beroemde gedicht ‘The Raven’. De jongeman die treurt over de dood van zijn geliefde, hoort uit de bek van de zwarte raaf, die is neergestreken op het bleek-marmeren borstbeeld van Pallas Athene, het onherroepelijke ‘nevermore’: And the Raven, never flitting, still is sitting, still is
sitting
On the pallid bust of Pallas just above my chamber door;
| |
[pagina 69]
| |
And his eyes have all the seeming of a demon's that
is dreaming,
And the lamp-light o'er him streaming throws his
shadow on the floor;
And my soul from out that shadow that lies floating
on the floor
Shall be lifted - nevermore.Ga naar voetnoot1
Het ‘nevermore’ van Poe's ‘Raven’ werd het voorbeeld voor de poëzie der Franse symbolisten (Mallarmé en Verlaine) en klonk tenslotte na in de symbolistische dichtkunst van geheel Europa. Een ander voorbeeld van de Noodlots-gedachte vinden we bij een schilderij van Walter Crane The Roll of Fate,Ga naar voetnoot2 in 1882 gemaakt naar twee kwatrijnen uit de ‘Rubáiyát’ van Omar Khayyám: Would but some wingéd Angel ere too late
Arrest the yet unfolded Roll of Fate,
And make the stern Recorder otherwise
Enregister, or quite obliterate!
Ah, Love! could you and I with Him conspire
To grasp this sorry Scheme of Things entire,
Would not we shatter it to bits - and then
Re-mould it nearer to the Heart's Desire!Ga naar voetnoot3
De voorstelling toont een door de zee omspoelde Griekse tempel, waarin de Tijd als grijsaard troont. Hij houdt een rol in de hand en is bezig hierop het lot der mensheid te registreren. Een gevleugelde jongeling, Amor, is bij de Tijd neergeknield en poogt hem de penneveer te ontrukken. Nog geen tien jaar later schreef Couperus ‘Eline Vere’ (in 1889). Hier wordt op uiterst suggestieve en boeiende wijze de fatale, erfelijke aanleg van de vrouwelijke hoofdpersoon psychologisch toegelicht. Na deze roman, die zijn roem vestigde, volgde in 1890 ‘Noodlot’. In dit verhaal is het kwade lot geïncarneerd in de reeds genoemde intrigant Bertie. In zijn pogingen om het huwelijk van zijn vriend tegen te houden, geraakt hij zo zeer verstrikt in zijn eigen listen en lagen, dat hij niet meer weet wie de instigator van het kwaad is, hij zelf of het Noodlot. | |
[pagina 70]
| |
In 1897 vergelijkt Couperus in ‘Metamorfoze’ het Noodlot met een schaakspel. Doch boven het Lot straalt de ster van de alles overheersende liefde.Ga naar voetnoot1Een gedachte welke weer ten nauwste verwant is aan die van Ernest Hello. Ook deze zag als enige oplossing van het levensraadsel (in dit geval van het levenslot) de liefde.Ga naar voetnoot2 We zullen nog zien welk een belangrijke rol het Noodlot in de werken van de overige Tachtigers en van hun vrienden, de schilders, speelde. De Griekse Anangkè keert terug in Van Eeden's drama ‘De Broeders’ (1894); Satan spreekt tot Eudoxia: Zoo wreed zijn al uw vragen voor uw God.
Er is geen dóórtocht. Streeft gij nóg zoo recht,
gij stuit op kwaad. Waar kracht faalt, volgt verderf.
Wees zeker dat nog scherper jagen kan
't noodlot dat nooit consideratie kende.Ga naar voetnoot3
Het is begrijpelijk, dat er omstreeks 1890 ook een hernieuwde belangstelling ontstaat voor de Prometheus-figuur. De held uit het treurspel van Aeschylus, in wie reeds in de prae-romantiek de opstandige mens zich gaarne had geprojecteerd (vgl. Goethe's ‘Prometheus’) en die in Engeland door Shelley's gedicht ‘Prometheus Unbound’ weer bekend geworden was, werd in onze periode de drager van de opstandige, maar machteloze gevoelsen van hen die zich, evenals Prometheus, door het Noodlot als aan een rots geketend voelden. Zo ziet men in de Nederlandse en Engelse literatuur vertalingen van Aeschylus verschijnen en wordt Shelley vooral in de kring der Tachtigers opnieuw met aandacht gelezen. In de beeldende kunsten is Prometheus op schrijnende, maar niet minder imposante wijze door Max KlingerGa naar voetnoot4 en Roland HolstGa naar voetnoot5 weergegeven. Wellicht zijn ook voorstellingen, waarop het Noodlot gesymboliseerd is door een vuist die loodzwaar drukt op een geketende figuur, nog reminiscenties aan de geboeide Prometheus. Zo is het Lot in 1893 en 1894 gekarakteriseerd door George Morren in een vignet voor ‘Van Nu en Straks’,Ga naar voetnoot6 en door Toorop in de tekening Dalende Geloven (cat. 66). |
|